woensdag 29 april 2015



Het CDA buiten het college in Brabant


Langzaam maar zeker komen verschillende reacties los over de verrassende ontwikkelingen rond de formatiebesprekingen in de provincie Brabant. Alles wijst erop dat het CDA buiten het college van gedeputeerde staten komt te staan. In Brabant verloopt het deze keer volkomen anders dan in de meeste andere provincies. Voor het Brabantse CDA is dit echt zuur. Brabant verliezen snijdt er diep in.

In allerlei commentaren wordt de vinger gelegd op waar het bij de onderhandelingen fout zou zijn gegaan. Allerlei redenen worden hiervoor aangevoerd. In nagenoeg alle commentaren wordt gewezen op de Ruit. Bestuurskundige Marcel Boogers noemde de aanwezigheid van Ruud van Heugten in het onderhandelingsteam van het CDA niet verstandig. Van Heugten was te nauw verbonden met De Ruit.

Verschillende commentatoren wijzen er ook op dat het CDA teveel vertrouwd heeft op de VVD. Het CDA heeft steeds de uitbreiding van de oude coalitie van VVD, CDA en SP met D66 afgewezen. Uitbreiding van het college van het college van gedeputeerde staten was voor het CDA onbespreekbaar. De Ruit en het vasthouden aan het smalle college heeft uiteindelijk het CDA opgebroken.

De toonzetting in het ED van woensdagmorgen in het artikel over de collegevorming heeft mij verbaasd. “ Boeren kunnen ook best zonder  CDA” was de kop van dit artikel. Het ED voerde het CDA weer eens op als boerenpartij en als partij de noodzakelijke ontwikkelingen in de agrarische sector tegenhield. Zonder CDA zouden de kansen op verduurzaming van de landbouw toenemen.

Het CDA moet zich door deze tegenvaller niet gek maken. Zij moet de komende periode vooral gebruiken om zich te herbezinnen op de uitgangspunten en de politieke vertaling van deze uitgangspunten in  een  nieuw beleid voor de 21 eeuw.  Van hieruit en vanuit een constructieve oppositie moet er gewerkt worden aan een nieuw elan voor het Brabantse CDA. Met tact en vernuft.


 Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 28 april 2015



Buiten spel


Waar kies je als politieke partij bij onderhandelingen over een nieuw college van gedeputeerde staten voor?  Ga je de onderhandelingen in met een realistische blik gericht op deelname of houd je rigoureus vast aan je eigen opvattingen met de mogelijkheid dat je buiten de boot valt? Allemaal vragen die zich opdringen nu het CDA in Brabant buiten de boot dreigt te vallen.

De oorzaak van alle ellende ligt bij de vermaledijde Ruit die Brabant splijt. Het lijkt erop dat de onderhandelaars van het CDA in Den Bosch zich verkeken hebben op de onverzettelijkheid van de SP op dit moment m.b.t. de Ruit en de plooibaarheid van de VVD. De VVD heeft kennelijk eieren voor haar geld gekozen en een hogere waarde aan de deelname in het college gesteld dan aan haar principes.  Het CDA heeft dit niet gedaan  en betaalt hiervoor nu de prijs. De appel is zuur voor het CDA dat zich op een slinkse wijze buiten spel voelt gezet.

Of heeft de onderhandelingsdelegatie niet goed opgelet en teveel vertrouwen gehad in de VVD? Vreemd blijft dat een zich steeds rechtser opstellende VVD nu in Brabant kiest voor een liberale sociale coalitie met SP en D66. Dit is een beeld dat niet goed past in het landelijke profiel.

 Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 27 april 2015



Er zit leven in het verenigingsleven


“ Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft toch gelijk ”. Deze zin schoot mij vanmorgen door mijn gedachten in het Buurthuis in Mariahout. Hier kwamen op uitnodiging van de gemeente Laarbeek de Laarbeekse gedecoreerden bijeen  ter gelegenheid van Koningsdag. Ruim 150 Laarbeekers hadden aan de uitnodiging gevolg gegeven en gaven acte de preseance in een overvol Buurthuis.

De bijeenkomst was perfect georganiseerd en samen met het Mariahoutse Oranjecomité was er een aantrekkelijk programma. Alle lof voor de organisatie en de uitvoering.  Wnd burgemeester Ronnes hield een toespraak, waarin hij de geschiedenis van  Koningsdag ( prinsesjesdag , Koninginnedag ) schetste en hij er op wees dat alle gedecoreerden op de een op andere manier bijgedragen aan het maatschappelijke leven. Deze opmerking deed mij denken  aan een klein artikel in het ED van maandag. Hierin citeerde het ED Josje den Ridder van het SCP. Op een bijeenkomst in Zwolle bij de viering van vereniging en vergadering zei Den Ridder dat de sombere geluiden over toenemend individualisme en een afnemende bereidheid om dingen samen te doen niet terecht zijn.

In Nederland zetten mil­joenen mensen zich in voor hun club, vereniging of vakbond. De gedachte is dat minder wordt en dat verenigingen steeds min­der leden hebben. Het SCP heeft een genuanceerder beeld over die ontwikkeling, al­leen al omdat Nederland in inter­nationaal opzicht het ‘heel goed’ doet als het gaat om de organisa­tiegraad van mensen.

„Sinds 1980 zijn er meer mensen lid geworden van een grote orga­nisatie. Het aantal vrijwilligers schommelt, maar dat is niet sensa­tioneel. Kortom, die somberheid over onze aandacht voor en be­trokkenheid bij het maatschappe­lijk middenveld is onterecht”, zegt Den Ridder. Als het al minder gaat, is dat het geval bij verzuilde organisaties zo­als kerken, politieke organisaties, vakbonden en vrouwenbonden. Daar staat volgens Den Ridder te­genover dat consumentenorgani­saties het goed doen. „Dat was in 1980 wel anders. Er is dus iets an­ders voor in de plaats gekomen.”

Die verschuivingen zijn ook zicht­baar bij de goededoelenorganisa­ties. Van de leprastichting zijn steeds minder mensen donateur. Daar staat tegenover dat bijvoor­beeld Stichting KiKa het goed doet. Gymnastiekverenigingen tellen, in vergelijking met enkele decen­nia terug, minder leden, maar het ledenaantal bij golfverenigingen groeit juist. 


Zo’n berichtje geeft de burger die voornamelijk negatieve berichten hoort over de afnemende bereidheid voor vrijwilligerswerk. We moeten deze vrijwilligers inderdaad koesteren.

 Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl
of bel 0653627185

zondag 26 april 2015



Bestuurscultuur,integriteit en verder.

  
Integriteit is een hot item. Niet alleen in Laarbeek, maar overal in gemeenteland.  Alleen deze week al schreef het ED in een groot artikel over belangenverstrengeling in Helmond en kwam in Binnenlands Bestuur  oud-burgemeester van Zuijlen van Menterwolde aan het woord. Hij pleitte voor wettelijke instrumenten voor burgemeesters om hun zorgplicht voor integriteit handen en voeten te geven. Iedere gemeente moet een integriteitscode  hebben, maar iedereen kan die code ongestraft schenden. Een raadslid kan alleen uit de gemeenteraad worden gezet als hij artikel 15 van de Gemeentewet overtreedt. “ Zeg maar handelen met de gemeente. Voor de rest is het vrij spel en staan gemeenteraad en burgemeester als het erop aankomt machteloos ”, aldus deze oud-burgemeester. De wetgever moet de burgemeester de instrumenten geven. Vandaar zijn hartenkreet: er wordt iets van de burgemeester verwacht, maar hij kan niet leveren. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de burgemeester zelf op het punt van integriteit van onbesproken gedrag is.

Integer handelen is een risicovolle valkuil die in veel gemeenten tot problemen leidt. Het beeld dat het ED over Helmond schetst is zowel illustratief als verbijsterend. Hier zijn het vooral nevenfuncties die op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling oproepen. Het vertrouwen van de burger in de politiek is al redelijk laag. Dit soort praktijken draagt niet bij tot het vergroten van dit vertrouwen. Elk raadslid zou elke schijn van belangenverstrengeling moeten vermijden. Integere raadsleden met een dubbele pet bemoeien zich in de raad en commissies niet met deze onderwerpen waarbij zij persoonlijk door hun nevenfunctie betrokken zijn. “ En dan niet alleen bij discussies en stemmingen in de raadszaal maar ook in de achterkamertjes ” zegt heel terecht Gert-Jan Leenknegt van de Universiteit van Tilburg in het ED van 23 april j.l.

In Laarbeek hebben dit soort kwesties ook gespeeld. Er waren in het verleden enige discussies over schijnbare belangenverstrengeling en er werd geritseld.  In dit verband heb ik nog steeds een nare smaak in mijn mond over de wijze waarop omgegaan werd met de scouting Lieshout en bij de bouw van een overdekte  jeu de boulesbaan in Mariahout. In beide gevallen zette de raad haar eigen regels overboord en volgde zij gedwee de lijn die PNL en haar beide wethouders hadden uitgezet. De raad was niet in staat haar rug recht te houden. Overigens kreeg de raad in dezen ook in het geheel geen steun van de burgemeester.

De raad heeft deze week na afloop van de reguliere raadsvergadering haar tweede sessie gehad over de vermaledijde Laarbeekse bestuurscultuur. De raad kan narcistisch rond de hete brei blijven ronddraaien. Of dit tot een daadwerkelijke aanpak en dito verbeteringen gaat leiden, is maar zeer de vraag. Het probleem moet bij de kern worden aangepakt. Voor mij is het duidelijk dat het zuiveringsproces moet beginnen bij het college. Collegeleden moeten elkaar aanspreken op echte of vermeende fouten en zo hun gedeelde verantwoordelijkheid tot uiting brengen. In het college  moeten transparantie en openheid naar zowel naar binnen als naar buiten voorop staan. Het college moet dit vastleggen in procedures en er de hand aanhouden. En de raad, hoor ik U vragen? De raad moet het college handreikingen bieden en de gemaakte afspraken controleren en op gezette tijden evalueren. En ze moet natuurlijk zorgen voor heldere procedures in raads- en commissievergaderingen.

Met dit alleen zal de raad het vertrouwen van de burgers niet terugwinnen. Hier is meer voor nodig. Laarbeek is geen van de buitenwereld afgesloten wereld. We staan niet op onszelf; we zijn een integraal onderdeel van een mondiale samenleving,waar globalisering,europeanisering en financialisering invloed op uitoefenen. De nationale televisie heeft bijna uitsluitend aandacht voor wat er in Den Haag gebeurt. Echter steeds meer beslissingen die ons bestaan beïnvloeden, vallen in Brussel en…. op de gemeentehuizen en niet meer in Den Haag sinds de grote decentralisaties van dit jaar. De gemeente is inderdaad de eerste overheid geworden. Een raad die zijn tijd goed verstaat, weet dat in de participatiesamenleving  slimme en actieve burgers elkaar via buurt- en belangennetwerken weten te vinden. Verstandig is de raad die hierop inspeelt en er gebruik van gaat maken. Gemeentepolitiek wordt gemaakt buiten de raadszaal, in de dorpen en wijken,in gemeenschapshuizen en zaaltjes en bij burgers thuis. Een raad die de toekomst verstaat, speelt hierop in, geeft ruimte aan de burgers  en stopt met  het narcistische navelstaren van de laatste tijd. We weten ondertussen allang waar het in Laarbeek aan schort.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 22 april 2015



De Eerste Kamer en de benoeming van burgemeesters.


De wijze van benoeming van burgemeesters is weer onderwerp van discussie. Dit keer in de Eerste Kamer. Er ligt een initiatiefvoorstel van D66  om de benoeming van burgemeesters en commissarissen van de Koning uit de grondwet te halen.

Het voorstel dat al door de Tweede Kamer aanvaard is, leverde afgelopen dinsdag veel vragen en weerstand. Volgens de initiatiefnemer, Gerard Schouw, van D66  is het voorstel in de Eerste Kamer nog lang geen gelopen race. Schouw zelf heeft goede hoop dat het voorstel door de Eerste Kamer komt.

Het voorstel van D66 regelt niet hoe de aanstelling van deze bestuurders eruit moet gaan zien. Daarover moet een ander voorstel komen. Als de benoeming alvast uit de Grondwet is gehaald, maakt dat volgens Schouw de weg vrij om een grondige discussie te voeren over de positie en benoemingen van de burgemeester. In een  notitie heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken zonder zelf een keuze te maken hiervoor al de contouren aangegeven.

Veel partijen in de Eerste Kamer hebben bezwaar tegen deze volgorde die D66 voorstelt. Onder meer VVD en CDA vinden dat er eerst duidelijkheid moet komen over een nieuwe procedure. De PvdA vindt het niet dringend nodig om het huidige systeem te veranderen. Volgens minister Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken) is er geen beletsel om de benoeming uit de Grondwet te halen en onder de gewone wet te laten vallen.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 21 april 2015



Herindeling


Er zijn in de loop van de jaren verschillende onderzoeken gedaan naar de effecten van gemeentelijke herindelingen. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn heel verschillend, al naar gelang de insteek van het onderzoek.

Uit een onderzoek van Bas Denters  van de universiteit Twente presenteerde op het symposium Lokale autonomie onder druk? van kennisnetwerk Lokaal 13 afgelopen vrijdag een aantal conclusies uit een grootschalig onderzoek naar de effecten van schaalvergroting op het openbaar bestuur. In het onderzoek werden vergelijkingen gemaakt tussen Denemarken, Nederland, Noorwegen en Zwitserland.

 Vanuit Europees perspectief is het Nederlandse lokale bestuur redelijk grootschalig. Europese gemeenten hebben gemiddeld inwonersaantal van 5000, aanzienlijk minder dus dan in de Nederlandse gemeenten. Over de ideale omvang van een gemeente bestaan grote verschillen van mening. Vaak is natte vingerwerk. Denk mar aan de losse flodder van minister Pasterk aan het begin van de regeerperiode van dit kabinet. Pepijn van Houwelingen van het SCP kiest voor een omvang van 10.000 inwoner. Daarboven zou de lokale politieke participatie afnemen.

Interessant is dat Denters een aantal mogelijkheden aan draagt om het zgn democratische gat te dichten. Hierbij kijkt hij vooral naar Zwitserland, waar een aantal oplossingen gevonden zijn. Letterlijk zegt hij:

“ Zwitserse gemeenten werken veel samen, zonder dat raden de grip op de besluitvorming verliezen. Gemeenteraden controleren veel meer dan in Nederland het geval is, wat er in gemeenschappelijke regelingen wordt bedacht en besloten. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in Zwitserland moeten actief en passief verantwoording aan burgers afleggen. Daarnaast worden regelmatig referenda gehouden en volksinitiatieven ingediend. De huidige Nederlandse wetgeving heeft beperkingen, maar zijn binnen de bestaande wettelijke kaders oplossingen denkbaar.”

Een regio zou bijvoorbeeld een toekomstvisie door maatschappelijke partners kunnen laten opstellen, opperde Denters. Die visie kan worden voorgelegd aan de inwoners van gemeenten in een gemeenschappelijke regeling. Die vastgestelde visie wordt door de deelnemende gemeenten als kader voor een bepaalde bestuursperiode gebruikt.

Gemeenschappelijke regelingen kunnen ook niet-bindende referenda houden, voegde een medewerker van het ministerie van Binnenlandse Zaken daar aan toe. Ook hij stelde dat er binnen de kaders van de Grondwet en Gemeentewet mogelijkheden zijn om het bekritiseerde gebrek aan democratische legitimatie enigszins te dichten.

Of het allemaal zo gemakkelijk is, betwijfel ik.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 20 april 2015



Op het verkeerde been


Als ik de berichtgeving lees over de insteek die de raad gekozen heeft om de bestuurscultuur van Laarbeek te verbeteren , bekruipt mij het beangstigende gevoel dat de Laarbeekse raad zich op het verkeerde been heeft laten zetten.

Laat ik proberen om aan te geven wat ik hiermee bedoel.  De raad lijkt bestuurscultuur te verengen tot omgangscultuur. Dit is een miskenning en een onderschatting van de problematiek, die de commissaris van de koning aan de orde heeft gesteld in antwoord op de woorden van burgemeester Ubachs in de raadsvergadering van oktober 2014. Ubachs sprak toen over een intimiderende  en onveilige situatie. Hij voelde zich geïntimideerd, niet door de raad, maar vanuit het college.

Wim van de Donk eiste van de raad dat zij orde op zaken zou stellen, benoemde een waarnemend burgemeester in Laarbeek en stelde de openstelling van de burgemeesters vacature Laarbeek uit. De raad van Laarbeek ging vervolgens aan de slag. Er werd een adviseur van buiten aangetrokken en besloten werd in bijeenkomsten na afloop van de reguliere raadsvergadering de problematiek bespreekbaar te maken. De eerste bijeenkomst heeft ondertussen plaatsgevonden. Deze week volgt de volgende.

In deze bijeenkomsten praat de raad vooral over haar eigen functioneren. Zij doet dat echter niet in eigen kring zoals je zou verwachten , maar in aanwezigheid van het college. Het college houdt zich niet op de achtergrond, maar discussieert ijverig mee. Dat houdt het gevaar in dat de raad niet in alle vrijheid kan  bepalen hoe zij haar positie ten opzichte van het college wil vorm gegeven. De raad manoeuvreert zich hiermee zelf in de positie van de partij die zelf alle ellende heeft veroorzaakt. Dit laatste is bepaald niet waar.

Natuurlijk, over waarden en normen van de raad en haar handelen in de praktijk is veel te zeggen en op zijn tijd moet er ook ruimte zijn om zich hierop te bezinnen, maar dit is in Laarbeek niet het probleem waar het omdraait. Het is fout gegaan  in en door de vorige colleges. Deze waren niet transparant, hielden zaken onder de pet  en verhinderden dat de raad er grip op kreeg.  Doelbewust werd de raad op afstand gehouden. Daarbij kwam dat de burgemeester langzaam maar zeker zich in een afhankelijke positie manoeuvreerde en niet meer durfde de werkelijke problematiek in de raad aan de orde te stellen. Op dit punt faalde hij. Als de raad al faalde, kwam het omdat zij er geen vinger achter wist te krijgen, zo goed was het blok van het college gesloten. Mogelijk dat PNl wat meer wist vanuit het college zelf.  Als dat al zo was, dan  hebben zij dat in ieder geval niet met de rest van de raad gedeeld.

Vanuit deze analyse zou het logischer zijn dat op de allereerste plaats het college zelf de hand in de eigen boezem zou steken en met voorzorgmaatregelen  zou komen om een herhaling te voorkomen. Dit plan zou door de raad kritisch bekeken moeten worden. Elke andere aanpak leidt maar tot weinig zeggende conventies.

Nu laat de raad zich op het verkeerde been zetten. Niet de raad is de hoofdschuldige, de schuld ligt bij het handelen van het college. Daar zat de fout. Geregeld moet worden dat herhaling voortaan onmogelijk is.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 19 april 2015



Minder overheid, meer samenleving



Geen gebrek aan onderwerpen voor het Weekbericht van deze week. Ik moet zelfs een keuze maken. Natuurlijk is het zeer verleidelijk om deze week te kiezen voor de ontwikkelingen rond de Ruit, de kanteling in de zorg of  de moeizame worsteling van de raad met de integriteitsproblematiek. Ik stel deze onderwerpen nog even uit. Ongetwijfeld  komt er binnenkort een moment dat beter geschikt is. Ik wil deze week aandacht vragen voor de hoogte van gemeentelijke belastingen, die ongetwijfeld binnenkort actueel gaat worden. Hierbij sluit ik aan bij het Weekbericht van vorige week, waarin ik al aandacht besteedde aan de landelijke discussie over de verruiming van het gemeentelijke belastinggebied.

Deze week behandelt de gemeenteraad van Laarbeek de 1e financiële tussenrapportage 2015. Het positieve aan deze rapportage is dat het in de begroting begrote tekort lager uitvalt dan aanvankelijk gedacht is. Op zich is dit niet zo vreemd als men de meevallers in de uitkering van het Gemeentefonds ziet. Er zitten nu eenmaal vreemde effecten in de berekeningen van de uitkeringen uit het Gemeentefonds, die soms rare gevolgen hebben. Hoe vreemd ook, er zijn aanwijzingen dat de daling van de gasproductie in Groningen mogelijk leidt tot hogere utkeringen aan gemeenten.

Het kleinere tekort van dit moment is in ieder geval mooi meegenomen. Bij nog meer meevallers wordt het beeld  er alleen maar positiever op. In dit geval zit de wethouder financiën op rozen en wordt de mogelijkheid voor structurele investeringen  voor de volgende jaren groter. Er is dus enige reden voor optimisme, ook al omdat de economie enigszins aantrekt al wil  ik de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is. Voorzichtigheid blijft ten alle tijden geboden..

De gemeente Laarbeek heeft de laatste jaren financieel geen ruimte gehad voor nieuwe structurele investeringen. De oorspronkelijke opzet was in de begroting hiervoor jaarlijks ongeveer € 40.000 te reserveren. Dit is door allerlei redenen niet mogelijk gebleken .

Gevolg hiervan is dat Laarbeek de laatste jaren nauwelijks heeft kunnen investeren. Hierdoor zijn in het voorzieningenniveau en het onderhoud van de openbare ruimte gaten gevallen. Dit wordt met het jaar schrijnender. Te vaak moeten plannen uitgesteld worden door gebrek aan financiële middelen. Op het gemeentehuis mag men dan wel fraaie plannen ontwikkelen; als er geen middelen zijn, gaan ze in de ijskast en komt er niets van terecht. Het meest recente voorbeeld is het fietspadenplan dat deze week in de raad behandeld wordt. En het fietspadenplan is bij lange na niet enige; er zijn meerdere plannen die bij gebrek aan middelen niet kunnen doorgaan.

Het is daarom logisch dat binnen de gemeente stemmen hoorbaar zijn die pleiten voor een fundamentele verhoging van de OZB-belasting. Niet met een à twee procenten, nee  de gedachten gaan in de richting van een verhoging naar 10%. Grofweg zou dit een structurele verhoging van de jaarlijkse opbrengst van de OZB met  een kleine € 250.000 . voor de gemeente betekenen. Hiermee kunnen structurele investeringen tot ongeveer € 25 milj. gefinancierd kunnen worden. Dit is natuurlijk een wenkend perspectief voor elk ambitieus college.

Maar moeten we deze weg op? Voor mij is dit zeer de vraag. Allereerst zijn daar de meevallers uit het Gemeentefonds die een positieve invloed op de begroting hebben. Niet alleen op de begroting van 2015 maar ook op de meerjarenbegroting. Dit vermindert op zich al de noodzaak  voor bijstellingen. Daarbij komt nog de discussie over de vergroting van het gemeentelijke belastinggebied. Laarbeek is altijd een gemeente geweest die trots was op de relatief lage lasten voor de burgers. Ik zou dat zo willen houden. Ambitieuze wethouders zouden op de allereerste plaats in hun begroting ruimte moeten vinden voor hun plannen zonder op voorhand uit te gaan van een forse verhoging van de lasten voor de burger. Dat is de verkeerde volgorde. Wanneer beginnen we daadwerkelijk met het afstoten van taken? Dit levert ruimte op voor het noodzakelijke nieuwe beleid. Op dit moment maakt de Rijksoverheid zichzelf kleiner. De manier waarop zij een kleinere overheid realiseert,bestaat vooral uit het over de schutting gooien van taken, op het bordje van de gemeenten. Dat lost natuurlijk niets op. Voorafgaande aan de discussie over een eventuele verhoging van de OZB moet een bezinning plaatsvinden over welke investeringen noodzakelijk en/of gewenst zijn om Laarbeek weer up to date te maken. Hierover moet de raad het eerst eens worden. Daarna volgt de discussie over de noodzakelijke verhoging.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


woensdag 15 april 2015



Grip op gemeenschappelijke regelingen


Heel veel gemeenteraden worstelen met de controle op gemeenschappelijke regelingen die gemeenten zijn aangegaan. Meestal wordt dit probleem vervat in de gangbare omschrijving van het gebrek aan democratische controle. Het  probleem is niet nieuw; het dateert eigenlijk al vanaf de invoering van de wet op de gemeenschappelijke regelingen.

Een echte oplossing voor dit probleem is echter nog steeds niet voorhanden. Nu gemeenten steeds meer gemeenschappelijke regelingen met elkaar aangaan en de taken die aan de nieuwe organen overgedragen worden steeds groter en zwaarder worden wordt de problematiek alleen maar nijpender.

Het verbaast mij daarom dat het op dit terrein zo stil blijft. Het voorstel dat onlangs door Rob de Greef van de Vrije Universiteit van Amsterdam is gelanceerd, biedt echter ook geen soelaas. Zijn stelling is dat samenwerking de vrijheid van een gemeente zelfstandig te beslissen vermindert en dat gemeenteraden daarom met elkaar in overleg treden. Gemeenteraden moeten een raadscommissie verbonden partijen instellen. Deze raadscommissie  kan , gelet op de gevoelens in de raad overleggen met vergelijkbare raadscommissies van buurgemeenten om  te komen tot afstemming.

Ik geloof niet in dit soort oplossingen. Binnen de Peel is er al een commissie van raadsleden die onder leiding van de burgemeester van Gemert-Bakel periodiek met elkaar overleggen. Van de resultaten van dit overleg hoort de doorsnee burger overigens nauwelijks iets.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


dinsdag 14 april 2015


Twee partijcongressen


Vorige week zaterdag kwamen twee partijen bijeen voor hun partijcongres. De ledenvergadering van de PvdA om de nederlaag bij de provinciale verkiezingen te bespreken en het CDA om het 35 jarig bestaan te vieren. Dus heel twee verschillende bijeenkomsten. Dit was ook duidelijk aan de beelden te zien. Een ontredderde PvdA die alle moeite deed de ellende achter zich te laten en een CDA dat vol vertrouwen naar de toekomst keek. De gesteldheid van de PvdA werd in Trouw treffend uitgebeeld in deze foto van een verbeten Diederik Samsom



Bij het CDA was de sfeer volslagen anders. Een herboren CDA loopt zich al warm om deel te nemen in een nieuw kabinet. Op het congres van die partij, ook afgelopen zaterdag, waren drie oud-premiers zeer zelfverzekerd over de toekomst. Lubbers: "Ik verlang vurig naar het moment dat mijn CDA weer bestuurlijke verantwoordelijkheid neemt". Geen probleem, voorspelde zijn voorganger Dries van Agt: "De verkiezingsuitslag zal de volgende keer zo zijn, dat ze niet meer zonder ons kunnen."



 
Wishful thinking van Dries van Agt. Ik ben bang van wel. Het CDA heeft de steden verloren en is een partij van het platteland geworden. Bij de PvdA klinkt de roep om een samengaan van de linkse partijen; bij het CDA wil men nog niet denken aan een samengaan van de christelijke partijen. Hoe lang nog?


Voor een reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

maandag 13 april 2015



Een terugtredende overheid


Neoliberalen hebben de mond vol van de afslanking van de overheid. Hiermee bedoelen zij een kleinere overheid. Meestal gebruiken zij hiervoor de term “ terugtredende overheid ”. Zij suggereren hiermee dat de overheid niet alles moet regelen en taken moet teruggeven aan het vrije spel van de economische krachten, zeg de markt.

Natuurlijk is het zo dat de overheid  in de laatste decennia enorm gegroeid is. Het Rijk heeft allerlei taken van de burgers overgenomen, soms noodgedwongen, soms ook op eigen initiatief, omdat anders deze taken bleven liggen. Met name de sociaal-democratische partijen waren een fervent voorstander van de uitbreiding. Vooral van taken in het sociale domein. Een sterke en grote staat was voor hem de beste garantie dat er daadwerkelijk aan het sociale vraagstuk iets gedaan werd. Niet ontkend kan worden dat deze ontwikkeling  enigszins is  doorgeschoten. Over hoever de zorgzame overheid überhaupt kan terugtreden, heb ik nog maar heel weinig studies gelezen.

Wat mij wel opvalt is dat VVD en ook D66 de mond vol hebben over de terugtredende overheid, maar er feitelijk weinig werk van maken. Het verhaal lijkt vooral  voor bühne bestemd te zijn. Er wordt maar heel weinig afgeslankt. Wat wel gebeurt – en dat is de grote paradox – is dat een groot aantal rijkstaken over de schutting worden gegooid en op het bordje van een andere overheid wordt gelegd- de Nederlandse gemeenten.

Wat het Rijk afstoot naar de gemeenten, betekent dat er minder taken voor het Rijk overblijven, maar niet dat er minder taken worden uitgevoerd. De gemeenten moeten deze taken overnemen. Hoe ze dit alles gaan betalen,is van een geheel andere orde.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 12 april 2015



Een week met drie rapporten


Afgelopen week zijn er drie rapporten verschenen die voor gemeenten van belang zijn. Het betreft een advies van de Raad voor Cultuur, opgesteld op verzoek van minister Bussemakers. In “Agenda Cultuur, 2017 – 2020 en verder ” heeft de RvC haar visie vastgelegd. Afgelopen donderdag presenteerde Piet Hein Donner  zijn jaarlijkse beschouwing over de stand van de Nederlandse samenleving en de rol van de politiek daarin. En tenslotte publiceerde het Centraal Planbureau eveneens afgelopen donderdag  zijn studie naar de mogelijkheden voor verruiming  van de lokale belastingen. Binnen het kader van dit Weekbericht besteed ik er deze week enige aandacht aan.

Allereerst het advies van de Raad voor Cultuur.  Wat heeft dit in  godsnaam met de gemeente Laarbeek te maken, hoor ik U al zeggen. Dat dacht ik eerst ook, maar na lezing   van het advies heb ik mijn oorspronkelijke gedachte moeten bijstellen. De RvC adviseert dat stedelijke regio’s gaan bepalen hoe het cultuurgeld van het rijk besteed moet worden. Hierdoor kan het cultuurbeleid beter aansluiten bij de samenstelling en de vraag van de bevolking. Ook vindt de RvC dat er een verschuiving moet plaatsvinden van klassieke  cultuuruitingen ( opera, klassieke muziek, toneel ) naar festivals en instellingen die experimenteren met nieuwe vormen van presentatie om zo meer publiek te bereiken. De gevolgen zullen groot zijn. Het is een bekend gegeven dat nieuwe generaties trouw blijven aan de voorkeuren uit hun jeugd. Op termijn zullen de traditionele cultuuruitingen daardoor minder publiek gaan trekken. Ik denk dat we dit niet zouden moeten willen. De eerste commentaren zijn, gelukkig, weinig positief.

De vice-voorzitter van de Raad van State komt met een helder advies aan het kabinet. Zijn boodschap luidt: oude reflexen moeten een succesvolle uitvoering van alle hervormingen die het kabinet Rutte-11 heeft doorgevoerd niet in de weg zitten. Donner noemt het opvallend dat het kabinet wel de urgentie van verdere hervormingen inziet, maar niet met concrete voorstellen komt. De vaart is eruit.
Donner komt met een aantal aanbevelingen aan het kabinet, zoals ga door met de hervormingen en maak werk van de belastinghervorming. Ook waarschuwt hij het kabinet de zelfredzame burger niet te benadelen door handhaving van oude regels. Hij waarschuwt met name voor een teveel aan flankerend beleid. De Tweede Kamer zou zich moeten inhouden om ministers aan te spreken op problemen die nu onder verantwoordelijkheid van gemeenten vallen. En tenslotte een heel belangrijk advies: zorg voor een nieuw juridisch kader. Anders zullen we het nog gaan meemaken dat gemeenten elkaar of het rijk voor de rechter slepen. Dit is onwenselijk,tijdrovend en omslachtig, zo oordeelt Donner. Terecht denk ik.

Het derde rapport van deze week zou wel eens hele grote gevolgen kunnen krijgen. Het Centraal Planbureau is tot de slotconclusie gekomen dat meer gemeentelijke belastingen goed is voor de economie, mits de landelijke belastingen evenredig dalen. In dit laatste zit natuurlijk de crux.
In de media klinkt de roep om een groter lokaal belastinggebied steeds luider. Er zit ook wel iets logisch in. Als gemeenten steeds meer taken vanuit het rijk opgedragen krijgen, horen daar natuurlijk ook de noodzakelijke middelen voor. Nu krijgen gemeenten deze via heel ondoorzichtige regels van het Gemeentefonds. Invoering van een eigen belastinggebied voor gemeenten zou aan dit doorsluizen van belastinggelden een eind kunnen maken. Het vergroot bovendien de autonomie van gemeenten en geeft gemeenteraden een grotere keuzemogelijkheid. Dit zou ook de lokale democratie nieuwe zuurstof geven en versterken: zeker op dit punt zullen burgers de gemeentelijke politiek intensief gaan volgen. Gemeenteraden zullen zich sterker en vaker moeten verantwoorden voor hun beleid en hun keuzes voor een ingezetenenbelasting en/of verhoging van de OZB. Dit wordt een plaatselijke politieke afweging.

Aan het vergroten van het lokale belastinggebied zitten ook wel haken en ogen. Een toename van de lokale belastingen zal linksom of rechtsom fiscaal gecompenseerd moeten worden. Vraag is of het rijk hier werkelijk toe bereid is. Risico is dat het rijk uit de wijziging een slaatje wil slaan ten behoeve van zichzelf. In dat geval raken  we van de drup in de regen! Gemeenten zullen dus op hun qui vive moeten zijn.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 8 april 2015



Ongeoorloofde staatssteun?


Zo op het eerste gezicht zou je denken dat Laarbeekse raadsleden wel heel breed georiënteerd zijn. In de vergadering van de commissie Algemenen Zaken vroeg Mevr van de Zanden zich af of er in  Laarbeek  mogelijk sprake was van ongeoorloofde staatssteun. Zij deed dit naar aanleiding van het college-voorspel  om de grondprijs voor sociale  woningbouw met 15% te verlagen voor huurders in de inkomenscategorie van € 34.000 tot €43.000 .

Er worden in de Laarbeekse raadszaal wel vaker zware woorden gebruikt zonder dat de sprekers een goed beeld hebben van de betekenis van de terminologie die zij gebruiken. Staatsteun of – in dit geval- gemeentelijke steun – is niet geoorloofd als door deze steun de concurrentieverhoudingen verstoord worden.

Wanneer is er sprake van ongeoorloofde of verboden staatssteun? Hiervoor zijn EU-regels opgesteld. Volgens de EU is er kort gezegd een ruime en een 'enge' benadering. Wil sprake zijn van verboden staatssteun dan moet voldaan zijn aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
(1) steunmaatregelen van EU-lidstaten,
(2) in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd (zoals subsidies of belastingkortingen),
(3) die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties ("selectiviteit"),
(4) vervalsen of dreigen te vervalsen,
(5) voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de EU-lidstaten ongunstig beïnvloedt.

Bij de ruime benadering zijn de eerste drie voorwaarden voldoende om te spreken van staatssteun. Bij de 'enge' benadering moet aan alle vijf voorwaarden zijn voldaan. Pas wanneer wordt voldaan aan de criteria en de staatssteun niet is aangemeld bij de Europese Commissie, is sprake van ongeoorloofde staatssteun.

Ongeoorloofde staatssteun leidt tot concurrentieverstoring binnen de EU en zet de Europese Commissie dan ook aan tot actie om druk uit te oefenen op landen en bedrijven om zich aan de EU-staatssteunregels te houden

Staatssteun kan vrij gemakkelijk de praktijk van alledag raken. Bijvoorbeeld een gemeente die een goedkope financiering aanbiedt om een voetbalclub overeind te houden. Dat kan leiden tot oneerlijke concurrentie en in het meest ongunstige geval ongeoorloofde staatsteun. De onderbelichte risico's van verboden staatssteun zijn uiteindelijk voor bedrijven die bij ongeoorloofde afspraken alles moeten terugbetalen, want als dit niet gebeurt is dat wederom staatssteun.
Is er nu in het Laarbeekse geval sprake van staatssteun? Geenszins. Zelfs de suggestie van staatssteun oproepen, is op zich al ridicuul. Gemeenten die eigenaar van bouwgrond zijn, stellen per raadsbesluit de verkoopprijs vast. Deze kan hoog of laag zijn. De gemeente is hier autonoom in. Deze grondprijs geldt voor iedere koper. De gemeente kan om haar motiverende redenen de hoogte van de grondprijs variëren en verschil maken naar doelgroepen. Dit is nu precies wat de gemeente Laarbeek wil gaan doen. En ook al eerder deed om sociale woningbouw te bevorderen. Hier was en is niets mis mee. Het is geen concurrentievervalsing, de grondprijs voor sociale woningbouw geldt voor iedere aspirant bouwontwikkelaar zonder onderscheid. Het is de bevoegdheid van een gemeente om dit zo te regelen en op deze manier te voldoen aan haar wettelijk taak om te zorgen voor voldoende sociale woningbouw.

Er werd dus zo maar weer iets geroepen.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


dinsdag 7 april 2015



Grondprijsverlaging in Laarbeek


Landelijk is de hoogte van de grondprijzen voor bouwgrond een hot item. Mede door de economische crisis is de bouwmarkt in een gestort. Hierdoor dalen de inkomsten van de gemeenten. Een aantal gemeenten heeft van de nood een deugd gemaakt en daarom geëxperimenteerd met de grondprijzen. Sommige gemeenten hebben een pilot opgezet; een aantal pilots zijn gestopt en in een aantal gemeenten is de verlaging definitief gemaakt. Zo heeft de gemeente Veghel de grondprijzen definitief verlaagd; de gemeente Venray daarentegen heeft de pilot gestopt.

De grondprijzen in Nederland zijn volgens de Nederlandsche Bank in de tien jaar voor de crisis (tussen 1997 en 2007) tot wel 250 procent zijn gestegen.De cao-lonen en materiaalkosten zijn in de afgelopen jaren met 50 procent gestegen, maar de grondprijzen met 250 procent. De grondprijs is daardoor een heel groot deel geworden van de totale prijs van een huizenkoper. Veel gemeenten moeten wel  tot het verlagen van de prijzen, omdat de gemeentefinanciën onder druk staan. Veel gemeenten hebben bouwgrond duurder aangekocht dan de prijs waarvoor ze het wegens de huidige markt kunnen kopen. Van de veertig gemeenten die Nieuwsuur onlangs n onderzocht, waaronder de dertig grootste, hebben 33 een verlies van minstens een miljoen euro gemaakt. Bij elf gemeenten lag het verlies in 2011 hoger dan twintig miljoen euro.
Gemeenten wachten echter te lang met het nemen van hun verlies. Er wordt al vier jaar gepraat over het verlagen van de grondprijzen als een deel van de oplossing voor de problemen op de woningmarkt zonder dat er op grote schaal maatregelen worden genomen. Allerlei gemeenschapsvoorzieningen worden nu via de grondprijzen gerealiseerd. Allemaal voor hele mooie doeleinden, maar het is de vraag in hoeverre de koper van een kavel daar voor moet betalen.
De grondprijzen in Nederland verschillen flink per regio. Uit cijfers van makelaar NVM blijkt dat waar in 2002 de grondprijs per hectare nog op 34.000 euro lag, dit in 2012 is gestegen naar 46.000 euro. Uit cijfers van het Kadaster blijkt dat de gemiddelde prijs per vierkante meter voor de bouwgrond voor woningen momenteel op 394 euro ligt.
In Laarbeek ligt de grondprijs aanzienlijk lager. De gemeente zit op € 240,00. Toch moet Laarbeek ook iets doen om de bouwactiviteiten weer op gang te brengen. Weliswaar trekt de economie de laatste maanden weer wat aan en zijn  ontwikkelaars weer iets meer geneigd om projecten op te starten. Zij hikken vaak tegen de hoge grondprijzen.
PNL heeft enige tijd geleden de discussie over de grondprijs aangezwengeld; zij kwamen met het idee van een soort summersale, een tijdelijke algemene verlaging van de grondprijs. Het college en de meerderheid van de raad wilde hier echter niet aan. Het was voor veel partijen een te gewaagde stap met mogelijk te grote consequenties voor de gemeentelijke financiën.
Echter om de bouwactiviteiten op gang te brengen moest het college wel iets doen. Bouwbedrijf Hendriks Coppelmans dat in de Beekse Akkers huurwoningen boven de sociale huurgrens van € 34.229,00 wil gaan bouwen wil niet verder dan een grondprijs van € 221,00 excl. BTW. Zo gezien had de gemeente weinig keus.
Op zich een verstandige keus van het gemeentebestuur.  Er kan nu gebouwd worden voor een categorie die door de veranderde regelgeving tussen  de wal en het schip dreigt te vallen. Of de verminderde opbrengst opgevangen kan worden binnen de exploitatiebegroting  zal de toekomst leren.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

maandag 6 april 2015



En Laarbeek?


Op verschillende plaatsen in het land bezinnen gemeenten zich op hun toekomst. Zij zijn bezig met het ontwikkelen van hun visie op samenwerking met nabuurgemeenten c.q. fusies. Soms gebeurt dit naar aanleiding van bestuurskrachtonderzoeken van provincies, soms ook op eigen initiatief.

In onze eigen regio zit men ook niet stil. De gemeenten Veghel, Sint Oedenrode en Schijndel hebben onlangs besloten tot een fusie en gaan samen een nieuwe gemeente vormen onder de ietwat vreemde naam Meijerijstad. Ook de randgemeenten Geldrop-Mierlo, Son en Breugel en Nuenen bezinnen zich op een vorm van samenwerking in de Dommelvallei. Deze gemeenten gaan niet zover als de gemeenten die Meijerijstad gaan vormen. De gemeenten van de Dommelvallei denken meer aan een vorm van bestuurlijke en administratieve samenwerking.

Voor Nuenen, geldrop-Mierlo en Son en Breugel is het een moeizaam proces dat met veel horten en stoten gepaard gaat. De gemeenteraad van Geldrop-Mierlo heeft al eens een poging om met de Dommelgemeenten samen een toekomstvisie op te stellen getorpedeerd. Nuenen moet van de provincie eerst een bestuurskrachtonderzoek opstellen. Naar verwachting komt dit na de zomer gereed. 

Son en Breugel werkt aan een visiestuk over de bestuurlijke toekomst.  Dit zou bijna klaar zijn. Geldrop-Mierlo heeft het visie-document klaar; de raad behandelt dit op 20 april a.s. Daarna komt er een volksraadpleging; vervolgens zal de raad op 6 juli het definitieve voorstel behandelen. Het Geldropse college legt nu de keuze voor een zelfstandige gemeente die nauw samenwerkt met Nuenen en Son en Breugel voor aan de raad. Volgens  wnd burgemeester van Diessen wil de participerende burger van zijn gemeente zich gehoord voelen in het gemeentehuis. De kansen daarvoor zijn volgens hem optimaal bij de huidige in omvang van de gemeente. De ambtelijke kwetsbaarheid kan opgevangen worden door de Dommelvallei .

Het lijkt op het eerste gezicht een voorzichtige keuze.  In Laarbeek blijft het opvallend stil. Er is geen discussie. De vrijwillige fusie waaruit Laarbeek ontstond en de samenwerking met Gemert-Bakel en in de Peel 6.1 lijken voor Laarbeek voldoende. Klaarblijkelijk heeft men hier de handen vol aan de discussie over integriteit ( of beter gezegd de discussie over het op gang brengen van een discussie over integriteit ) en verschuift de aandacht voor bestuurskracht naar de achtergrond. Men vindt dit kennelijk  wel welletjes.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 1 april 2015


Burgerperspectieven


Afgelopen dinsdag  verscheen de 29e editie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven . Het is een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het onderzoek geeft een helder inzicht in de stemming in het land en wat de burger bezielt en beweegt. Het legt als het ware de zielenroerselen van de Nederlander weer. De bevindingen in het rapport zijn gebaseerd op enquêtes en interviews die sinds 2008 elke drie maanden gehouden worden. Het onderzoek wordt uitgevoerd voor het kabinet in opdracht van de Voorlichtingsdraad. Het gehele rapport is te downloaden op de site van het SCP.

Uit het bijgevoegde persbericht ontleen ik het volgende:

Nederlanders maken zich grote zorgen over de internationale politieke situatie.  Erg vreemd kan ik dit niet noemen.  40% van de Nederlanders is tamelijk of zeer bezorgd over de internationale politieke situatie (en 44% een beetje). Ouderen en mensen die het politieke nieuws intensief volgen, zijn vaker bezorgd. De zorgen hebben vooral betrekking op terrorisme (met name radicale islam en IS), op de ontwikkelingen in de Oekraïne en Rusland en op Griekenland en de Europese Unie. De ondervraagden ervaren de wereldorde als instabiel. Ze voelen onmacht, omdat men het idee heeft dat Nederland noch de EU noch de Verenigde Staten de macht heeft om de ontwikkelingen te keren.

Vanaf medio 2013 werden meer mensen van mening dat Nederland meer de goede dan de verkeerde kant op gaat, van 20% in juli 2013 naar 37% in januari 2014.Die stijging had waarschijnlijk vooral te maken met het positievere berichten over de economische situatie. In 2014 zwakt het optimisme weer wat af, naar 31% in januari 2015. Dat is lager dan een jaar geleden, maar nog steeds hoger dan in de periode 2008-2010.

Het politieke vertrouwen steeg gestaag sinds medio 2013 tot het vierde kwartaal van 2014, maar daalt dit kwartaal: het vertrouwen in de Tweede Kamer van 55% naar 51% en het vertrouwen in de regering van 54% naar 48%. Ook de tevredenheid met de Haagse politiek daalde (van 54% naar 47% voldoendes).De kloof tussen de politiek en de burger is er niet  minder op geworden.

De negatievere publieke opinie over de politiek correspondeert met de verandering in de tevredenheid met de economie. Na vijf kwartalen stijging daalt het aantal tevredenen met de economie dit kwartaal van 70% naar 65%. Het optimisme over de Nederlandse economie (en over de eigen financiën) is sinds eind 2013 relatief hoog. 76% verwacht nu dat de economie minstens gelijk blijft (in het derde kwartaal van 2014 77%, in het vierde kwartaal 72%). Hogeropgeleiden zijn aanzienlijk optimistischer over de economie dan lageropgeleiden.

Volgens de publieke opinie verdient gezondheids- en ouderenzorg de meeste aandacht van de Haagse politiek . Ook bij de belangrijkste maatschappelijke problemen staat de zorg op een gedeelde eerste plaats (naast kwesties van samenleven). Men maakt zich vooral zorgen over de zorgkosten, de bezuinigingen en de veranderingen in het zorgstelsel. De decentralisaties in de zorg worden zelden spontaan genoemd als probleem. Bij navraag blijken ze wel vaak gezien te worden als manifestatie van negatieve ontwikkelingen in de zorg (bezuinigingen).

Net als andere Europeanen hebben Nederlanders meer vertrouwen in regionale en lokale instellingen dan in de nationale regering. Nederlanders voelen echter weinig binding met hun woonplaats. Wordt gevraagd naar hun tevredenheid met het lokale bestuur, dan is het gemiddelde rapportcijfer hoger (6,2) dan wanneer wordt gevraagd naar de lokale politiek (5,8), maar ook dat cijfer is wel duidelijk beter dan voor de politiek in Den Haag (5,0) en in Europa (4,6).

“Het lijkt alsof ik een pessimist ben, maar dat valt wel mee. Tot op heden wordt er veel voor ouderen en zieken gedaan, maar mijn angst is hoe zal het verder gaan?”  merkt een vrouw van 80 met een mulo-opleiding op.

Volgens mij verwoordt zij perfect wat heel veel ouderen voelen.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185