woensdag 16 oktober 2013

 

Regionale samenwerking


Regionale samenwerking is geen keuze meer; het is pure noodzaak. De kleine en middelgrote gemeenten kunnen alle taken die zij hebben en er nog bij krijgen in de nabije toekomst, niet meer aan. Er moet samengewerkt worden om aan de opgelegde opgaven te kunnen voldoen. Ook grote gemeenten moeten regionaal samenwerken met hun naburen. Alleen al om hun regiofunctie veilig te stellen. In De  Peel heeft men dat ook begrepen. In het advies Peel 6.1  zijn de 6 Peelgemeenten overeengekomen deze Peelsamenwerking opnieuw gestalte te geven. Een Stuurgroep heeft de opdracht dit nader uit te werken.

Er wordt ongetwijfeld hard gewerkt aan deze opdracht. De stuurgroep is bezig, de gemeentesecretarissen leveren hun bijdrage, verschillende ambtenaren zijn ingeschakeld en de griffiers zijn bezig met de voorbereiding van een bijeenkomst van de verschillende raden eind oktober. Of er eind oktober al voldoende relevante informatie beschikbaar is, moet afgewacht worden. Helemaal zeker is dit nog niet.

Ondanks alle inspanningen  en het verrichte werk  is het beeld van de samenwerking nog steeds onduidelijk. De Peel heeft gekozen om gezamenlijk met de zes gemeenten op te trekken. Op zich is dit juist.  Toch kan dit ook vertragend werken.  Klaarblijkelijk is dit het geval. Het duurt  allemaal wel heel erg lang. Gemeenteraden snakken naar resultaten. Alleen hiermee kan het enthousiasme voor de regionale samenwerking levendig gehouden worden. Bureaucratische en technocratische oplossingen zijn de doodsteek voor de acceptatie van de samenwerking. 

Tot op heden zijn de burgers nauwelijks betrokken bij deze samenwerking. Het wordt hoog tijd dat Peel 6.1. draagvlak gaat zoeken bij de burgers. Dit draagvlak is een absolute voorwaarde voor succes. Als de Peelsamenwerking voor de burger een ver van mijn bedshow blijft, kunnen we het wel schudden.

Een van de bekende valkuilen bij het opzetten van een nieuwe regionale samenwerking is dat de voortrekkers zich vooral richten op de bestuurlijke structuur en vergeten dat het allerbelangrijkste de beantwoording van de vraag is welke taken gaan we gezamenlijk uitvoeren. Hierover moet eerst duidelijkheid bestaan. Eerst dus de inhoud,de structuur volgt dan wel. De structuur moet het sluitstuk zijn en niet het begin van de samenwerking.

Ik ben bang dat ook hier in deze valkuil gestapt wordt .


Voor reactie mail n aar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 15 oktober 2013


Begroting


Waarom maken wij gemeentebegrotingen? Dit vroeg ik me af bij het doornemen van de Programma Begroting 2013. Het antwoord op deze vraag is eigenlijk heel simpel: met de begroting willen we vastleggen waaraan we als gemeenteraad het geld van de gemeente willen uitgeven. We wijzen geld toe aan onze prioriteiten. De begroting is het resultaat van deze afweging. Bij de algemene beschouwingen naar aanleiding van de Kadernota benoemen wij onze prioriteiten. Het is vervolgens aan het college om dit verder in de begroting uit te werken. De raad bekijkt vervolgens hoe het college hiermee is omgegaan.

Tot voor enige jaren waren begrotingsbehandelingen marathonzittingen, waar moties en amendementen over de tafel vlogen. De laatste jaren is deze praktijk drastisch veranderd. Sinds de economische crisis en de teruglopende inkomsten van de gemeenten, die daarvan het gevolg zijn, is de speelruimte voor de raad aanzienlijk afgenomen. Er is geen ruimte meer voor nieuw beleid; alles staat in het teken van bezuinigingen om de meerjarenbegroting sluitend te krijgen. Dit werkt verlammend en leidt tot weinig aansprekende begrotingen. Dit is niet alleen in Laarbeek het geval; alle gemeenten worstelen hiermee.

Jaar na jaar geen ruimte voor nieuw beleid heeft grote gevolgen. Het leidt tot stilstand en haalt het hart uit de gemeentepolitiek. Zoals het nu gaat, passen we alleen maar op de winkel. Net als het college. Dit is natuurlijk de dood in de pot van de politiek. Waaraan het ontbreekt en waardoor het fout gaat, is het onvermogen om vaste stramienen te doorbreken. Als de gemeente niet meer alle taken kan uitvoeren en pijnlijke keuzes moet maken, is een heel ander beleid noodzakelijk en moet er structureel veel veranderen. Besturen zoals we jaren gedaan hebben, kan niet meer. De gemeente moet op de schop. Er moeten fundamentele keuzes gemaakt worden aan de hand van politieke uitgangspunten.

Al aan het begin van de crisis heeft het CDA nadrukkelijk en bij herhaling gepleit voor een kerntakendiscussie. De coalitiepartijen hebben dit zonder meer afgewezen en zijn zonder beredeneerd uitgangspunt begonnen aan een bezuinigingsdiscussie. Dit heeft geresulteerd in het bezuinigingsplan 2011-2017. Zoals toen al te voorzien was, is dit plan onvoldoende. Door nieuwe tegenvallers moet het telkenmale aangevuld worden. Zo kunnen wij niet eindeloos doorgaan.

De enige oplossing is radicaal te breken met het staande beleid. De gemeente moet drastisch inkrimpen; regionale samenwerking zowel op uitvoering als op beleid moet voorop staan. En de gemeente moet “ loslaten ” en gebruik gaan maken van de aanwezige kwaliteiten van de burger die vandaag achtmaal beter opgeleid is dan 50 jaar geleden. In deze omslag liggen kansen die we met beide handen moeten aangrijpen. Echt doen en niet alleen deze uitgangspunten met de mond belijden. De tijd dringt.


Voor reactie mail n aar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

maandag 14 oktober 2013


 

Jeugdwet


Vorige week is de Tweede Kamer begonnen met de behandeling van de nieuwe Jeugdwet. In de media is slechts mondjesmaat over dit Kamerdebat gerapporteerd. Winst van het debat is dat er voor het eind van het jaar enige duidelijkheid komt over de financiële kaders voor de gemeente.  Maar nog niet alles is al in kannen en kruiken. Groot punt van zorg blijft wanneer de gemeenten duidelijkheid krijgen over de budgetten om de wet uit te voeren. Van Rijn erkent dat er nog veel onduidelijk is. Hij belooft in december met uitleg te komen, in mei volgend jaar wordt dan het macrobudget bekend, waarna er een verdeelsysteem moet komen om te kijken hoeveel geld de verschillende gemeenten krijgen.

Opmerkelijk vond ik wel dat de NRC niet zozeer over het debat zelf schreef, maar het geheel in een breder kader plaatste. Dit naar aanleiding van opmerkingen van Kamerleden in het debat met staatssecretaris van Rijn. Volgens de krant delegeert het Rijk haastig taken aan gemeenten. Tweede Kamerleden missen een fundamenteel debat hierover. Zowel in het debat over de Participatiewet als de nieuwe Jeugdwet kwam dit naar voren.

Al eerder heeft ook al de Eerste Kamer er haar verbazing over uitgesproken. Volgens de senaat ontbreekt de overkoepelende visie over de inrichting van het landsbestuur nog steeds. “ Structuur is nodig ” zei de Eerste Kamer. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken slaagt er niet in deze vraag bevredigend te beantwoorden.

In zijn brief noemt hij de decentralisaties alleen als aanleiding voor een „modernisering” van het bestuur. “ Het kabinet wil decentraliseren ” schrijft hij. “ Daardoor moeten gemeenten zich aanpassen en eventueel fuseren om al die taken goed te kunnen uitvoeren. De ideologische discussie voeren is één. Maar als de decentralisaties doorgaan, inclusief de bezuinigingen die het kabinet erop inboekt, voorspellen diverse partijen grote financiële problemen voor gemeenten. Van Raak van de SP is hierover heel duidelijk. Hij zegt: „Over vijf jaar hebben we een parlementaire enquête én zijn alle gemeenten failliet.” Dit laatste lijkt me een beetje overdreven, al zit in de uitspraak wel een kern van waarheid.


Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 13 oktober 2013


 

LIZ


Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) heeft vorige week het conceptontwerp van de nieuwe wet die in de plaats komt van de ‘kern-AWBZ’ openbaar gemaakt. De werktitel hiervan is Wet Langdurig Intensieve Zorg (LIZ). Ik ontleen het onderstaande aan de site van zorgvisie.nl. Hierop staat het volgende te lezen:

“ Van Rijn heeft een consultatieversie van het conceptwetsontwerp LIZ op de site van het ministerie van VWS gezet. Bedoeling is dat cliëntenorganisaties, branches van zorgaanbieders en uitvoeringsorganisaties hun feedback geven op het concept.  
De introductie van LIZ is onderdeel van de complete herinrichting van de langdurige zorg. Een deel van 6 miljard euro gaat van de AWBZ naar de Wmo (begeleiding, ondersteuning en jeugdzorg). Een ander deel  van 2,5  miljard gaat naar de Zorgverzekeringswet (langdurige ggz, extramurale verpleging en behandeling). Wat overblijft valt straks onder de LIZ. Met kortingen op het persoonsgebonden budget en het volledig pakket thuis (vpt) erbij gerekend komt het budget voor de LIZ op 20 miljard euro uit. Dat is een derde, 10 miljard, minder dan wat nu beschikbaar is in de AWBZ.

In deze nieuwe wet wordt niet meer met zorgzwaartepakketten gewerkt maar gaat het gewoonweg om zorg voor mensen met de zwaarste zorgbehoefte. Of iemand 'zwaar genoeg' is voor de LIZ, beoordeelt het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) op basis van gesprekken met cliënten. In de LIZ zijn ook de uitgave van een persoonsgebonden budget (pgb) en van het volledig pakket thuis (VPT) opgenomen. LIZ-zorg is hiermee ook mogelijk in de thuissituatie.

De grootste ouderenbond ANBO heeft al een brief met feedback op het wetsvoorstel gepubliceerd. De ouderenbond is in principe eens met de grote lijn van de hervorming. Algemeen directeur Liane den Haan spreekt de hoop uit dat partijen binnen de Wmo en Zorgverzekeringswet niet zullen proberen mensen 'af te wentelen' op de LIZ. Bovendien vraagt de ANBO om een gedetailleerde uitwerking van de 10 miljard minder die er in de LIZ te besteden is. Verder zijn er nog vragen over woningaanpassingen die niet meer onder de LIZ vallen en of de mogelijkheid van een spoedopname in de LIZ blijft bestaan.”
Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


donderdag 10 oktober 2013


 

Zienswijzen op het rapport Huijbrechts


Laarbeek is betrokken bij drie zienswijzen op het rapport van de commissie Huijbrechts. Allereerst een eigen zienswijzen van Laarbeek zelf en verder een gezamenlijke zienswijze van de Peelgemeenten. Ook via het SRE wordt een zienswijze ingediend.
De inhoud van de verschillende brieven ligt dicht bij elkaar. De eigen zienswijze van Laarbeek en de zienswijze van de Peelgemeenten zijn  qua inhoud nagenoeg identiek. De reactie van het SRE die nog in de regioraad behandeld moet worden, heeft een ietwat andere insteek.

De Peel en dus ook Laarbeek is in het algemeen content met het rapport Huijbrechts. De commissie is positief over de Peelsamenwerking. De zes Peelgemeenten kunnen hiermee vooruit. Het is als het ware een ondersteuning van de commissie van de samenwerking in Peel 6.1. Het is een bewijs van de bestuurskracht van de Peelgemeenten dat zij deze stap hebben gezet en redelijk eensgezind op deze weg verdergaan.

Het SRE heeft het lastiger met de formulering van haar zienswijze. De commissie Huijbrechts onderstreept het belang van de regionale samenwerking in onze regio van de 21 gemeenten. Zij vindt de afbraak van het SRE, waartoe ondertussen de samenwerkende gemeenten hebben besloten, onjuist. Deze afbraak doet afbreuk aan de bestuurlijke sturing binnen de regio Zuidoost Brabant. Daarnaast speelt nog iets anders. De provincie en met name gedeputeerde Bert Pauli wil niets weten van een eigen positie van deze regio binnen Brabant. De provincie komt Brabant op voor alle Brabantse regio’s en wil van geen onderscheid weten. Met dit standpunt botst hij met de voorzitter van het SRE, Rob van Gijzel. In de zienswijze van het SRE wordt nader op dit standpunt ingegaan.

Provincie en SRE ( of MRE straks ) moeten hier uitkomen. Bokkig tegenover elkaar gaan staan heeft geen enkele zin.


Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 9 oktober 2013


 

Reflectie op de Peelsamenwerking


De commissie Algemeen Bestuur sprak afgelopen dinsdag over de gemeentelijke samenwerking in de Peel. Directe aanleiding hiervoor was een notitie, opgesteld door de 6 gemeentesecretarissen, over de programmastructuur Peel 6.1 en de opdracht aan de Stuurgroep Peel 6.1. De commissie voelde zich niet heel gemakkelijk bij deze notitie. De Werkgroep verwoordde dit het meest helder. Ben Swinkels had moeite met het abstractieniveau van het stuk. Hij vond het een goed stuk. “ Het komt immers uit de koker van de gemeentesecretarissen”, zo zei hij. Om er vervolgens aan toe te voegen: “We zijn maar raadsleden ”. Op zich was dat eerlijk. De gemeentesecretarissen moeten hier m.i. lering uit trekken. Als raadsleden hen niet meer kunnen volgen, wie dan wel in de verschillende gemeenten. Het gevaar is reëel dat zo de Peelsamenwerking over de hoofden van de burgers gaat. Dit moeten we absoluut voorkomen.

Alle fracties blijven de Peelsamenwerking volmondig onderschrijven. Daar was dinsdag geen twijfel over mogelijk. En toch is er een zekere onvrede. De commissieleden herkenden in het stuk van de gemeentesecretarissen niets van de opmerkingen die in de Raad over Peel 6.1 gemaakt zijn. Zowel de PvdA als De Werkgroep haalden de punten aan: de grotere afstand tussen Peel 6.1 en de raad, de democratische legitimatie, de gelijkwaardigheid van de 6 gemeenten, de eigen identiteit. Ook de mogelijkheid dat de Peelsamenwerking de opmaat naar een gemeentelijke herindeling is, werd weer genoemd.

Wethouder Vereijken was het als portefeuillehouder en lid van de Stuurgroep  met dit laatste niet eens; in de Stuurgroep valt het word “herindeling of fusie “ nooit. In het rapport wordt met evenzoveel woorden gezegd dat de Peelsamenwerking niet de voorbode van een fusie is. Dit laatste is natuurlijk zo. Maar dat is niet alles. Het zit alleen wat ingewikkelder in elkaar dan gemeenlijk wordt gezegd. De Peelsamenwerking komt enerzijds voort uit het besef dat gemeenten niet meer alles zelf kunnen en dus aangewezen zijn op samenwerking. Samenwerking van de 6 Peelgemeenten ligt dan voor de hand. Anderzijds is de Peelsamenwerking ook het antwoord van de Peelgemeenten op de ontmanteling van het SRE, die omgevormd wordt tot Metropool Regio Eindhoven (MRE ) Impliciet ligt in de vorming van Peel 6.1. ook het antwoord van de regio op de herindelingsgedachten die minister Plasterk aan het begin van het optreden van het kabinet Rutte-Asscher ventileerde: regionale gemeentelijke samenwerking in plaats van de gemeenten met 100.00 inwoners van Plasterk. Een slim antwoord van een stukje van de slimste regio!

De bezorgdheid die verschillende fractievoorzitters aan de dag legden, kan ik wel begrijpen; ik sta persoonlijk een stuk positiever in dit dossier. De Peelsamenwerking is vooralsnog vooral een technische samenwerking en betreft hoofdzakelijk uitvoeringzaken. Op dit punt kan er weinig misgaan. Risico voller wordt het als Peel 6.1.zich gaat bezig houden met beleidszaken. Dan moeten zaken als de afstand tot de burger, de democratische legitimatie en de borging van de gemeentelijke identiteit goed geregeld zijn.

De discussie in de commissie Algemeen Bestuur toont aan dat bij raadsleden de onduidelijkheid en de daarmee gepaard gaande onzekerheid over de Peelsamenwerking nog zeer groot is. Het wordt hoog tijd dat de aangekondigde bijeenkomst van de zes raden op korte termijn plaats vindt. Klaarblijkelijk wil de Stuurgroep wachten tot zij het eens is over de contouren van de samenwerking. Laat de raden zelf eens eerst zeggen wat zij willen met de Peelsamenwerking: er moet gepraat worden over de uitgangspunten, niet zozeer over de inrichting.


Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 8 oktober 2013


 

Zijn de verandering werkelijk zo groot als ze worden voorgesteld?


Deze vraag kwam al vaker bij mij op. De gangbare voorstelling is dat de drie grote transitie die op stapel staan, bestaande werkprocessen zullen veranderen. Alles zal anders moeten om de kosten te beperken. Met andere woorden het hele systeem moet op de schop. Gemeenten gaan zelf bepalen welke hulp zij gaan verlenen en hoe. Elke gemeente zal hier zijn eigen invulling aan gaan geven met als gevolg verschillen tussen gemeenten. Dit is zo’n beetje het gangbare beeld.

Maar klopt dit ook? In de media lees ik heel verschillende verhalen, variërend van het valt allemaal wel mee tot horrorverhalen over misstanden die onvermijdelijk het gevolg zijn van de wetswijzigingen. Gelukkig lees ik ook praktijkverhalen uit Amsterdam en Eindhoven over sociale wijkteams waar al volgens de nieuwe systematiek gewerkt wordt. En met succes klaarblijkelijk.

Om met succes de omslag te kunnen maken is het noodzakelijk dat gemeenten leren op tijd los te laten. Gemeenten zouden naast de participatieladder ook een loslaatladder moeten hebben. Voor veel gemeenten blijkt dit loslaten nog heel lastig.

Ook zouden gemeenten het lef moeten hebben om echt bij het begin te beginnen. Hiervoor maakt o.a. Willem van Leeuwen zich sterk. Hij pleit voor “ activistisch besturen”. Dit houdt in een radicaal kiezen voor de samenleving. Dus niet eerst door de ambtenaren plannen te maken en dan “inspraak ”te organiseren. Vraag eerst aan de mensen in de kernen wat  volgens hen prioriteit moet krijgen en ga vervolgens met hen kijken wat voorrang moet krijgen en wat eraan te doen is. Het grootste gevaar van de decentralisaties is dat bestuurders weer heel “ bestuurlijk ” gaan handelen, nieuwe loketten maken, nieuwe structuren ontwikkelen en veel energie steken in regionale samenwerking voor een heel kleine groep van ernstige problemen.

Vandaag, dinsdag, behandelt de Tweede Kamer de nieuwe Jeugdwet. In de media zijn verschillende achtergrondartikelen verschenen. Zo ook in het ED. Ik ben wel onder de indruk van de opmerkingen van de kinder- en jeugdpsychiater Menno Oosterhoff die vreest dat psychische aandoeningen in de nieuwe wet onderschat worden. Het gevolg van het werken keukentafelgesprekken en de aanstelling van een gezinscoach wel eens zou kunnen leiden dat kinderen met psychische problemen te laat bij specifieke hulpverleners komen, omdat ze te laat worden doorverwezen. Is dit een reëel gevaar?

Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185