vrijdag 3 mei 2013


De Dorpenmonitor


Het traditionele onderscheid tussen stad en dorp vervaagt. Het duidelijkste verschil bestaat nu tussen stedelijk gebied en afgelegen dorpen. De kleine afgelegen dorpen, waar in totaal 2 miljoen mensen wonen, blijven in vrijwel alle opzichten achter ten opzichte van de dorpen in de verstedelijkte gebieden.

Dat blijkt uit de Dorpenmonitor die het Sociaal en Cultureel Planbureau vandaag heeft gepubliceerd. De verschillen zijn goed te zien in sociaal-economische categorieën als armoede: 5,5 procent van de bewoners in afgelegen dorpen leeft in armoe, tegenover 4,7 procent in dorpen die dicht bij een stad liggen. Of opleidingsniveau: 24 à 26 procent van de bewoners in een dorp dicht bij een stad is hoogopgeleid. In de afgelegen dorpen is dat 19 à 21 procent.

In die laatste categorie treedt ook een minder enkelvoudig te duiden fenomeen naar voren. Basisschoolleerlingen op het platteland krijgen weliswaar vaker een advies voor havo of hoger dan leerlingen in de stad (37 tegenover 31 procent), maar het aantal scholieren dat dan ook feitelijk naar havo of vwo gaat, ligt op het platteland veel lager dan in de stad: tussen de 36 (in kleine, afgelegen dorpen) en de 52 procent (in de andere dorpen) tegenover 61 procent in de steden. „Deze schoolkeuze”, schrijven de onderzoekers, „kan te maken hebben met een weinig ambitieuze mentaliteit van henzelf en hun ouders”. Ze noemen ook de grotere fysieke afstand tot school als mogelijke reden.

Door de sluiting van winkels en voorzieningen en de daarmee samenhangende afhankelijkheid van autovervoer, wordt het wonen in een klein dorp zo langzamerhand iets wat alleen rijkeren zich kunnen permitteren.