dinsdag 8 december 2015

                                                                                                            

Een afwachtende gemeente


Sinds de invoering van de Gemeentewet in 1851 hebben de Nederlandse gemeenten een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. In de loop van de tijd zijn de gemeenten veel pro-actiever gaan optreden. Het passen op de winkel maakte plaats voor veel meer aandacht voor het vormgeven van de gemeentelijke omgeving. In de tweedehelft van de 19e een en het begin van de 20e eeuw lag de nadruk op de sociale woningbouw en de aller noodzakelijkste ondersteuning van de zwakkeren in de samenleving. Vanaf  de tweede helft van de 20e eeuw  kregen met de komst van de welvaartsstaat de gemeenten een geweldige schwung. Het takenpakket van de gemeenten werd aanzienlijk uitgebouwd tot bij de crisis van 2007 de conclusie getrokken moest worden dat de bomen niet meer tot inde hemel groeiden en de gemeenten dus hun taken noodgedwongen moesten bepreken.

Aanvankelijk probeerden gemeenten met de kaasschaafmethode hun uitgaven te beperken. Op de duur kom hiermee niet volstaan worden. Via kerntakendiscussies werden gemeentelijke taken  afgeschoven en aanzienlijke bezuinigingen op het gemeentelijke apparaat en de gemeentelijke diensten doorgevoerd. Zoals altijd het geval was, werden op nu bezuinigingen vooral op de sociale taken van de gemeenten neergelegd. De burgers moesten zelf meer gaan doen en vrijwillig hulp gaan verlenen aan hun medemensen. Participatie werd dit met een mooi woord genoemd. In feite was het niets anders dan de herinvoering van wat vroeger burenhulp  en naastenliefde heette. Rond de eeuwwisseling sprak men over het maatschappelijk middenveld, de civil society. De laatste tijd hoor ik – vreemd genoeg -  deze term nog maar heel zelden.

Gemeenten zijn zich ook afwachtender gaan opstellen. Het ambtenarenapparaat werd ingekrompen. Dit leidde tot minder ambtenaren en leegstaande afdelingen van gemeentehuizen. In een aantal gemeenten wordt al onderzocht of een gedeelte van het gemeentehuis verhuurd kan worden aan derden. In b.v. Gemert-Bakel en Laarbeek wordt dit serieus overwogen.

Naast een uitvoerende taak die de gemeente wettelijk is opgelegd en die door de decentralisatie alleen maar groter wordt, heeft de gemeente ook de taak te zorgen voor het welzijn van haar burgers. De laatste Jaren is er een terugtrekkende beweging bij gemeenten te bespeuren. Zij roepen zich niet meer zozeer geroepen om allerlei ontwikkelen te entameren; liever laten zij dit aan het particuliere initiatief over. Gemeenten trekken zich steeds meer terug en beperken zich tot coördineren en faciliteren. Vaak betekent dit de gemeenten een afwachtende houding aannemen.

Ook hier in Laarbeek is dit steeds meer het geval. We zagen dit bij de discussie over de invulling van de Heuvel en nu weer in de Retailnota. De gemeente wacht af wat het particulier initiatief oplevert. Ze neemt niet zelf het initiatief. We wil ze eventuele initiatieven faciliteren. In de Retailnota schrijft het college:

Door de bezuinigingen is er in de begroting geen geld opgenomen voor nieuw beleid. Aangezien er van de middelen uit het Economisch Plan na alle verplichtingen niet veel meer over is, kan overwogen worden om bij de behandeling van de kadernota 2017 opnieuw middelen beschikbaar te stellen. ”

Maar heel snel doen, zou ik zo zeggen.

 Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185