woensdag 30 april 2014


De invoering van de jeugdwet


Denemarken kampte tot een paar jaar geleden met precies dezelfde problemen als Nederland nu: hoge kosten, een ingewikkeld systeem en een kwaliteit van zorg die te wensen overlaat. Het land besloot haar zorgsysteem daarom in 2007 radicaal om te gooien en de nadruk te leggen op interventie en preventie.
De vraag is dan ook: wat zijn de Deense ervaringen met zeven jaar decentralisatie?
De Denen hebben zes jaar de tijd genomen de jeugdzorg over te hevelen naar de gemeenten. In deze zes jaar hebben ze behoorlijk wat kinderziekten uit het systeem moeten halen. Voordat ze überhaupt aan de transitie begonnen, hebben ze ter voorbereiding het aantal gemeenten gereduceerd. Maar in Nederland moet de overheveling vier keer zo snel: in anderhalf jaar tijd.
De bestuurslaag die zich in Denemarken het dichtst bij de hulpbehoevenden bevindt is die van de gemeenten, dus werd - zoals ook in Nederland - besloten om die verantwoordelijk te maken voor de jeugdvoorzieningen. Eén verantwoordelijk bestuursorgaan, één financieringsstroom, duidelijkheid dus.
Deense gemeenten probeerden in eerste instantie kosten te besparen door zo goedkoop mogelijke zorg in te kopen, waarbij ze minder letten op de kwaliteit. Ook kochten ze vooral lichte zorg in, ten koste van specialistische zorg. Dat zorgde ervoor dat kinderen die meteen geholpen hadden kunnen worden met specialistische zorg, nu eerst een (te) licht zorgtraject in werden geslingerd. Na vele omzwervingen kwamen de meesten uiteindelijk wel in de specialistische hulp terecht - als ze intussen niet waren afgehaakt - maar hun problematiek was in de tussentijd verergerd.

Het inkoopbeleid van de Deense gemeenten ging ten koste van de specialistische zorg. De overheid heeft de eerste jaren na de transitie daarom extra geld beschikbaar moeten maken om de schade te beperken.
In Denemarken begon de decentralisatie zich vanaf 2011 uit te betalen. Vier jaar na de invoering in 2007 zijn de kosten van uithuisplaatsingen in Kopenhagen sterk afgenomen. Volgens Anette Laigaard, bestuursvoorzitter Sociale Zaken Kopenhagen, is dit het directe resultaat van vroeg ingrijpen. De kosten van preventieve zorg mogen dan wel zijn gestegen; ze vallen in het niet bij de kosten die nu bespaard worden op intensieve zorg.
Hoewel het Deense beleid in hun steden goed werkt, is het in de dunbevolkte periferie van het land geen onverdeeld succes. Daar hebben ze sinds de transitie te maken met zogenoemde ‘zorgzwervers:’ ouders die verhuizen naar een andere gemeente omdat het kind daar wel de zorg kan krijgen die het nodig heeft.
Marc Dullaert, Nederlands’ Kinderombudsman die onderzoek heeft gedaan naar het Deense jeugdbeleid, is bezorgd: ‘Er is in Denemarken rechtsongelijkheid ontstaan. De toegankelijkheid van zorg is in de ene gemeente groter dan in de andere. Het maakt dus uit in welke gemeente je woont, want dat bepaalt hoeveel zorg je als kind krijgt.’
Verschillen in aanbod hóeven niet onwenselijk te zijn. Eén van de voordelen van decentralisatie is dat het aanbod van de zorg directer aan kan worden gesloten op de plaatselijke behoefte. In Kopenhagen bestaat nu eenmaal een andere zorgbehoefte dan in Nørre Bork.
Echter, er moet een basisniveau gegarandeerd worden om fenomenen als de bovengenoemde ‘zorgzwervers’ te voorkomen. Opvallend genoeg wordt in de nieuwe Jeugdwet in Nederland geen basisniveau van zorg beschreven. Terwijl dat essentieel is als het zorgaanbod per gemeente kan verschillen.
Dat niveau moet door een onafhankelijke toezichthouder worden bewaakt; het werkt niet om gemeenten hun eigen controle te laten uitvoeren - een systeem dat in Denemarken gefaald heeft. In Nederland geldt dit des te meer: vooral de gespecialiseerde zorg moet goed in de gaten worden gehouden door een partij van buitenaf, omdat hier, in tegenstelling tot Denemarken, ook de gesloten jeugdzorg onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten komt.

De Deense decentralisatie is nu, zo’n zeven jaar na aanvang, een gedeeltelijk succes gebleken. De kosten begonnen na een jaar of vijf af te nemen, net als het aantal uithuisplaatsingen. En het systeem is er in elk geval een stuk overzichtelijker op geworden. Er is een breed draagvlak voor de korte en directe lijn tussen gemeente en hulpbehoevende. Preventie en vroeg ingrijpen werken; voorkomen is beter dan genezen.
De Denen hebben ons laten zien wat het is om de jeugdzorg te decentraliseren. Ze hebben ons voorgedaan wat werkt, en vooral wat níet werkt.
En toch lijkt Nederland daar weinig lering uit te hebben getrokken. Vanuit Deens perspectief wordt de decentralisatie op precies de verkeerde manier ingevoerd: in anderhalf jaar, terwijl zes jaar voor de Denen nauwelijks genoeg bleek. Met minder geld, terwijl de Denen hebben laten zien dat je moet investeren om het systeem lopend te krijgen. Zonder een basisniveau van zorgkwaliteit, wat in Denemarken grote verschillen tussen gemeenten
Het bovenstaande heb ik ontleend aan een artikel van Tamara Woestenburg op de correnpondent.nl. Na lezing van dit artikel begrijp ik beter waarom het CDA in de Tweede Kamer uiteindelijk gestemd heeft tegen de nieuwe wet WMO. Het gaat inderdaad te snel. Hier kunnen alleen maar rampen uit voortkomen. Denemarken is een waarschuwend voorbeeld.



Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185