zondag 31 januari 2016

 

Burgerparticipatie of waarom gemeenten een stap terug doen.


Neoliberalen zoals Rutte en zijn kompanen in het kabinet en de beide Kamers willen een kleinere overheid. Deze lijn dragen zij bij voortduring uit. Een kleinere overheid betekent terugdringen van regelgeving en minder kosten van de overheid. De burger zelf moet weer meer zelf gaan doen en niet voor alles en nog wat een beroep op de staat doen. Zelfredzaamheid staat hoog in het vaandel. De neoliberale staat garandeert vrijheid en veiligheid voor de burgers. Dit is de mantra die we steeds vanuit Den Haag horen.

Sinds de doorvoering van de decentralisaties van 2015 heeft het kabinet de geesten rijp gemaakt voor de nieuwe opvatting dat in de zorg de burgers zelf als eersten aan zet zijn. Van familie, buren en bekenden wordt verwacht dat zij hulp verlenen aan zorg- en hulpbehoevende medeburgers, al was het alleen al om de onrustbarende stijgende zorgkosten terug te dringen. Iedereen moet zolang mogelijk thuis in zijn eigen omgeving kunnen blijven. De overheid draagt dit bij voortduring uit.

Wat mij verbaast, is dat deze omslag in denken zo gemakkelijk en zo breed in de maatschappij ingang heeft kunnen vinden. Het wordt als iets vanzelfsprekends ervaren. Er is nauwelijks discussie over het uitgangspunt geweest. Heel vreemd in een land, waarin nagenoeg elke verandering gewoonlijk heel breedvoerig en intensief bediscussieerd wordt. Dit keer liep het anders: zonder slag of stoot werd de omslag geaccepteerd alsof het vanzelfsprekend was. Het blijft mij verbazen, vooral ook omdat de gevolgen zo immens zijn. Wie denkt dat we er wel zijn met het klagen over de tekortschietende thuiszorg en het rommeltje met de pgb’s, slaat de plank gruwelijk mis.

Onder aanvoering en druk van de nationale overheid hebben ook gemeenten de omslag gemaakt. Ook nagenoeg zonder een fundamentele discussie. Gemeenten kregen op sociaal terrein een heleboel nieuwe taken op hun bord zonder de daarbij behorende financiële middelen. Zij zijn meteen aan de slag gegaan. Eerst maar eens zorgen dat alles loopt, zo was het motto.
Dat was de ene kant van het verhaal. De andere kant is dat gemeenten burgers zoveel mogelijk bij het beleid wilden gaan betrekken. De term burgerparticipatie c.q. overheidsparticipatie kwam op. Het ging niet alleen om het democratisch tekort op te lossen, maar ook door onderdelen van het beleid en uitvoering door te delegeren naar burgers. Zo kon tegelijkertijd het ideaal van de neoliberale kleinere staat verwezenlijkt worden. Twee vliegen vangen in een klap dus.

Maar aan deze operatie zitten grote risico’s. Meer marktwerking en deregulering zoals de neoliberalen voorstaan, leidt tot afbraak van de verzorgingsstaat die in de tweede helft van de 20e eeuw opgebouwd is en tot een nog grotere kloof tussen rijk en arm. Ook een tweede kloof binnen de maatschappij wordt zichtbaar: burgerparticipatie en overheidsparticipatie leidt tot deelname van goed opgeleide burgers, die hun zaakjes willen regelen. De minder opgeleiden doen niet mee. Zij komen niet verder dan schelden op alles en nog wat. En zij dwepen met het rechts radicalisme van de PVV.

Dat is een zware prijs, een te zware als je het mij vraagt.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185



woensdag 27 januari 2016


Regionaal woonbeleid


Een goed overzichtsartikel vandaag in het Helmond katern van het Eindhovens Dagblad. Ad de Koning geeft een helder overzicht van het woonbeleid in de regio. Het voorstel van de werkgroep van de MRE onder leiding van de Helmondse wethouder Frans Stienen maakt geen kans van slagen. Vrijwel alle 21 gemeenten zijn negatief over het plan voor een woningmarkt in de regio.

 De Koning schrijft dat centrale aansturing voor gemeenten een brug te ver is. Letterlijk schrijft hij:
 Ook het opzetten van een gezamenlijke grondbank zien de gemeenten totaal niet zitten. De plannen zijn inefficiënt, zouden democratische invloed aantasten, zijn ongewenst en vormen een veel te zware ingreep, klinkt het vanuit de gemeentehuizen. Dat blijkt uit een inventarisatie van de reacties die gemeenteraden deze weken hebben geformuleerd.

Duidelijk is dat het plan het niet gaat halen. Daarmee is de regio weer terug bij af. Het voorstel voor kennisgeving aannemen, zoals de klankbordgroep van raadsleden adviseert, zet natuurlijk ook geen zoden aan de dijk.

Duidelijk is dat gemeenten nog lang niet zover zijn als de werkgroep. Gemeenten denken nog steeds dat woningbouw financieel voor hen aantrekkelijk is en inkomsten genereert. Iedereen wil vooral zijn eigen boontjes doppen. Het enige haalbare lijkt een betere afstemming van de plannen. Maar dan wel op vrijwillige basis.

Jammer. Het toont aan hoe ver we nog weg zijn van echte regionale samenwerking. Op deze manier gaat het nooit lukken.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 26 januari 2016


Staatshervorming 2



In alle gemeenten wordt volop discussie gevoerd over hoe de burger meer bij het beleid en de uitvoering betrokken kan worden. In verschillende gemeenten zien we ook initiatieven van de grond komen, waarbij burgers het voortouw nemen. Dit toont aan dat burgers hiervoor open staan.

Deze initiatieven zijn vaak projecten op buurt- en wijkniveau. Initiatiefnemers zijn vaak goed opgeleide burgers. Te vaak blijft het beperkt tot deze kleine groep. De meerderheid vindt het wel goed  en kijkt toe. Als het gaat om invloed op het landelijke beleid ligt dit anders . Het voorbeeld van het comité GeenPeil is hiervoor een overtuigend bewijs. Het comité haalde onlangs meer dan 427.939 handtekeningen op voor een nationaal referendum over een verdrag tussen de EU en Oekraïne. Bestuurlijk Nederland was verrast. Zo’n hoeveelheid –  twee pallets met 140 dozen A4’tjes –  was niet voorzien. Dit onderstreept de conclusies van allerlei rapporten, kranten en peilingen: veel burgers zijn ontevreden over de manier waarop politieke besluiten worden genomen. Ze nemen geen genoegen meer met de vierjaarlijkse gang naar de stembus. De meerderheid van de Nederlanders wil meer directe invloed op politiek en beleid.

In de lokale politiek krijgen burgers dat ook steeds vaker. Al dan niet gedwongen door bezuinigingen, maken Nederlandse gemeenten inmiddels volop gebruik van de denk- en de daadkracht van burgers. Gemeenten intensiveren burgerparticipatie met hulp van open dataportalen of netwerkbesluitvorming. Ze organiseren G1000-bijeenkomsten, laten het beheer of de controle van dorps- en wijkbudgetten aan burgers over, en faciliteren allerlei burgerinitiatieven.

Op nationaal niveau blijft burgerbetrokkenheid achter. Het staat ook niet hoog op de parlementaire agenda. En dat is gek. Onze samenleving is de afgelopen tweehonderd jaar flink veranderd; onze instituties zijn nog hetzelfde. En juist op landelijk niveau kan digitale technologie relaties tussen burgers en politici ondersteunen. Waar de lokale politica haar medeburgers tegenkomt bij de wijkvereniging of voetbalclub, daar is contact tussen burger en nationale politici natuurlijk veel lastiger.

Het is onvermijdelijk dat er, anno 2016, ook in Nederland nagedacht en geëxperimenteerd gaat worden met democratische innovatie in het parlement. Digitale instrumenten voor grotere burgerbetrokkenheid mogen daarbij niet ontbreken. Die kans is er nu. We hopen dat die Staatscommissie Parlementaire Bezinning er komt en deze kans aangrijpt: een toekomstbestendig parlement betrekt zijn burgers actief, ook na de verkiezingen.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 25 januari 2016


Staatshervorming


Rond de tijd van de formatie van het kabinet Rutte-Asscher en direct daarna  gonsde het in Den Haag  van allerlei ingrijpende plannen. Ook op het terrein van de staatshervorming. Denk b.v. maar aan het plan van minister Ronald Plasterk voor gemeenten boven de 100.000 inwoners. Naarmate de tijd verliep, werd het steeds stiller rond deze plannen. Het kabinet zette ze in de ijskast, ook al omdat de samenwerking tussen VVD en PvdA steeds moeizamer werd. De twee besloten met het oog op de prognoses van Maurice de Hond en anderen maar door te regeren. In feite was het kabinet uitgeregeerd. Anderen moesten op dit terrein het voortouw maar overnemen van het kabinet

Omdat van het kabinet geen enkele fundamentele stap met bettrekking tot de staatkundige hervorming meer te verwachten was, nam de Eerste Kamer het estafettestokje van het kabinet over. Gelukkig, want anders gebeurde er tot de verkiezingen niets meer.

Medio januari 2016 debatteerde  de Eerste Kamer over de invoering van een Staatscommissie Bezinning parlementair stelsel. Deze Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel moet met voorstellen komen om het parlementaire stelsel toekomstbestendig te maken. Het huidige stelsel staat volgens de indieners van de motie onder druk. Zo wil de burger graag meer invloed dan nu het geval is en zijn de verschuivingen in verkiezingsuitslagen groter dan voorheen. Bestuurlijk heeft Nederland te maken met aan de ene kant decentralisatie van overheidstaken en aan de andere kant Europese besluitvorming waar de rol van het parlement een heel andere is dan bij nationale wetgeving. Daarnaast zal de staatscommissie moeten kijken naar de invloed van digitalisering op het parlementair proces en de verhouding tussen politiek en burger. Tijdens de vergadering van 2 februari 2016 zal over de motie worden gestemd.

Directe aanleiding voor de instelling van deze staatscommissie was de oplaaiende discussie over het nut en de noodzaak van het bestaan va een Eerste Kamer. Velen hopen dat deze staatscommissie de hefboom zal worden  voor een verdergaande staatshervorming dan alleen een bezinning op het huidige parlementaire stelsel.

In dit kader is het dienstig te reflecteren op een mogelijke grotere betrokkenheid van de burgers bij de politieke besluitvorming. En dat niet alleen op nationaal vlak, maar ook op provinciaal en gemeentelijk terrein. Aanpassingen en hervorming zijn hier eveneens noodzakelijk . Alleen al om de goede vrede te bewaren en veilig te stellen.

Ik zal daar in de komende dagen dieper op ingaan. Er is nu ook tijd en gelegenheid voor. Immers op plaatselijk vlak is er weinig schokkends te melden. De Laarbeekse politiek verzandt de laatste tijd meer en meer in weinig hoogstaand  gekissebis . En dat kunnen we juist nu missen als kiespijn.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


zondag 24 januari 2016

De coalitie


De krappe meerderheid van een stem, waarover de Laarbeekse coalitie van De Werkgroep, ABL,PvdA en CDA in de raad beschikt, begint te schuren. Van het begin af aan was het duidelijk dat deze coalitie de gelederen gesloten moest houden. Anders zou de coalitie niet overleven. De coalitie is nu bijna halverwege de rit. Dus tijd voor een momentopname.

Klaarblijkelijk heeft De MooiLaarbeekKrant dit ook gedacht. Vandaar dat dit weekblad voor Laarbeek de fractievoorzitters van PNL, De Werkgroep en de wethouder Financiën afgelopen week aan de tand voelde over wat kennelijk het grootste hangijzer in Laarbeek is: de OZB-verhoging met 13%. Niet ontkend kan worden dat dit een zeer forse verhoging is. Laarbeek haalde er zelfs de landelijke pers mee als de gemeente met de hoogste OZB-verhoging in den lande. Dit kwam natuurlijk hard aan en gaf het steun aan het verzet tegen deze verhoging. Voor de MooiLaarbeeker was deze onvrede onder de inwoners van Laarbeek de reden om hieraan aandacht te besteden.

Hier is natuurlijk niets mee. Als de krant dit niet zou doen, zou ze ernstig tekort schieten. De krant kreeg het onderwerp als het ware op een presenteerblaadje  aangeboden en kon als ze het goed aangepakt had, heel gemakkelijk scoren.  Toch lukt dit niet. Waarom niet? De krant kiest de verkeerde insteek door uit te gaan van een vooropgezette mening. Blijkbaar denkt de krant al bij voorbaat dat de OZB de sluitpost van de begroting is, het melkkoetje van de gemeente zoals PNL laatdunkend opmerkt.  Door deze insteek te kiezen laat de krant de kans liggen om diepgaand op het voor- en nadelen van deze OZB-verhoging in te gaan.

Elke OZB-verhoging is de resultante van een politieke  afweging. Een gemeentebegroting hoort in principe sluitend te zijn. Dit uitgangspunt is de laatste jaren door de crisis enigszins opgerekt; de provincie stelt als voorwaarde voor goedkeuring een sluitende begroting over een periode van vier jaar. Om dit te bereiken staat bijna elke gemeentebestuur voor de keuze: proberen we de inkomsten te verhoging of gaan we de uitgaven beperken. In de meeste gevallen zal elk college kiezen voor een en/en- oplossing. Er zijn echter momenten waarop dit niet voldoende soelaas geeft en een OZB-verhoging onvermijdelijk wordt.

Laarbeek heeft de afgelopen fors bezuinigd. De nieuwe coalitie van 2014 heeft besloten niet verder te bezuinigingen op de uitgaven voor vrijwilligers en verenigingen en in de sociale zekerheid. Deze keuze wordt in Laarbeek breed gedragen. Met deze uitgaven wordt de leefbaarheid in Laarbeek en haar kernen in stand gehouden. Bezuinigen op onderhoud door meer gras in plaats van plantsoenen was eventueel nog een mogelijkheid geweest. Daar is echter niet voor gekozen. Ondertussen bleek ook nog dat de ingeboekte winst op de samenwerking in  de Peel van € 300.000,00 veel te optimistisch was. Door deze tegenvallers en de gemaakte keuze viel aan een forse verhoging van de OZB niet meer te ontkomen.

Met name de oppositie verwerpt de keuze voor innovatieve duurzaamheid van het college en de middelen die hiervoor zijn vrijgemaakt. Natuurlijk Laarbeek had deze middelen anders kunnen inzetten, maar is het inzetten op duurzaamheid en de bevolking daarbij een primaire rol te geven niet de moeite waard? Alleen al het proces dat hiervoor opgetuigd wordt, is fascinerend. Laarbeek zet stappen op weg naar toekomstbestendigheid. Wie kan daar tegen zijn?
  

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 20 januari 2016


Wethouders


Dat  wethouders tussentijds aftreden is een verschijnsel dat van alle tijden is. In elke periode komt het voor. Soms iets frequenter dan normaal. Ook lijken deze aftredens zich te concentreren. Deze maand was het weer eens zover. Zouden  hierbij de goede voornemens van bij het begin van het nieuwe jaar een rol spelen? Wie het weet mag het zeggen.

Deze maand hebben zowel in Eindhoven als in Someren wethouders aangekondigd om te gaan stoppen. In het Eindhovense geval omdat de functie te zwaar begon te wegen; in het Somerense geval omdat een andere betrekking lonkt. Vorig jaar stopte wethouder Yvonne van Mierlo in Helmond ook. Een andere aanlokkende baan was op haar pad gekomen.

Is het wethouderschap niet meer aantrekkelijk? Deze vraag dringt zich op als je dit leest. Natuurlijk het wethouderschap is een heel aparte baan. Eentje die weinig zekerheid geeft. Als je niet voortijdig wordt weggestuurd door de grillen van de politiek, moet je maar afwachten of je na de verkiezingen opnieuw gevraagd wordt. Zekerheid is er niet. Als openbaar persoon sta je ook de hele tijd in de belangstelling en de baan vreet bovendien heel veel tijd. Je bent er altijd mee bezig.

Dit weet je als je eraan begint. Het kan mee of tegenvallen. Daar moet je dan ook niet over klagen. Je bent dienstbaar aan de maatschappij. En dus moet je in principe de zittingsperiode afmaken. Doe je dat niet omdat er toevallig iets moois op je weg voorbij kwam, dan bewijs je het aanzien van de politiek geen dienst.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


dinsdag 19 januari 2016


Duurzaamheid



De gemeente Laarbeek wil inzetten op duurzaamheid. Het moet het speerpunt van beleid worden. In de Kadernota werd dit voornemen al aangekondigd. Bij de vaststelling van   de Begroting 2016 werden middelen hiervoor uitgetrokken. Medio december kwam het college met nadere mededelingen over het proces dat in gang gezet werd.

Nog steeds is het niet geheel duidelijk wat het college nu precies voor ogen had. Bij de Kadernota wekte het de indruk dat  het streefde naar iets vernieuwends.  Laarbeek moest – dat was de suggestie, maar het
werd niet zo expliciet gezegd- het icoon van duurzaamheid worden. Tot op dit moment is dit nog niet uitgekristalliseerd. Het college worstelt zichtbaar met de vormgeving van dit proces. Dit komt ook door de onduidelijkheid over de term duurzaamheid.

Duurzaamheid is door de jaren heen een containerbegrip geworden. Alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord leven, milieu, ecologie en toekomstgericht denken wordt tegenwoordig onder duurzaamheid geschaard. Veelal wordt de term duurzaamheid omschreven aan de hand van een theorie: de drie P’s.
  • People (mensen)
  • Profit (winst)
  • Planet (aarde)
Naast het feit dat we geld willen verdienen en van de welvaart willen genieten is het ook onze taak om goed voor de mensen en het milieu te zorgen. Immers, als we dit verzaken is de toekomst van de mensheid in het geding. Wij hebben nu een verantwoordelijkheid voor de toekomstige generaties die zullen komen. Wanneer wij bijvoorbeeld alle fossiele brandstoffen verbruiken, zal de volgende generatie met een enorm probleem zitten. Dit geldt ook voor vraagstukken als opwarming van de aarde, CO2-uitstoot en voedselproblematiek.

Alle mogelijke definities komen voorbij. Ik houd het op de definitie die geformuleerd is door de World Commission on environment and Development van de Verenigde Naties in het rapport “Our Common future”:
Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”

Kortom, duurzaam kijkt naar de huidige behoefte die de mensen op de aarde hebben en hoe dit in de toekomst ontwikkeld kan worden zonder dat de mensen, het milieu of de economie in gevaar komen. Ik heb de indruk dat het college uitgaat van een veel bredere definitie.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185