donderdag 19 april 2012


Regionale Woonvisie 2


Wethouder van Zeeland reageerde nauwelijks inhoudelijk op onze inbreng. Hij wist er kennelijk geen raad mee, vastgebakken als hij zat in de gemeentelijke reactie op een tweetal punten die meer betrekking hadden op het regionale bouwprogramma en nauwelijks op de regionale woonvisie zelf. Eigenlijk volstond hij met de opmerking dat de gemeentelijke  woonvisie in de pas loopt met de regionale. IK denk dat dit maar gedeeltelijk waar is en dat de insteek van de gemeentelijke woonvisie een totaal andere is, n.l. zoveel mogelijk bouwen.

In mijn tweede instantie heb ik nogmaals het belang van een duidelijke zienswijze van de raad onderstreept. Ik heb daarvoor aan gesloten bij de drie vragen die het SRE aan de gemeenten heeft voorgelegd. Het SRE vroeg:
1         Stemt u er mee in dat de drie genoemde uitdagingen – bovenop het lokale woonbeleid – regionaal worden aangepakt?
2         Stemt u in met de uitgangspunten die per uitdaging zijn geformuleerd?
3         Heeft u suggesties voor concrete acties die kunnen worden opgenomen in het nog op te stellen actieprogramma?

Hier had m.i. zou de discussie over moeten gaan. Deze discussie kwam er echter niet.
Wat de drie vragen van het SRE betreft vinden wij de keuze voor de eerste uitdaging die het SRE benoemt, niet direct voor de hand liggend en eigenlijk ook niet urgent genoeg voor een regionale aanpak. Oog voor kenniswerkers en lage lonen-arbeidsmigranten moet er natuurlijk zijn, maar om dit tot een van de drie uitdagingen te benoemen, gaat ons wat ver. De problematiek is bekend en kan lokaal opgelost worden, als de wil daartoe aanwezig is. Een regionale bezinning hierop heeft bovenop wat nu al gebeurd is, weinig meerwaarde. De kaders en lijnen zijn duidelijk. Het komt nu op uitvoering aan. En dat lijkt ons meer iets lokaals dan regionaals.

Als ik kijk naar de drie thema’s die in het Rijkswoonbeleid benoemd zijn, denk ik dat voor de regio het door het Rijk als tweede benoemde thema – -het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op huur- en koopmarkt -veel urgenter is en daarom eerder dan de problematiek van de kenniswerkers en arbeidsmigranten voor een regionale aanpak in aanmerking komt. Hier lijdt de hele regio onder. Als men zich wil beperken tot drie uitdagingen dan zou het voor ons logischer zijn om dit punt op te nemen.

De tweede vraag  die het SRE ons voorlegt - Stemt u in met de uitgangspunten die per uitdaging zijn geformuleerd? –is de meest lastige. Als er al ergens een clash denkbaar is tussen de 21 regiogemeenten ligt hij op dit onderdeel. De verhouding tussen stad en platteland kent vele aspecten en in SRE-verband , heel belangrijk, ook een financieel verdelingsaspect. Door de omarming van Brainport 2010 in de Regionale agenda is de nadruk in het SRE komen te liggen op de economische ontwikkeling van de regio. Deze zal zich hoofdzakelijk in de steden afspelen. Zie ook de opmerking in de paragraaf over de kenniswerkers, waar gezegd wordt dat het vereiste hoogstedelijke woonmilieu alleen in Eindhoven gevonden kan worden ( blz.18). Het platteland werd in de Regionale Agenda vooral gezien als het speelterrein van de stedeling, waar hij recreĆ«ert en zich herstelt van de heisa van het drukke stadsleven. Er werd wel specifieke aandacht toegezegd voor het platteland, maar inhoudelijk kwam daar in de regionale Agenda nog te weinig van terecht.

Ik denk dat een portefeuillehouder plattelandsontwikkeling hiervan niet erg blij wordt. Wordt de tendens van de Regionale Agenda in de regionale woonvisie doorbroken? Of misschien beter – heeft de woonvisie hierop een adequaat antwoord? Ik denk dat we ons als gemeente in de stadsrandzone juist deze vraag moeten stellen. Ik heb de paragraaf over de verhouding stad –platteland in de woonvisie een aantal malen gelezen. En eerlijk gezegd, ik kan er nog steeds geen chocola van maken. De paragraaf roept meer vragen op dan hij beantwoordt. Er klinkt iets in door van wat ik eigenlijk niet wil horen. Er staan opmerkingen in die mijn haren doen rijzen en mijn tenen doen krommen.

Het richtingkader in dit onderdeel blijft zeer onhelder en onbestemd. Allerlei vragen worden opgeworpen, terwijl de omslag die men wil bereiken niet benoemd wordt. Bij lezing en herlezing concludeer ik dat men het bij het SRE op dit punt nog niet weet.
Met de derde uitdaging – duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande woningvoorraad kunnen wij volledig instemmen.

De derde vraag - Heeft u suggesties voor concrete acties die kunnen worden opgenomen in het nog op te stellen actieprogramma? - is natuurlijk voor ons als amateurs lastig te beantwoorden. Bij nadere overweging zouden punten zouden kunnen zijn:
-         Hervorming van de woningmarkt van aanbodgericht naar vraaggericht.
-         Acties om de doorstroming op de woningmarkt weer op gang te brengen.
-         De plaats van kleine kernen in het SRE-gebied. Kunnen de moderne sociale media hierbij een uitkomst bieden?

Volgens mij zou dit de lijn moeten zijn  in de zienswijze van de gemeente Laarbeek op de Regionale Woonvisie.

Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185