woensdag 10 februari 2016



Een tussenstand in de decentralisatie


Op 1 januari 2016 waren de decentralisaties precies een jaar oud. Pieter Hilhorst en Jos van der Lans maakten op de site van socialevraagstukken.nl een eerste tussenstand op. Een interessant verhaal. Ik citeer:


“ De beloften van de decentralisaties zijn geen afvinklijst, maar een lokroep. Een lokroep om burgers daadwerkelijk zeggenschap te geven over hun bestaan en ze waar nodig ondersteuning te bieden die ze vooruit helpt. Een jaar is veel te kort om te beoordelen of dat is gelukt. Maar het is wel mogelijk om rondom centrale vragen een voorlopige tussenstand op te maken: (1) lukt het de leefwereld centraal te stellen?, (2) slagen generalisten erin om maatwerk tot stand te brengen? en (3) verandert de systeemwereld mee?
Een nationale oefening in professionele bescheidenheid – zo zou je de beweging kunnen typeren die met de decentralisaties is ingezet. Als een erkenning dat professionals om duurzaam mensen vooruit te helpen hulp nodig hebben van naasten, van nabije sociale verbanden en dat ze daar hun dienstbaarheid op moeten afstemmen.
Dat blijkt geen eenvoudige opgave. De Florence-Nightingale-reflex zit diep ingebakken in onze professionele manschappen, overigens voor 80 procent vrouwen. Zeker als de nood aan de man is, de schulden hoog, mensen in de war, kinderen onveilig, dan is een netwerkgesprek niet het eerste waar je aan denkt. Dan moet er wat gebeuren. Maar om blijvend resultaat te boeken moet er ook een omgeving tot stand komen die meewerkt. Precies op dat – cruciale – punt wringt nogal eens de schoen. Om meerdere redenen.
1. Eigen kracht wordt nogal eens verward met eigen verantwoordelijkheid. Wat je immers zelf kan doen hoeft de professional niet te doen. Zo ontstaat een negatieve dynamiek van U-meer/Wij-minder die eerder tot chagrijn leidt dan tot een vruchtbaar samenspel tussen de formele en informele zorg. Het zet ook een premie op machteloosheid. Wie zegt ‘ik heb niemand, ik ken niemand, niemand kan me helpen’ wordt van staatswege meer geholpen.
2. Er bestaat een grote terughoudendheid om van anderen hulp te vragen. Hulp vragen voelt soms als mensen lastig vallen. Bovendien menen hulpverleners vaak dat het netwerk te zwak is of juist de oorzaak tot het probleem vormt. Gevolg van deze wederzijdse verlegenheid is dat men zich vastklampt aan de bekende route van zich herhalende één-op-één-ontmoetingen.
3. Het idee was niet louter een verplaatsing te organiseren van professionals uit verschillende organisaties naar de wijk; het moest ook een verbinding worden met wat er aan informele netwerken en sociale verbanden functioneert. In de praktijk blijkt dat – niet in de laatste plaats doordat wijkteams overladen worden – moeizaam van de grond te komen.
Desalniettemin worden er op tal van plaatsen interessante pogingen ondernomen om de informele kant van de zorg beter te verankeren. Zo zijn er in Walcheren gespreksleiders aangesteld die als taak hebben om sociale netwerkbijeenkomsten te organiseren en daar wonderwel in slagen. En wordt er op plekken in de jeugdzorg bij jongeren tussen de 13 en 25 gewekt met informele mentoren die een cruciale schakel vormen in het proces van hulpverlenen. Dat soort initiatieven – er zijn er veel meer! – wijzen de weg naar een professionele zorgcultuur, die minder op zichzelf en veel meer horizontaal georiënteerd is, die zoekt naar gelijkwaardige samenwerking met direct betrokkenen, die zich laat voeden door natuurlijke hulpbronnen in het netwerk, de buurt of in de stad.
Maar er is nog een lange weg te gaan.
Er is een nieuwe ster aan het firmament van de verzorgingsstaat verschenen. De generalist. Het woord laat zich makkelijk associëren met het beeld van een generaal, de man die alles overziend het leger aanvoert. In werkelijkheid zijn de generalisten die zich in wijkteams hebben gemeld helemaal niet zo zeker van hun zaak. Wie zich altijd bekwaamd heeft in de schuldhulpverlening voelt zich niet direct bij een multiprobleemgezin als een vis in het water. Wie gewerkt heeft met ouderen weet niet onmiddellijk een jong volwassene met een licht verstandelijke beperking op zijn waarde te schatten.
Het gevolg is dat er in de sociale wijkteams veel tijd in elkaar is gestoken om aan elkaar te wennen en van elkaar te leren. Zo kon er langzaam handen en voeten gegeven worden aan die mooie formule die daar ooit in Leeuwarden, de proeftuin van sociale wijkteams, voor was verzonnen: generalist voor de burger, specialist in het team. Maar ook hier duiken er een aantal obstakels op die de ontwikkeling bemoeilijken.
4. Op veel plaatsen zijn jeugd, zorg en participatie aparte circuits gebleven met eigen optrekjes. Vooral de medewerkers van de sociale dienst of Diensten voor Werk en Inkomen worden node gemist in de wijkteams. Zo blijven de ‘kokers’ bestaan met elk hun eigen ‘generalisten’ en dan kun je je afvragen of we dan ook echt die (financiële) winst boeken waar we op hebben gerekend.
5. Doen wat nodig is, betekent ook dat generalisten doorzettingsmacht moeten krijgen. Dat mandaat is veelal niet met hun functie meegekomen, waardoor men in het professioneel handelen afhankelijk is van beslissingen elders en de daarvoor geldende bureaucratische procedures. Complicerende factor is dat veel professionals hier ook huiverig tegenover staan. Meer doorzettingsmacht geeft ook meer verantwoordelijkheid over de goede afloop, waarvoor ze liever niet de hand in het vuur steken.
6. Specialistische kringen laten geen gelegenheid onbenut om te melden dat ingewikkelde zaken als psychische problemen en verstandelijke beperkingen een geoefend oog vereisen en de generalisten het risico lopen te lang ‘door te modderen’. Zo groeit het wederzijdse wantrouwen, terwijl de kunst juist zou moeten zijn om kennis te delen, naar voren te halen waar het kan, en apart in te zetten als het niet anders kan. Dat veronderstelt dat beide partijen elkaar durven op te zoeken, maar daar is vaak geen tijd, geen ruimte en misschien vooral geen toereikende financieringsvorm voor.
Zo zijn we nog ver van waar we naar toe willen: een krachtige ondersteuningsstructuur die dichtbij mensen is georganiseerd en in staat is om met behulp van naasten en krachten in de lokale samenleving een groot deel van de problemen op te vangen en daarvoor indien nodig gespecialiseerde hulp kunnen inroepen. Daarvoor moeten we niet alleen gemeentelijke schotten durven te doorbreken, maar misschien ook wel een andere taal leren spreken.
Dit is het beeld. De systeemwereld vormt een belemmering voor de energie die uit de samenleving opborrelt. De wereld van vereisten, procedures, verordeningen en rechtmatigheid houdt burgers in bedwang die iets willen ondernemen en maakt van sociale professionals pionnen op de borden van instituties en overheden. Het is een alledaagse strijd tussen leefwereld en systeemwereld. Klopt dat beeld? Ja en nee. Ja, en wel om drie redenen.
7. De landelijke overheid (en vooral de nationale politiek) blijft gemeenten toch voornamelijk zien als uitvoeringsorganisaties van beleid dat op het Binnenhof wordt bepaald. Haagse regels winnen het daarom al te vaak van gemeentelijk maatwerk.
8. We zeggen wel dat burgers meer verantwoordelijkheid moeten nemen, maar er bestaat eigenlijk nauwelijks een notie over welke sociale infrastructuur daarvoor nodig is. Het gevolg is dat de rechter hersenhelft van de overheid iets zegt wat de linkerhersenhelft onmogelijk maakt. Als we mensen die voor elkaar zorgen bestraffen met kortingen, of elk burgerinitiatief dat een ruimte nodig heeft om bijeen te komen confronteren met marktconforme huren dan kan je je met recht afvragen waar we eigenlijk mee bezig zijn.
9. We willen wel veranderen, maar durven de risico’s niet aan. Daarom winnen de controleurs het nogal eens van de nieuwlichters en de bezwarenmakers het van de veranderaars. Daardoor wordt de lat voor nieuwe initiatieven hoger gelegd dan voor oude praktijken. Zo wordt de systeemwereld een niet te kloppen tegenstander.
Toch hoeven we niet te wanhopen, want er is ook een ‘nee’. Het afschilderen van de systeemwereld als een nagenoeg onneembare vesting, als een niet te temmen bureaucratisch monster, doet geen recht aan de pogingen om binnen instituties en overheden daadwerkelijk te komen tot andere verhoudingen met burgers, professionals en organisaties. Dat is een actieve zoektocht naar andere vormen van financiering, andere inkoopcondities, andere besluitvormingsprocedures, nieuwe vormen zeggenschap en verantwoording. Dat zijn kwesties die een lange adem vergen.
Bovendien is het afschilderen van de onneembare systeemwereld een veel te makkelijk excuus. Het is immers vele malen eenvoudiger de schuld te geven aan een hogere macht dan te kijken naar de eigen beperkingen. Gelukkig zijn er in Nederland heel veel ingezetenen van de systeemwereld die dagelijks hun hersens kraken hoe zij hun wereld met behoud van het goede kunnen laten meebewegen in de veranderingen die nodig zijn. Wij zijn het afgelopen jaar heel veel van deze wereldverbeteraars tegen gekomen, misschien wel net zo veel als burgers die zich actief willen inzetten voor de publieke zaak.”
  
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


dinsdag 9 februari 2016



Kleine gebaren


Het lijkt zo voor de hand te liggen: in dorpen, waar de mensen elkaar nog groeten en waar nog een zekere mate van sociale controle heerst, is de zorgzame samenleving kansrijker dan in 'de grote stad', waar de mensen elkaar niet meer zouden kennen. Maar zo simpel is het niet. Ook in dorpen blijven de meest kwetsbare ouderen vaak verstoken van hulp. En ook in dorpen staat de koestering van privacy burenhulp in de weg, zo staat in het rapport.
In dorpsgemeenschappen heerst nog een zekere gemoedelijkheid. Het verloop is er minder groot dan in de stad: de gemiddelde dorpsbewoner van 75 jaar en ouder woont al 53 jaar in hetzelfde dorp. Het gros van de dorpsbewoners kent elkaar bij naam, zegt goed met elkaar overweg te kunnen en hulpvaardigheid te ondervinden. Zo'n 90 procent van de dorpelingen onderschrijft de stelling dat het 'goed wonen is', bij hen in het dorp. Ongeveer de helft meent dat het de goede kant opgaat met het dorp. Slechts een kleine minderheid vindt dat 'het met de leefbaarheid van het dorp slecht is gesteld'. De waardering van ouderen voor hun omgeving wijkt niet noemenswaardig af van die van jongeren.

Maar toch. Prettige omgangsvormen en sociale harmonie leiden niet per definitie tot hulp voor ouderen die daar het meest behoefte aan hebben. Dorpsbewoners ontvangen weliswaar meer 'informele hulp' naarmate ze ouder worden, maar van de 85-plussers zegt 40 procent meer hulp nodig te hebben.
De informele hulp, die vroeger burenhulp zou zijn genoemd, bereikt de meest kwetsbaren - hoogbejaarden met een laag inkomen - maar mondjesmaat. 'Zij krijgen minder hulp dan ouderen met een gemiddeld of hoog inkomen en geven vaak aan dat zij geen behoefte hebben aan hulp van anderen.

Prettige omgangsvormen op het platteland vormen dus niet de opmaat van hulpvaardigheid. Dat hangt waarschijnlijk samen met het feit dat de dorpsbewoner - net als de modale stedeling - gesteld is op zijn privacy en rust. Het feit dat dorpsbewoners elkaar zo goed kennen, kan de sociale controle zelfs temperen: ze vragen geen aandacht voor persoonlijke problemen omdat ze bang zijn dat daarover in het dorp wordt gekletst.

Wie praktische hulp nodig heeft, zal zich daarvoor niet snel tot een omwonende wenden - zeker niet als de vragende partij geen wederdienst in het vooruitzicht kan stellen. Omgekeerd willen aanbieders van informele hulp hun goede bedoelingen niet opdringen. Ook de dorpsbewoner is in mentale zin verstedelijkt.
Met zorgruilsystemen en digitale platforms proberen gemeenten en kerken hulpvraag en -aanbod bij elkaar te brengen. Leden van zogenoemde zorgcoöperaties, waarvan in Nederland ongeveer honderd bestaan, kunnen tegen een geringe vergoeding diensten (van vrijwilligers en professionals) afnemen.
Het rapport concludeert: “ Het is maar de vraag of kwetsbare ouderen op het platteland beter af zijn dan in de stad. Veel dorpen bieden een warme, vertrouwde omgeving aan ouderen. Maar als vangnet voor de meest kwetsbaren is het niet betrouwbaar genoeg.”

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 8 februari 2016


Krampachtig vasthouden aan een illusie


Gisteren heb ik beloofd nog terug te zullen komen op de brief van PNL aan het college van B en W. In deze brief die in afschrift naar de raad is gezonden, reageert PNL op de raadsinformatiebrief over samenwerking in de Peel.

Op zich vind ik het heel begrijpelijk dat deze raadsinformatiebrief vragen oproept bij PNL. Bij wie niet, zou ik haast zeggen. Het Laarbeekse college reageert evenals de drie andere colleges nogal impulsief op de recente ontwikkelingen in de Peelregio. Schepen worden radicaal achter zich verbrand. Er wordt een onderzoek gestart terwijl de weg terug tegelijkertijd definitief afgesloten wordt. Niet erg verstandig zou je zo zeggen.

In deze weblog heb ik gisteren al opgemerkt dat er meer op het spel straat dan alleen maar de vraag of de vijf gemeenten er in slagen een nieuw businessmodel op te stellen. Het onderzoek raakt aan de kernwaarde van het gemeentelijke bestaan. Als een gemeente haar kerntaken, opgelegd en voorgeschreven door de rijksoverheid niet meer aankan, is het m.i. einde oefening. Zo’n gemeente heeft dan geen bestaansrecht meer.

De oprichting van Peel 6.1. in 2013 moet ook in dit licht bezien worden. De Peelgemeenten waren er vast van overtuigd dat zij de nieuwe taken die met de decentralisatie op hen afkwamen niet aankonden. Samenwerken was de enige optie om aan een gemeentelijke fusie te ontkomen. Dit is nog steeds het geval. Alleen in de opdracht voor het bestuursonderzoek wordt dit niet meegenomen. Een kardinale fout denk ik. Daarom schreef ik gisteren dan ook dat PNL terecht vragen stelt, maar ook weer net niet de juiste vragen. PNL wil het voorstel van Deurne volgen en ook uitvoering in eigen beheer en de dienstverleningsovereenkomst met Helmond in het onderzoek betrekken. Terecht natuurlijk. Alleen,ook  PNL stelt immers de cruciale vraag die er wezenlijk toe doet, niet. Wat doen we als blijkt dat Laarbeek de nieuwe taken niet aan kan? Gaan we dan fuseren? Of blijven we voortmodderen op de weg van de dienstverleningsovereenkomst? Of stellen wij onze hoop op een nieuw te formeren Peel 5.1?

Evenals het college sluit ook PNL krampachtig de ogen voor de realiteit. Verantwoordelijkheid nemen vergt moed. Zowel bij het college als bij PNL schort het hieraan. De pijnlijke waarheid wil men liever niet onder ogen zien.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 7 februari 2016



Samenwerken


Vorige week verzond het Laarbeekse college een raadsinformatiebrief naar de raad. Hierin deelde het college mee dat Asten, Someren, Gemert-Bakel en Laarbeek besloten hadden geen nieuwe Dienstverleningovereenkomst met Helmond te sluiten voor WMO-Jeugdzorg en BMS na 2016. De vier gemeenten en Deurne gaan onderzoeken wat de uitvoering van deze taken in gezamenlijkheid voor hen betekent. Ook Deurne doet volgens de raadsinformatiebrief van harte mee aan dit onderzoek, maar gaat gelijktijdig twee andere opties in beeld brengen: uitvoering in eigen beheer en uitvoering door Helmond in een Dienstverleningsovereenkomst. Op dinsdag 2 februari jl. hebben de Colleges van de 5 gemeenten hun secretarissen opdracht gegeven om op korte termijn een bestuursopdracht te formuleren. Die opdracht moet leiden tot een businesscase op basis waarvan de colleges en raden nog voor de zomer kunnen besluiten of uitvoering van de taken door 5 gemeenten gezamenlijk gaat plaatsvinden per 1 januari 2017.

Het staat er allemaal nogal stellig. In ieder geval is duidelijk dat de vier gemeenten op dit terrein niet meer verder willen met Helmond. Zij hebben het helemaal gehad met Helmond. De banden zijn zonder pardon doorgesneden. De gemeente Deurne lijkt zich ietwat voorzichtiger op te stellen en niet meteen alle schepen achter zich te verbranden.

De raadsinformatiebrief roept  de nodige vragen op. De Peelgemeenten, behalve Deurne, willen geen samenwerking met Helmond meer en – wat nog vreemder is – zij gaan zelfs überhaupt niet onderzoeken of uitvoering in eigen beheer mogelijk is. Dit laatste wordt kennelijk op voorhand al voor onmogelijk gehouden.

En dit is vreemd. Het raakt n.l. direct aan het bestaansrecht van een gemeente. Gemeenten hebben door de decentralisaties per 1 jan 2015 een groot aantal nieuwe taken erbij gekregen. Als een gemeente deze taken zelf niet naar behoren kan uitvoeren, is haar bestaansrecht im Frage. Op onderdelen samenwerken met andere gemeenten is dan niet de meest voor de hand liggende oplossing. Je gaan dan eerder denken aan opheffing door middel van fusie.

De raadsinformatiebrief heeft heel begrijpelijk ogenblikkelijk tot een reactie van PNL geleid. De vragen die PNL stelt, zijn op zich terecht, maar ook weer net niet de juiste vragen die gesteld zouden moeten worden. En deze dagen  zal ik er nader op ingaan.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 3 februari 2016


De toekomst van Helmond


De Rabobank heeft een onderzoek gedaan naar de economische kracht van Helmond. De studie is voor het Helmondse college een opmaat voor de herformulering van het beleid voor de toekomst.

Het rapport legt de vinger op een aantal zwakke punten in de economische structuur van Helmond.  Het ED distilleerde een viertal opdrachten uit het rapport. Helmond heeft dringend behoefte aan nieuwe bedrijven moeten ; het opleidingsniveau in Helmond moet omhoog; het centrum van Helmond moet aantrekkelijker worden . ..en de bereikbaarheid moet beter! “ Bedrijven komen niet over karrenspoor ” stond boven een tweede artikel in het ED. Niet helemaal ten onrechte.

Het moment van het verschijnen van deze studie is opvallend. Het verschijnt op een moment dat Helmond zich terugtrekt uit de samenwerking met de Peelgemeenten. Hiermee heeft de Helmondse ambitie als kartrekker en centrum van de Peel een geweldige deuk gekregen. Deze recente ontwikkeling is in het rapport niet meegenomen. Het rapport ziet Helmond nog als hoofdstad van de Peel. Letterlijk adviseert het rapport:

“ versterk de centrale rol van Helmond in De Peelregio, door de samenwerking in deze regio verder aan te jagen en vorm te geven. Op het gebied van arbeidsmarkt, bedrijfshuisvesting en –acquisitie en bereikbaarheid.”

Als het rapport een ding duidelijk maakt. is het wel dat de economische basis van Helmond wel heel erg zwak is. Misschien moet de stad nog meer dan nu al het geval is de focus verleggen naar Brainport. In de schaduw van Eindhoven, dat wel.

In de rondgang langs Helmondse raadsleden noteert het ED ook dat raadsleden het schrappen van De Ruit achteraf niet zo´n geweldig besluit meer vinden. Berouw komt na de zonde, denk je dan. Terugkijken heeft op dit moment weinig zin. Belangrijker is het antwoord op de vraag: hoe nu verder. In het Gemertse doet de voorzitter Martin Jacobs van Bedrijven Kontakt Gemert-Bakel verwoede pogingen om de problematiek op de politieke agenda te krijgen.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 2 februari 2016


Open brief naar de 6 Peel-burgemeesters



In eerste instantie was ik verbaasd over de brief van een zestal raadsleden van de Peelgemeenten aan hun burgemeesters. De Weblog van Helmond publiceerde vorige week vrijdag deze brief integraal. Over het verzoek om uitleg te geven aan raadsleden was ik niet verbaasd. Dit had natuurlijk al veel eerder moeten gebeuren.

Mijn verbazing ging vooral over de volgende zinsnede  in de brief: “  Wij vinden echter dat het college van Helmond op dit moment te hard van stapel loopt ”. Ik heb sinds de Helmondse commissievergadering van vorige week dinsdag niet het idee dat de meerderheid van de raad van Helmond deze uitspraak deelt. De ondertekenaars van de brief van buiten Helmond hebben hiermee nogal klakkeloos het standpunt van Noreddine Zarroy ( D66 ) en Mohammed Chahim (PvdA ) die in Helmond tot de oppositie behoren, onderschreven. Dit  is natuurlijk niet zo handig als men er naar streeft om uit de ontstane impasse te komen. 

Natuurlijk, de ontwikkelingen zijn eind 2015 in een stroomversnelling geraakt. Helmond is op de rem gaan staan. Het heeft andere opvattingen over de mogelijkheden van deze samenwerking van de Peelgemeenten dan de andere gemeenten in de Peel. In de Oplegnotitie Peelsamenwerking heeft Helmond ten behoeve van de eigen raad dit duidelijk uiteengezet. Ik denk dat hierover de discussie moet gaan.

De briefschrijvers verwijten de colleges van B en W dat geen enkele college(lid) op het idee kwam  om de gemeenteraden bij elkaar te brengen, zoals dat van het openbaar bestuur verwacht mag worden. Dit laatste is een sneer naar de colleges. Je kunt het ook omkeren: gemeenteraadsleden en de Klankbordgroep hadden dit ook kunnen, nee moeten, doen, toen duidelijk wed dat er problemen waren.  

Voor de volledigheid hierbij het stukje op De weblog van Helmond met de desbetreffende brief.

“ Rondom het samenwerkingsverband Peel 6.1 is de laatste tijd veel gebeurd. Een aantal partijen binnen en buiten Helmond willen nu tegelijkertijd helderheid krijgen van alle 6 de colleges. Daarom stuurden de raadsleden Noureddine Zarroy (D66 Helmond), Mohammed Chahim (PvdA Helmond), Harrie van Dijk (Lokaal Sterk), Jos Gruijters (Werkgroep Laarbeek), Guus Koopman (D66-HvA Asten) en Ronald Beniers (PGA-PvdA Asten) onderstaande brief naar de 6 betreffende burgemeesters.

Geachte colleges van de Peel 6.1 gemeenten,

Op 25 januari 2016 is de 
Oplegnotitie Peelsamenwerking (pdf) van het Helmonds college besproken in de commissie Maatschappij. Het college realiseert zich dat de gemeenteraad maar een deel van het proces mee heeft gekregen. Op basis van de Oplegnotitie krijgt de gemeenteraad nu een beeld vanuit het blikveld van de gemeente Helmond.
De gemeenteraad wordt gevraagd in te stemmen met een aantal beslispunten die door het Helmonds college worden voorgedragen. Wij vinden echter dat het college van Helmond op dit moment te hard van stapel loopt.
Vanaf begin vorig jaar begon er ruis te ontstaan binnen de Peel 6.1. De paddenstoelennota die door de gemeenteraden is vastgesteld werd ter discussie gesteld, door het Helmonds college. Verschillende verhalen kwamen voorbij, verhalen over de inhoud, maar ook over het proces. Voor de gemeenteraden van de Peel was dit alles behalve overzichtelijk en transparant en toch kwam geen enkele college(lid) tot het idee om de gemeenteraden bij elkaar te brengen, zoals dat van het openbaar bestuur verwacht mag worden. Dat kan en mag niet de gang van zaken zijn.
Wij verzoeken de colleges van de Peel dan ook per direct een openbare bijeenkomst te organiseren waarbij alle raden van de Peel uitgenodigd worden. Tijdens deze openbare bijeenkomst willen we graag de volgende drie onderwerpen toegelicht krijgen:
1.     Wat is er procesmatig precies gebeurd vanaf januari 2015;
2.     Geef helderheid over de stand van zaken nu over de Peelsamenwerking, zowel inhoudelijk als op het proces;
3.     Hoe staat elk college afzonderlijk van elkaar t.a.v. het paddenstoelennota en waarom;

We zien graag de uitnodiging van de openbare bijeenkomst tegemoet en wensen de colleges veel wijsheid toe.”


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

maandag 1 februari 2016


Meer armslag



Er moet wel tandengeknars te horen zijn geweest toen de decembercirculaire op de mat van het gemeentehuis viel. Het nieuws kwam wel op een heel ongelegen moment. De discussie over de ozb-verhoging van 13% was zeer zeker nog niet afgerond. In de media speelde de kwestie nog volop.

Op Facebook schreef PNL dan ook ogenblikkelijk: “Hé, dat is véél meer dan de OZB-verhoging! Terugdraaien kan nog steeds ” Op zich natuurlijk nog eens niet zo’n gekke gedacht, al koppelde PNL er meteen de gedachte aan terugdraaien van de maatregel aan vast. Vanuit het standpunt van de oppositiepartij niet eens zo vreemd! Maar is het wel reëel?

Een aantal aanpassingen in de uitkering die Laarbeek vanuit het Gemeentefonds krijgt, heeft  een positief effect op de gemeentelijke financiën op de langere termijn. Zo verwachtte Laarbeek eerder over 2016 een negatief resultaat van 157.000 euro, maar dat bedrag lijkt nu uit te komen op 'slechts' 19.000 euro negatief. Voor 2017 wordt nu een positief resultaat van 130.000 euro verwacht (was -27.000), voor 2018 en 2019 respectievelijk 329.000 en 515.000 euro (was 172.000 en 359.000 euro).

Bij de goedkeuring van de begroting in december 2015 hebben Gedeputeerde Staten grote vraagtekens bij de begroting 2016 gezet. Met name de ingerekende winst op de samenwerking binnen Peel  6.1. acht GS niet verantwoord. De gemeente moet de begroting aanpassen. Hierdoor stijgt het tekort over 2016 met een kleine ton. We moeten ons niet rijker rekenen dan we zijn.

De oppositie loopt storm tegen deze verhoging van de OZB en de leges. Zij vergeet daarbij dat PNL in de afgelopen jaren de begroting tot op de graat heeft uitgekleed, omdat PNL weigerde de belastingdruk te verhogen. Het gevolg was een begroting waar geen enkele rek meer inzat. Al jaren was er geen ruimte voor nieuw beleid. PNL veroordeelde Laarbeek tot stilstand.

Maar hierover hoor je PNL natuurlijk niet.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185