maandag 13 maart 2017


Verkiezingen


Het wordt toch nog spannend. Op het laatste moment komt er Schwung in de verkiezingsstrijd. Door de Turken  en Erdogan. Rutte kreeg hierdoor de kans om toe te slaan en leiderschap te tonen. Zijn zieltogende campagne kreeg hiermee op het laatste nippertje glans. De gamechanger kwam toch nog. Of het allemaal zo moet, is zeer de vraag. Dat is op dit moment een zorg voor later.

Vanavond gekeken naar het debat tussen Rutte en Wilders. Geen van beiden kan zich winnaar noemen, al deed het Rutte naar mijn idee toch ietsjes beter dan Wilders. De VVD gaat niet samenwerken met de PVV. Deze uitspraak herhaalde Rutte vanavond. Sterker dit keer dan vorige keren.  

Voor vandaag over een heel ander onderwerp willen hebben. De falende democratie. Ik doe dit aan de hand van een artikel van Jan Drentje een paar dagen geleden in de NRC. Ik citeer: 

“ ‘Wij zijn van mening dat ons staatsbestel bedroevend functioneert. Het politieke spel moet nog steeds worden gespeeld volgens regels’ uit de negentiende eeuw. Dit staat niet in het verkiezingsprogramma van GeenPeil, VNL of het Forum voor Democratie maar in het eerste verkiezingsprogramma van D66.
Wie de stichtingsdocumenten van deze vijftig jaar geleden opgerichte partij leest, vindt nauwelijks verschillen met de huidige kritiek op het functioneren van de representatieve democratie. De burger mag stemmen, maar heeft geen invloed op de regeringsvorming. Partijelites maken de dienst uit. Kamerleden zijn horigen van het partijbestuur. De band tussen kiezer en gekozene is verbroken.
Dat kiezers meer directe medezeggenschap over hun lot eisen, is dus niet nieuw. Net als het zoeken naar oplossingen. Tot nu toe zag men die vaak in een aanpassing van het parlementaire stelsel. Ook de recent ingestelde staatscommissie onder leiding van Johan Remkes, commissaris van de koning in Noord-Holland, gaat het vermoedelijk in die richting zoeken.
Maar misschien kan het ook eenvoudiger: als de ontzuilde partijen sommige elementen van directe democratie omarmen, kan dat hun band met de leden versterken.
De oprichters van D66 zagen scherp dat ideologische tegenstellingen het electoraat in de toekomst minder bijeen zouden houden. Maar de echte doorbraak van de zwevende kiezer en het verval van de traditionele middenpartijen lieten langer dan gedacht op zich wachten.
Voor de opkomst van Fortuyn maakten voorstellen voor het introduceren van directe vormen van democratie geen kans. Inmiddels dringt het volk aan de Haagse poort: uit kiezersonderzoek van de afgelopen jaren blijkt keer op keer dat burgers meer zeggenschap willen, ruim 80 procent is voor invoering van bindende referenda.
Hoe moet die wens worden geïnterpreteerd? Willen burgers echt dat door regering en parlement genomen besluiten voortdurend kunnen worden geamendeerd of verworpen per referendum? Als de gang van zaken zoals bij het Oekraïne-referendum staande praktijk zou worden, wordt vrijwel alle parlementaire besluitvorming onzeker. Steeds kan een besluit achteraf worden aangetast. Parlementsleden moeten na referenda standpunten verdedigen die eerder waren verworpen. Op die manier worden wet- en regelgeving onderdeel van een plebisciet – dat door veel meer factoren wordt bepaald dan het debat over het onderwerp zelf. Volkstribunen kunnen referenda aangrijpen om in te breken op de gevestigde orde, zonder dat een brede afweging van belangen mogelijk is. Het gevolg is dat onvrede over de politiek alleen maar toeneemt.
Volgens de architect van onze huidige representatieve democratie, Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872), is de goede werking hiervan een soort evenwichtskunst. Burgers kiezen een volksvertegenwoordiging – destijds in een districtenstelsel – en bepalen daarmee wie er namens hen het woord in het parlement voeren. Maar: de volksvertegenwoordigers stemmen ‘zonder last’. Zij moeten in het debat tussen regering en parlement een eigen oordeel kunnen vormen. Waarom? Bij wetgeving komen aspecten als uitvoerbaarheid, rechtvaardigheid en consistentie aan de orde die om een vertaalslag vragen van wat wordt begrepen als ‘de volkswil’. Ook zullen er doorgaans compromissen moeten worden gesloten en moet er rekening gehouden worden met minderheden.
Bovendien, ‘de volkswil’ bestaat niet als onveranderlijk gegeven. In de negentiende eeuw keken politieke denkers terug naar de chaos en het bloedvergieten tijdens de radicale fase van de Franse Revolutie toen de volkswil werd geëxploiteerd door demagogen. Een van de belangrijkste opgaven die de liberalen zich in de negentiende eeuw stelden was om ordelijk en rechtvaardig bestuur samen te brengen met democratische principes. Burger, volksvertegenwoordiging en regering hadden ieder een eigen plek in het staatsbestel. In de woorden van Thorbecke: „Bestaat de democratie in de volstrekte regering der ogenblikkelijke meerderheid van getal? […] Geeft men de massa oproepende, eene stem aan het nationaal verstand of een werktuig van het despotisme?” Politiek is emotie, maar moet ook een vorm van redelijk debat over complexe vraagstukken mogelijk maken.
Eind negentiende eeuw organiseerden partijen zich op basis van ideologische scheidslijnen. Kamerleden vertolkten vervolgens vooral de standpunten van de partij. Daar ligt goed beschouwd de kern van de huidige problematiek. Nu ideologische verschillen zijn vervaagd en partijen nauwelijks nog leden tellen, hebben ze hun vanzelfsprekende legitimatie verloren.
Partijen worden nu vooral gezien als oligarchische netwerken waarin goed betaalde bestuurlijke functies worden verdeeld. Solistisch optreden van Kamerleden wordt door partijen nog steeds niet gewaardeerd. Recent zijn de rechten voor afgesplitste Kamerleden beperkt. Terwijl kiezers juist een voorkeur hebben voor zelfstandiger optredende Kamerleden.
Hoe zijn de verworvenheden van onze representatieve democratie te combineren met de wens van veel kiezers om meer directe medezeggenschap over hun lot te verkrijgen? Zonder te verzeilen in oplossingen die erger zijn dan de kwaal. Als de staatscommissie parlementair stelsel onder leiding van Johan Remkes ingrijpende voorstellen doet die een grondwetswijziging noodzaken, zullen die opnieuw op de grote stapel mooie, maar onuitgevoerde plannen belanden.
Een voor de hand liggende en bij gewone wet door te voeren democratische vernieuwing kan worden gerealiseerd door de kieswet aan te passen. Wie nu een politieke partij registreert hoeft slechts te voldoen aan een aantal formele eisen. Dat maakt de bizarre constructie mogelijk dat een partij uit slechts een lid bestaat: de PVV en nu ook bij GeenPeil.
Veel beter zou het zijn om een aantal inhoudelijke democratische vereisten aan de partijorganisatie te stellen. Zoals vrije toetreding, een democratische structuur met een ledenvergadering die daadwerkelijk bestuur, programma en de kandidatenlijsten vaststelt. Partijen moeten aspecten van directe democratie vervolgens in hun eigen werkwijze opnemen. De tijd van vergadertijgers op afdelingsvergaderingen is voorbij. Leden kunnen eenvoudig via internetfora bij besluitvorming worden betrokken door hen te informeren over standpunten, stemgedrag van Kamerleden en hun de mogelijkheid te geven hierop te reageren en voorstellen te doen.
Partijen kunnen zich dan ontwikkelen tot laagdrempelige digitale politieke netwerken, een soort kiesdistricten, die de representatieve democratie voeden. Dat geeft het stemgedrag van partijen in de Kamer extra democratische legitimatie. Niet de representatieve democratie zelf is het probleem, maar het gebrek aan legitimatie van de politieke partijen. Democratiseer daarom de partijpolitiek.”
Genoeg stof om te overdenken. Hoe de uitslag woensdag ook wordt, de discussie zal ongetwijfeld doorgaan.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185