donderdag 15 augustus 2013


 

Klanttevredenheid WMO


De gemeente is verplicht elk jaar een klanttevredenheidsonderzoek onder de WMO-cliënten te houden. De afgelopen jaren gebeurde dit middels
een enquête-onderzoek onder een steekproef van alle cliënten. De uitkomsten waren iedere keer prima. Toch was er ook een lichte twijfel. Zouden cliënten om voor de  handliggende redenen de zaken niet rooskleuriger voorstellen dan  ze in de werkelijkheid waren? Voor de WMO-raad was dit de reden om een andersoortige aanpak voor te stellen. Uiteindelijk is het een panelgesprek geworden van gebruikers met de onderzoeker, het bureau Companen.

Uit het Wmo-klantenbestand van de gemeente is een steekproef getrokken. Om de samenstelling van het panel zo gemêleerd mogelijk te maken, is daarbij gelet op:
• type voorziening;
• jaar van aanvraag (de helft in 2012 aangevraagd, de andere helft eerder);
• financiering (PGB of in natura).
De Wmo-cliënten uit de steekproef hebben een brief ontvangen met daarin de
aankondiging van het panelgesprek.  Uiteindelijk zijn er 20 cliënten uitgenodigd.In juni 2013 is in een panelgesprek over de tevredenheid met de Wmo gesproken met 18 personen: Wmo-cliënten en / of hun mantelzorgers.

Het rapport van Companen geeft een mooie inkijk in de dagelijkse praktijk. Het is in  meer dan een opzicht verhelderend. Het positieve beeld van de afgelopen jaren wordt enigszins genuanceerd. Het is niet allemaal koek en ei. Er zijn nogal wat punten, waarop verbetering nodig is.

Ik citeer de conclusies uit het rapport:

“ Aanvankelijke hulpvraag gericht op een voorziening

Men komt bij de gemeente voor een voorziening, niet om samen over de oplossing voor een belemmering na te denken. Dit zien we veel terug in het land. Het idee van de Kanteling begint bij de gemeente, maar moet nog landen in de maatschappij. Voor nu ziet men de Wmo, met de gemeente als uitvoerder, kennelijk vooral als een wet die ‘voorzieningen verstrekt’. Dit beeld zal langzaamaan veranderen, geholpen door landelijke berichten over veranderingen rondom zorg.

Gesprekken over de aanvraag: toonzetting en houding erg belangrijk!

Hoe men het gesprek heeft ervaren, blijkt sterk afhankelijk van met wie het gesprek is gevoerd. Achterdocht bij de Wmo-consulent en het gevoel van de cliënt zich erg te moeten verdedigen voor het feit dat er een aanvraag is ingediend, laten een nare bijsmaak achter.
Daar waar de Wmo-consulent een positieve benaderingswijze volgt en ruimte geeft om samen na te denken over de situatie, is de tevredenheid groter. Het is zelfs zo, dat deze houding mensen stimuleert mee te denken over oplossingen (buiten de Wmo) om met belemmeringen om te gaan.

Informatievoorziening: is het wel duidelijk voor de cliënt?

Op veel verschillende momenten kwam in het gesprek naar voren dat de communicatie niet duidelijk was. De informatie lijkt niet altijd aan te komen. Dat blijkt uit de onduidelijkheid over afwijzingen, over herindicering, veranderde wetgeving of de mogelijkheden van een PGB. Dat zegt niet per se dat er niet gecommuniceerd is over bijvoorbeeld de reden van afwijzing van een voorziening. Maar het betekent wel, dat er iets in de communicatie niet goed is gegaan. Het is aan te bevelen te controleren of de cliënt echt begrijpt wat er aan de hand is. In het geval van een ingewikkelde zaak zou het wellicht helpen om een tweede persoon bij het  gesprek te betrekken, zoals de partner of een van de kinderen.

Zorgplan: onbekend

Het zorgplan voor de hulp bij het huishouden blijkt geen consequent gebruikt middel. Voor de meesten geldt, dat afspraken over wat er in huis moet gebeuren wel zijn gemaakt, maar niet formeel zijn vastgelegd. Voor de meeste mensen werkt dat prima: ze hebben al jaren dezelfde hulp en bespreken wat er nodig is. Toch is het aan te bevelen wat meer aandacht te vestigen op het zorgplan en het belang ervan voor beide partijen: duidelijkheid en transparantie van de zorg.

Mantelzorg en incidentele hulp: niet altijd vanzelfsprekend

Het inschakelen van kinderen als mantelzorger (voor structurele zorg en ondersteuning) is voor de meesten niet vanzelfsprekend. Men voelt zich bezwaard om dit aan kinderen te vragen en daarnaast voelt men zich niet prettig bij structurele hulp en zorg door de kinderen, zeker waar het om (persoonlijke) verzorging gaat.  Minder moeite heeft men met het zoeken en vinden van incidentele hulp. Buren of familie springen bij, of men weet organisaties die, al dan niet op vrijwillige basis, kunnen ondersteunen.
Het lijkt er wel op dat de oudere senioren het moeilijker vinden om ondersteuning te vragen dan de jongere senioren.”

Wat gaan we met deze conclusies doen? Belangrijk in dit verband is te weten of er in de andere gemeenten waarmee we in de Peel gaan samenwerken soortgelijke geluiden zijn.


Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185