woensdag 30 april 2014


De invoering van de jeugdwet


Denemarken kampte tot een paar jaar geleden met precies dezelfde problemen als Nederland nu: hoge kosten, een ingewikkeld systeem en een kwaliteit van zorg die te wensen overlaat. Het land besloot haar zorgsysteem daarom in 2007 radicaal om te gooien en de nadruk te leggen op interventie en preventie.
De vraag is dan ook: wat zijn de Deense ervaringen met zeven jaar decentralisatie?
De Denen hebben zes jaar de tijd genomen de jeugdzorg over te hevelen naar de gemeenten. In deze zes jaar hebben ze behoorlijk wat kinderziekten uit het systeem moeten halen. Voordat ze überhaupt aan de transitie begonnen, hebben ze ter voorbereiding het aantal gemeenten gereduceerd. Maar in Nederland moet de overheveling vier keer zo snel: in anderhalf jaar tijd.
De bestuurslaag die zich in Denemarken het dichtst bij de hulpbehoevenden bevindt is die van de gemeenten, dus werd - zoals ook in Nederland - besloten om die verantwoordelijk te maken voor de jeugdvoorzieningen. Eén verantwoordelijk bestuursorgaan, één financieringsstroom, duidelijkheid dus.
Deense gemeenten probeerden in eerste instantie kosten te besparen door zo goedkoop mogelijke zorg in te kopen, waarbij ze minder letten op de kwaliteit. Ook kochten ze vooral lichte zorg in, ten koste van specialistische zorg. Dat zorgde ervoor dat kinderen die meteen geholpen hadden kunnen worden met specialistische zorg, nu eerst een (te) licht zorgtraject in werden geslingerd. Na vele omzwervingen kwamen de meesten uiteindelijk wel in de specialistische hulp terecht - als ze intussen niet waren afgehaakt - maar hun problematiek was in de tussentijd verergerd.

Het inkoopbeleid van de Deense gemeenten ging ten koste van de specialistische zorg. De overheid heeft de eerste jaren na de transitie daarom extra geld beschikbaar moeten maken om de schade te beperken.
In Denemarken begon de decentralisatie zich vanaf 2011 uit te betalen. Vier jaar na de invoering in 2007 zijn de kosten van uithuisplaatsingen in Kopenhagen sterk afgenomen. Volgens Anette Laigaard, bestuursvoorzitter Sociale Zaken Kopenhagen, is dit het directe resultaat van vroeg ingrijpen. De kosten van preventieve zorg mogen dan wel zijn gestegen; ze vallen in het niet bij de kosten die nu bespaard worden op intensieve zorg.
Hoewel het Deense beleid in hun steden goed werkt, is het in de dunbevolkte periferie van het land geen onverdeeld succes. Daar hebben ze sinds de transitie te maken met zogenoemde ‘zorgzwervers:’ ouders die verhuizen naar een andere gemeente omdat het kind daar wel de zorg kan krijgen die het nodig heeft.
Marc Dullaert, Nederlands’ Kinderombudsman die onderzoek heeft gedaan naar het Deense jeugdbeleid, is bezorgd: ‘Er is in Denemarken rechtsongelijkheid ontstaan. De toegankelijkheid van zorg is in de ene gemeente groter dan in de andere. Het maakt dus uit in welke gemeente je woont, want dat bepaalt hoeveel zorg je als kind krijgt.’
Verschillen in aanbod hóeven niet onwenselijk te zijn. Eén van de voordelen van decentralisatie is dat het aanbod van de zorg directer aan kan worden gesloten op de plaatselijke behoefte. In Kopenhagen bestaat nu eenmaal een andere zorgbehoefte dan in Nørre Bork.
Echter, er moet een basisniveau gegarandeerd worden om fenomenen als de bovengenoemde ‘zorgzwervers’ te voorkomen. Opvallend genoeg wordt in de nieuwe Jeugdwet in Nederland geen basisniveau van zorg beschreven. Terwijl dat essentieel is als het zorgaanbod per gemeente kan verschillen.
Dat niveau moet door een onafhankelijke toezichthouder worden bewaakt; het werkt niet om gemeenten hun eigen controle te laten uitvoeren - een systeem dat in Denemarken gefaald heeft. In Nederland geldt dit des te meer: vooral de gespecialiseerde zorg moet goed in de gaten worden gehouden door een partij van buitenaf, omdat hier, in tegenstelling tot Denemarken, ook de gesloten jeugdzorg onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten komt.

De Deense decentralisatie is nu, zo’n zeven jaar na aanvang, een gedeeltelijk succes gebleken. De kosten begonnen na een jaar of vijf af te nemen, net als het aantal uithuisplaatsingen. En het systeem is er in elk geval een stuk overzichtelijker op geworden. Er is een breed draagvlak voor de korte en directe lijn tussen gemeente en hulpbehoevende. Preventie en vroeg ingrijpen werken; voorkomen is beter dan genezen.
De Denen hebben ons laten zien wat het is om de jeugdzorg te decentraliseren. Ze hebben ons voorgedaan wat werkt, en vooral wat níet werkt.
En toch lijkt Nederland daar weinig lering uit te hebben getrokken. Vanuit Deens perspectief wordt de decentralisatie op precies de verkeerde manier ingevoerd: in anderhalf jaar, terwijl zes jaar voor de Denen nauwelijks genoeg bleek. Met minder geld, terwijl de Denen hebben laten zien dat je moet investeren om het systeem lopend te krijgen. Zonder een basisniveau van zorgkwaliteit, wat in Denemarken grote verschillen tussen gemeenten
Het bovenstaande heb ik ontleend aan een artikel van Tamara Woestenburg op de correnpondent.nl. Na lezing van dit artikel begrijp ik beter waarom het CDA in de Tweede Kamer uiteindelijk gestemd heeft tegen de nieuwe wet WMO. Het gaat inderdaad te snel. Hier kunnen alleen maar rampen uit voortkomen. Denemarken is een waarschuwend voorbeeld.



Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185

dinsdag 29 april 2014


Reactienota van de provincie


Op de site van de provincie lees ik:

“’De provincie Noord-Brabant heeft de ingediende inspraakreacties voor de plannen om een Ruit om Eindhoven bestudeerd, beantwoord en gebundeld in een reactienota.

Naar aanleiding van de adviezen en zorgen uit de ingediende zienswijzen worden de onderzoeken naar het beste voorkeursalternatief op punten uitgebreid of meer geconcretiseerd. De provincie gaat nu verder met de onderzoeken naar de milieueffecten voor de keuze van het voorkeursalternatief van het tracé van de Ruit. Een besluit over dit voorkeurstracé wordt dit najaar genomen.
Van de ongeveer 1900 ingediende zienswijzen waren er zo’n 450 unieke reacties waaronder het advies van de commissie m.e.r. en de Provinciale Omgevingscommissie. Deze adviezen hebben er onder andere toe geleid dat in de verdere onderzoeken de project- en milieudoelen concreter gemaakt worden. Daarnaast voert de provincie een analyse uit naar milieueffecten, verkeerscijfers en kosten van de separate onderdelen van de Ruit: de totale T-structuur met de opwaardering van de N279 en de aanleg van een nieuwe verbinding tussen Eindhoven en Helmond, het verbreden van de N279 Veghel - Asten, de aanleg van een nieuwe Oostwestverbinding tussen Son en Breugel en Helmond en de Oostwestverbinding gecombineerd met de opwaardering van de N279 Gemert - Asten.

De plannen voor de aanleg van een ruit om Eindhoven en Helmond dateren inmiddels uit begin jaren 2000. Rijk en regio maakten toen afspraken om de regio Eindhoven/Helmond in de toekomst bereikbaar te houden als belangrijke economische regio en aangename woonomgeving voor 750.000 inwoners. Het Rijk verbreedde de A2 aan de westzijde van Eindhoven en de regio zou de bereikbaarheid via de oostzijde verbeteren. Er werd besloten tot een pakket aan maatregelen voor Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV), een nieuw treinstation, aanleg van snelfietspaden, mobiliteitsmanagement en de realisatie van nieuwe infrastructuur. 

De regio koos na uitgebreid onderzoek niet voor een nieuwe verbinding tussen Eindhoven en Helmond, de ‘kleine Ruit’ maar voor opwaardering van de N279 Veghel – Asten en een nieuwe verbinding tussen Ekkersrijt en Helmond. Deze ‘grote’ Ruit zorgt ervoor dat verkeer een alternatieve route heeft en zo verkeer wegtrekt uit Helmond (Kasteeltraverse), Eindhoven (N270), Veghel (N279) en sluipverkeer door de omliggende dorpen (o.a. Beek en Donk, Nederwetten en Nuenen) voorkomt en de regio ook in de toekomst bereikbaar houdt. Investeringen in projecten in het groene gebied tussen Eindhoven en Helmond, het Rijk van Dommel en Aa zorgen ervoor dat de regio ook prettig is om te wonen, werken en te recreëren.

Dit najaar neemt de Tweede Kamer een beslissing over de definitieve toezegging van de rijksbijdrage voor de Ruit om Eindhoven. In september 2014 kiezen Gedeputeerde Staten van de provincie het voorkeursalternatief voor het tracé. Dit voorkeursalternatief wordt vervolgens in detail uitgewerkt in het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) dat in 2015 aan Provinciale Staten wordt voorgelegd om een besluit over te nemen. De werkzaamheden voor de Ruit zijn gepland voor 2017. In 2020 moet dan het project klaar zijn.”

Ook het ED besteedt vandaag over deze responsnota en concludeert dat de provincie nu ook onderdelen van de Ruit apart gaat bekijken. Tot op heden ging de provincie uit van een integrale benadering. Het lijkt erop dat de panelen gaan verschuiven. De woordvoerster van de provincie ontkent dit overigens in de krant. `De ambitie blijft overeind` zegt zij. Volgens haar is er geen sprake van aanleg in delen. ` Doelbereik en effecten per onderdeel kunnen verschillen en het is voor de besluitvorming goed dit in beeld te hebben `

We moeten afwachten wat de uitkomst van deze onderzoeken wordt. Het heeft weinig zin om op de besluitvorming vooruit te lopen, zoals hier en daar in de nieuwe coalitieakkoorden gebeurt. Het Laarbeekse coalitieakkoord is op dit punt helder. Wij houden hier aanvast. We verwachten dit ook van onze coalitiepartners.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185


maandag 28 april 2014


Naar Landerd


Hans Vereijken wordt wethouder in de gemeente Landerd. Hij krijgt daar de portefeuille volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en economische zaken. De drie nieuwe wethouders in Landerd treden voor 32 uur in dienst ( 0,8 fte ). Hij is aangezocht door de RPP, de Reekse Politieke Partij, die op een haar na vier zetels in de Landerdse raad heeft behaald.

Op de eerste plaats natuurlijk een gelukwens aan het adres van Hans Vereijken. Op zich is het logisch dat hij deze kans met beide handen aangrijpt. In het kleinere Landerd met bijna 16.000 inwoners kan hij zichzelf opnieuw bewijzen. Hij stapt daar in een college dat de herindeling van Landerd voorstaat. Ook zijn portefeuille in Landerd is een stuk anders dan in Laarbeek. Breder en politieker. Vereijken moet dit aankunnen, al blijft dit als wethouder van buiten altijd lastig.

In de persverklaring van RPP van afgelopen zaterdag lees ik:

“ Naast PL-voorman Moritz Böhmer en Jos Roelofs, voormalig wethouder van de gemeente Schaijk en momenteel griffier in Grave, is Hans Vereijken (54) de derde nieuwe wethouder in het Landerdse college. Hans Vereijken, die van de RPP uiteindelijk de voorkeur krijgt boven de andere topkandidaat Eric van den Dungen, was gedurende vijftien jaar wethouder voor de Partij Nieuw Laarbeek (PNL) in de gemeente Laarbeek. De RPP is erg blij met het binnenhalen van de ervaren bestuurder uit Lieshout. "Via een vertegenwoordiger van de Stichting Interim Wethoudersnetwerk werden wij geattendeerd op de bestuurswisseling in Laarbeek", vertelt RPP-secretaris Theo Lemmers. "We hebben Hans Vereijken vervolgens benaderd en uitgebreid met hem gesproken. Snel werd duidelijk dat Hans, tevens landelijk lid van de VVD, met zijn oplossingsgerichte, pragmatische en zakelijk-realistische insteek goed bij de RPP past. Zijn grote ervaring op het gebied van financiën, economische zaken en grondexploitatie ten behoeve van woningbouw en bedrijventerreinen, maken hem voor RPP de juiste persoon om het grondbedrijf verder vlot te trekken. We gaan ervan uit dat hij maatregelen neemt die bijdragen aan de versnelling van de verkoop van bouw- en industriegrond. Hans kan verder worden getypeerd als een echte verbinder. Wij denken dat hij met zijn grote ervaring een belangrijke bijdrage zal leveren aan de grote uitdagingen waar de gemeente Landerd zich de komende jaren voor geplaatst ziet."”

Waarvan acte.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185


zondag 27 april 2014

De Ruit




Het belangrijkste nieuws kwam afgelopen week uit de twee centrumgemeenten van onze regio. De nieuwe colleges in Helmond en Eindhoven zien de Ruit niet meer zitten. De bijdragen van deze gemeenten aan de Ruit zullen niet beschikbaar worden gesteld. In Helmond is het een regelrechte uitruil geworden. De SP wilde de Ruit niet. CDA en VVD lieten hun steun aan de Ruit vallen .De SP gaf haar verzet tegen het nieuwe regionale industrieterrein in het BZOB-bos op.

Wat staat er nu precies in het coalitieakkoord van Helmond? Ik heb het even opgezocht. Letterlijk staat er:

“ In plaats van het aanleggen van de Ruit om Eindhoven (Noordoostcorridor) zetten wij eerst in op slimme bereikbaarheidsoplossingen en op de aanpak van lokale knelpunten in de infrastructuur. Daarbij kijken wij natuurlijk goed naar de veranderende mobiliteitsbehoefte.
Voordat er door de provincie een voorkeursalternatief voor de Noordoostcorridor wordt vastgesteld willen wij daarom dat er wordt onderzocht of de knelpunten aan de oostzijde van de regio met maatwerkoplossingen kunnen worden aangepakt. Dat betekent dat wij de bijdrage van Helmond van € 6,7 miljoen aan de zogeheten businesscase niet meer ter beschikking stellen. Pas als maatwerkoplossingen aantoonbaar te weinig effect sorteren voor de interregionale bereikbaarheid, komt nieuw asfalt in beeld. Mocht daar sprake van zijn, dan wordt nieuw asfalt ingepast op de manier zoals vastgelegd in het regionaal bereikbaarheidsakkoord. Dat is dus inclusief de lange omleiding om Dierdonk. Zolang de provincie nog geen definitief besluit heeft genomen over de Ruit, houden wij geld beschikbaar voor Helmondse maatregelen (zoals verkeersafwikkeling, overlast en
Peelpanorama). ”

Het voornemen is overduidelijk. Helmond kiest voor maatwerkoplossingen. Nieuw asfalt komt pas in beeld als deze oplossingen niet voldoende blijken te zijn. Dan pas komt de Ruit weer om de hoek kijken. Wel inclusief de lange omleiding om Dierdonk!

Al met al ziet het er niet meer goed uit voor de Ruit. Laarbeek is de dupe. Het doorgaande verkeer blijft over de Gemertseweg en de Lieshoutseweg zijn weg zoeken. Laarbeek zal zelf een oplossing moeten zoeken voor de bottleneck bij de Beekse brug en het sluipverkeer door Aarle-Rixtel, Beek en Donk en Lieshout. Hoe je dit met maatwerkoplossingen kunt bereiken, is mij een raadsel.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185

woensdag 23 april 2014

Hoezo genivelleerd?


Onze westerse samenlevingen worden bedreigd door een ongelijkheid die we alleen maar kennen uit 19e eeuwse romans. Vrijwel alle politieke macht en rijkdom raken de komende jaren in handen van een kleine groep extreem rijken. Het systeem is zo ingericht dat zij altijd meer zullen vergaren, terwijl de rest verliest. Dat stelt de Franse econoom Thomas Piketty in zijn boek 'Capital in the 21st Century' en veroorzaakt een wereldwijd debat. Op joop.nl staat een boekbespreking. Ik ontleen hieraan het volgende:

In een pil van 700 pagina's presenteert Piketty een diepgravend onderzoek naar de werking van het kapitalisme door de eeuwen heen. Hij onthult op basis van cijfers dat ons beeld van de samenleving, waarbij praktisch iedereen gelijke kansen heeft om rijkdom te vergaren, in werkelijkheid niet - meer - bestaat. Die progressieve vorm van kapitalisme heeft slechts enige tijd bestaan na de Tweede Wereldoorlog en alleen omdat het hele systeem vernietigd was. Volgens Piketty was dat een intermezzo en zijn we in de jaren tachtig een weg in geslagen die leidt tot een klassieke kapitalistische maatschappij met juist extreme ongelijkheid.

De rijken van deze eeuw hebben hun rijkdom niet zelf vergaard maar geërfd. En door het systeem zullen zij de enigen zijn die nog meer rijkdom vergaren. 'Erfelijk kapitalisme' noemt Piketty het. En dat leidt tot een ongelijkheid in de samenleving die zijn weerga niet kent omdat privé-kapitaal veel sneller groeit dan de economie. Daardoor nemen de mensen met het meeste geld, de top 1 procent, een steeds groter deel van de nationale rijkdom tot zich en blijft er steeds minder over voor de rest.

Het deel van het nationaal inkomen dat verdiend wordt met arbeid slinkt, terwijl dat wat gegenereerd wordt met kapitaal groeit en in handen van steeds minder mensen komt. Die kleine groep is daardoor min of meer in staat het politieke systeem te kopen. Daarmee bedreigt het nieuwe kapitalisme ook de democratie. Volgens Piketty heeft een groot deel van de bevolking geen flauw benul hoe rijk de bovenlaag werkelijk is en evenmin hoe groot de invloed van die rijkdom is.

Piketty benadrukt dat het een situatie is waar we ons niet bij neer hoeven leggen. Dat ongelijkheid goed zou zijn voor de economie is een fabeltje, de economie groeide harder toen er sprake was van minder ongelijkheid dan nu. De ongelijkheid werd indertijd tegengegaan omdat mensen dat wilden en de politiek er toe dwongen. Dat kan weer gebeuren. Maar dan moeten de burgers zich wel eerst bewust worden van het probleem.

Piketty gaat niet apart op Nederland in, maar vorige week kwamen voor het eerst cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek naar buiten die er iets over zeggen. Daaruit blijkt iets heel anders dan de communis opinio dat Nederland een van de gelijkste landen van de wereld zou zijn. Wat de inkomens betreft mag dat grotendeels kloppen, maar op vermogensongelijkheid scoort Nederland juist in de top. De rijkste een procent blijkt een kwart van alle vermogen te bezitten, ruim 270 miljard euro. 
Dit laatste is heel verrassend. Het gangbare beeld van Nederland is anders. De gelijkheid is nog ver weg.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185


dinsdag 22 april 2014

Anders dan eerst


De nieuwe Laarbeekse coalitie wil duidelijk een nieuwe en andere aanpak dan in het verleden het geval was met de coalitie met PNL.  Toen was voorzichtigheid troef en stond financiële zekerheid voorop. Voorzichtigheid smoorde steeds weer opnieuw de durf om nieuwe wegen in te slaan. PNL zette daarmee Laarbeek op slot.

De nieuwe coalitie slaat duidelijk een ander pad in. Er zal een verantwoord en zorgvuldig financieel beleid gevoerd blijven worden , maar de verkramptheid van de afgelopen jaren is verdwenen. Er is weer de bereidheid  met een open vizier naar de toekomst te kijken en in te spelen op hoop gevende nieuwe ontwikkelingen. Voorbij het verleden en de toekomst tegemoet. Er is weer hoop en verwachting.

De aanzet voor deze verandering vinden we in het nieuwe coalitieakkoord  “Van zorgen voor naar zorgen dat: op weg naar een duurzame samenleving.” Zoals de pretentieuze titel van het akkoord luidt. Het getuigt van durf en vooral van nieuw elan.

De nieuwe tendensen die Marc Chavannes  zaterdag in de NRC beschreef, zijn ook in dit akkoord zichtbaar. Nog niet overdadig. Voorzichtig, dat wel, maar wel met een perspectief. Het akkoord regelt niet alles dicht. Integendeel. Het is een dynamisch document dat ruimte laat voor nieuwe ontwikkelingen. Dit alleen al is een verademing. Daarmee sluit het coalitieakkoord aan bij de tijdgeest. Niet meer alles op voorhand dicht regelen, maar ruimte laten voor nieuwe ontwikkelingen. In de woorden van Chavannes: zoeken naar een efficiënte, open bestuursstijl en democratische controle op hoofdlijnen.
 Twaalf jaar na de invoering van het dualisme is er behoefte aan een bestuur dat meer open staat voor mensen en groepen buiten de raad. De nieuwe coalitie heeft dit haarfijn aangevoeld. Zij munt hiervoor de term “ participatiedorp.” De Laarbeekse vertaling van participatiemaatschappij naar participatiedorp is een uitdaging die de moeite waard is. Het zal hierbij vooral gaan om een mentaliteitsverandering.

De oppositie schamperde dat het een mager akkoord was. Dit is allerminst het geval, het is een verandering in denken. Laarbeek is er aan toe.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185


maandag 21 april 2014

Nieuwe aanpak



In zijn wekelijkse rubriek over binnenlandse politieke onderwerpen in de NRC schreef Marc Chavannes vorige week o.a. over  de collegeonderhandelingen in gemeenten en meer speciaal over de coalitieakkoorden.

Ik citeer een paar passages uit zijn column:

De besprekingen voor de vorming van nieuwe colleges van B&W bevestigen wat de politicologen Thomassen, Van Ham en Andeweg constateren in hun net gepubliceerde boek Wankele Democratie: het valt mee met de gevreesde legitimiteitscrisis van de Nederlandse democratie. Burgers willen best.
In allerlei gemeentes is men bezig nieuwe vormen van democratisch bestuur te bedenken. Het initiatief Gemeenteraad van de Toekomst lijkt wortel te schieten. Her en der zie je minder dichtgemetselde akkoorden, pogingen burgers systematisch bij de voorbereiding van beleid te betrekken, een open oog voor de noodzaak van regionale samenwerking. Geforceerde gemeentefusies, nee dank u.
Voorbeelden zijn te vinden van Oude IJsselstreek (Varsseveld en omstreken) tot in Brabantse gemeentes. Ook elders zijn mensen opgestaan die bewust en hardop zoeken naar nieuwe oplossingen voor het omgaan met ingewikkelde wensen en wetten, rekening houdend met burgers die veel willen, hun mondje open doen maar nu van rijkswege onder druk worden gezet om voor elkaar te gaan zorgen.
In Valkenswaard is Theo Geldens, fractievoorzitter van verkiezingswinnaar Helder & Gedreven, de architect van zo’n nieuwe aanpak. Sinds 2004 is zijn lokale partij gestaag gegroeid. Nu heeft hij de zetels en staat van dienst die hem waarschijnlijk de kans geven, samen met CDA en PvdA, een opener bestuursstijl in de praktijk te brengen. Twaalf jaar na de invoering van het dualisme voelen veel gemeentes dat zij toe zijn aan een vorm van bestuur die meer openstaat voor mensen en groepen buiten de raad.
In het aangrenzende Waalre is onder leiding van D66-voorman Kees de Zeeuw een vergelijkbare dynamiek op gang gekomen. Met uitgewerkte ideeën over het aanpakken van de pittige extra taken die het Rijk de gemeentes toedeelt, wordt ook in deze welvarende gemeente onder Eindhoven geprobeerd een netwerkdemocratie gestalte te geven. Selectie en integriteitstoetsing van kandidaat-wethouders zijn niet de enige elementen waar men op rijksniveau nog wat van kan leren.
Het gaat in dit soort gemeentes om meer dan het vullen van de publieke tribune. Men is op zoek naar een efficiënte, open bestuursstijl en democratische controle op hoofdlijnen. Welke problemen zich morgen aandienen is vandaag nog niet bekend. Consensus binnen de coalitie is niet op alle onderwerpen vereist.”

Morgen wil ik het Laarbeekse coalitieakkoord toetsen aan  het bovenstaande.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185