maandag 16 mei 2016


Overschotten in de zorg.


Landelijk en in diverse gemeenten is de afgelopen week nogal wat deining komen boven drijven over de overschotten die ontstaan zijn bij de besteding van het zorgbudget. De Vereniging van Nederlandse gemeenten en de NOS concludeerde dat de gemeenten 310 miljoen euro minder hadden uitgegeven dan begroot was. In totaal is dit ong. 6,5% van het toegekende budget. Ook Laarbeek heeft flink overgehouden. Hier bedraagt het overschot ruim 650 ton euro. Dit is fors.

Aanvankelijk was de eerste reactie er een van onbegrip. Men vroeg zich af hoe dit mogelijk was. Waren gemeenten misschien te voorzichtig geweest uit angst voor tekorten? Was misschien het budget ondanks de forse ingecalculeerde bezuinigingen te ruim geweest? Duidelijke antwoorden kwamen er niet. Wel tendeerden de eerste reacties er naar om de overschotten te reserveren voor zorgtaken in de toekomst. Zo ook in Laarbeek waar de meeste partijen hieraan de voorkeur gaven. Ook de verantwoordelijke wethouder, Joan Briels, leek hiervoor te opteren. Hij dacht aan een egalisatievoorziening waarin deze overschotten geparkeerd zouden worden. Hiermee zouden de zorggelden voor de zorg behouden blijven.

Zwak punt in deze redenering is dat deze oplossing weinig vertrouwen uitspreekt in de beweeggronden van gemeenten. Het voedt de gedachten dat gemeenten onzorgvuldig omgaan met de besteding van de hun toevertrouwde gelden. Alleen al hierom zouden we zo’n egalisatievoorziening niet moeten willen. Mijn standpunt is dat we geen aparte potjes moeten gaan creĆ«ren en de overschotten gewoon in de algemene middelen moeten laten terugvloeien. Immers als er tekorten zijn, moeten deze ook uit de algemene middelen aangevuld worden.

Laten we blij zijn dat er in het eerste jaar van de transitie in ieder geval geen tekorten ontstaan zijn. Het proces is niet altijd van een leien dakje gegaan. En het heeft kruim gekost, bij de gemeenten, maar ook bij de zorgvragers. Zij zijn het die fors ingeleverd hebben en de grootste last van de doorgevoerde bezuinigingen hebben moeten dragen. De sociaaldemocratische staatssecretaris van Rijn heeft manmoedig de operatie doorgezet en consequent vastgehouden aan de uitgestippelde koers. Dat valt in hem te prijzen.

Naar omstandigheden is de operatie redelijk soepel verlopen. Het kabinet heeft het de gemeenten hierbij niet gemakkelijk gemaakt; de gemeenten kregen te laat te horen wat er precies van hen verwacht werd en de budgetten werden te laat vestgesteld. Er werd veel geklaagd, maar dat was ook logisch. De toegekende zorg werd immers aanzienlijk verlaagd. De hele operatie was immers opgezet vanuit de gedachte dat mensen meer zelf moeten regelen ene meer zelf moeten betalen. Je zou kunnen zeggen dat de klachten zelfs vooraf waren ingecalculeerd.

Gemeenten zijn misschien wel eens iets te eager geweest om de transities door te voeren. Nu, een jaar na de invoering, kan geconstateerd worden dat dit veranderingsproces met succes is bekroond: de verzorgingsstaat is omgebouwd tot een participatiestaat. De bezuinigingen zijn doorgevoerd. De ruimschoots toegekende subsidies en vergoedingen van de verzorgingsstaat zijn in de wereld van na de economische crisis van 2008 niet meer te betalen. Er moest dus ingegrepen worden.

Dit is pijnlijk, maar wel waar.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185