zondag 10 januari 2016

Duurzaamheid


Op de valreep van het afgelopen jaar heeft het college een Raadsinformatiebrief laten verschijnen,geheel gewijd aan het thema duurzaamheid. Wij hebben sinds de voorjaarnota van vorig jaar reikhalzend uitgezien naar de concretisering van de plannen van het college over dit onderwerp. In de Kadernota 2016 kondigde het college summier het voornemen  aan; in november keurde de raad de Begroting  2016 goed en daarmee de plannen met betrekking tot duurzaamheid.  Door het beleidsvoornemen wereldkundig te maken in de Kadernota en het eigenlijk zonder verdere uitwerking te presenteren in de Bbegroting 2016 bouwde het college een spanningsboog op en wekte het hoge verwachtingen. Misschien wel te hoge verwachtingen omdat de uitgangspunten erg lang in mist gehuld bleven.

In de  grote lijnen kwam het plan neer  op drie punten:
Allereerst stelde het college dat voortaan duurzaamheid het centrale thema voor beleid zou zijn; ten tweede werd om de duurzaamheid in Laarbeek te vergroten  een miljoen euro uit het voordelig saldo van 2014 beschikbaar gesteld en ten derde zou bottom up gewerkt gaan worden. De bevolking zou voor het project geĆ«nthousiasmeerd worden en gevraagd worden om input. Dit laatste punt werd ervaren als een belangrijke en opvallende omslag in het beleid tot nu toe. Als afwijkend en avontuurlijk wordt het nu in de Raadsinformatiebrief van 15 december 2015 gekarakteriseerd. 

Zoals gezegd duurde het voor ons erg lang voor er een nadere concretere invulling van de plannen gepresenteerd werd. In de Raadsinformatiebrief van 15 december wordt een eerste aanzet gemaakt. Als CDA staan we achter het idee zoals het college dat voorgesteld heeft. Wij vinden het een plan dat zonder meer potentie heeft en het proberen meer dan waard is. Anderzijds zijn we ons ook bewust van de risico’s die aan het plan verbonden. Dit neemt niet weg dat wij vinden dat alles in het werk gesteld moet worden om het plan te realiseren. Het mag niet mislukken.

Ook na de behandeling van de Raadsinformatiebrief in de commissie Algemeen Bestuur afgelopen donderdag is nog veel onduidelijk. Het college vraagt van de raad geduld. Er is tijd nodig om het proces op de rails te krijgen. Van de commissie krijgt het college deze tijd wel, maar er moeten dit jaar wel resultaten worden geboekt. Ook is het nog volstrekt onduidelijk hoe het college de beweging die zij op gang wil brengen,gaat opstarten en monitoren.

Namens het CDA heb ik in de commissie ervoor gepleit dat het college de principiĆ«le keuze voor het inschakelen van de bevolking goed en duidelijk onderbouwd. Het is immers een compleet andere bestuursstijl dan we tot hedengewend zijn. De term overheidsparticipatie is hiervoor gemunt. Ik betwijfel of de betekenis en consequenties van dit begrip  in Laarbeek al geland zijn. Dat niemand van de commissieleden of het college deze term in de mond nam, is in dit opzicht veelzeggend.

In de commissievergadering was er weinig aandacht voor de veranderende rol van de gemeenteraad in dit proces. Verschillende leden van de commissie worstelden wel met het voorstel het Presidium de rol te geven van procesmatige waakhond. Er waren partijen, waaronder het CDA, die hier weinig of niets voor voelden. Het Presidium  is een te politiek orgaan en daarom ongeschikt voor deze functie. Het CDA stelde voor deze taak te geven aan een  commissie van  drie raadsleden.

Wethouder Briels kwam met een samenhangende verdediging van de tot op heden gemaakte keuzes. Ook hij erkende dat de opstart van het proces heel veel tijd heeft gekost en nog kost. Met name de keuze de kwaliteiten binnen de eigen organisatie aan te boren en de procesbehandeling in handen te leggen van twee eigen mensen heeft extra tijd gekost. Voordeel van deze keuze is wel dat de organisatie als geheel achter het nieuwe proces staat. En dat is zeker winst. Er is commitment binnen de organisatie. Nu nog  ditzelfde bereiken bij de bevolking.


Laarbeek gaat een spannend proces opzetten. Zeker is dat er ons 
interessante jaren staan te wachten.