dinsdag 24 maart 2015



 

Minimabeleid (vervolg)


Uit de meest recente Armoedemonitor van het CBS blijkt dat sinds 2011 de armoede in Nederland in snel tempo toeneemt. In 2010 had 7,4% van de huishouden een inkomen onder de lage inkomensgrens. In 2012 was dat 9,4%. Volgens ramingen van het CBS ligt dat percentage voor 2014 rond de 10%. Het Rijk heeft om deze reden extra geld beschikbaar gesteld om voor deze groep de gevolgen van de crisis en bezuinigingen te verzachten.

Kinderen vormen een belangrijke doelgroep van het armoedebeleid. Kinderombudsman Marc Dullaert stelde in 2013 naar aanleiding van onderzoek dat er meer aandacht moet komen om kinderen mee te laten doen. In Nederland leeft één op de negen kinderen in armoede. Kinderen die opgroeien in arme gezinnen worden dagelijks met geldgebrek geconfronteerd. Zij hebben een slechtere start en hun kansen voor de langere termijn worden bedreigd. Ze lopen een groter risico om ook als volwassene arm en sociaal uitgesloten te zijn. Daarom zou de gemeente de nadruk moeten leggen op het minimabeleid  voor kinderen. Zij moeten  voldoende mogelijkheden om te kunnen  participeren krijgen.

Omdat armoede niet alleen te maken heeft met te weinig geld, moet de bestrijding van armoede in zijn volle breedte  worden aangepakt. Hierbij denken wij aan:

Activering naar werk
Werk is nog steeds de snelste weg uit de armoede. Werk geeft perspectief en biedt meer mogelijkheden om mee te doen in de samenleving. Inwoners van Laarbeek in een armoedesituatie worden gestimuleerd om te gaan werken en zelf iets te doen aan hun situatie. De gemeente moet hen hierbij zoveel mogelijk aan op hun eigen kracht aanspreken. Met re-integratie-instrumenten kunnen werkzoekenden hierbij geholpen worden. Burgers die (nog) niet in staat zijn om te werken vragen we om op een andere manier te participeren, vrijwillig of in de vorm van een tegenprestatie.

Schuldpreventie
De gemeente doet al veel om te voorkomen dat mensen hoge schulden maken en daardoor in de problemen komen. Wanneer schulden  voorkomen kunnen worden, betekent dat grotere financiële zelfstandigheid van burgers en lagere kosten voor de samenleving. De nadruk zal hierin moeten liggen op preventie.

Verbinding met het Sociale wijkteam
De leden van het Sociale wijkteam zijn de ogen en de oren van de gemeente in de wijk. Hier worden signalen opgepikt uit de wijk en mensen gestimuleerd om deel te nemen aan de samenleving. In het contact met bewoners zullen de medewerkers bekendheid geven aan het minimabeleid en mensen wijzen op mogelijke deelname.

Samenwerking met maatschappelijke organisaties
Er zijn steeds meer maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van armoedebestrijding en schuldhulpverlening. Deze organisaties werken vaak met vrijwilligers. Met gemeentelijke subsidie kunnen deze organisaties andere fondsen verwerven voor hun activiteiten.

Samenhang met andere beleidsterreinen
Armoede is een complex probleem dat te maken heeft met inkomen, meedoen in de maatschappij, gezondheid, opleidingsniveau, zelfredzaamheid, woon- en leefomgeving. Daarom is het minimabeleid zo ingericht dat het ondersteunend is aan de doelstellingen van andere beleidsterreinen, zoals WMO, jeugd, sport en gezondheid.

Door het stimuleren van sport en bewegen verbeteren we de leefstijl van minima en verminderen we gezondheidsachterstanden. Door de deelname van kinderen en jongeren tot 18 jaar aan sportieve en culturele activiteiten te stimuleren, dragen we bij aan de doelstellingen van ons jeugdbeleid. We vergroten de participatie en daarmee de ontwikkelingskansen van jongeren, een van de pijlers van het jeugdbeleid. In het kader van ons preventief gezondheidsbeleid is het belangrijk dat kinderen en jongeren van jongs af aan leren om gezonde keuzes te maken, zodat ze zich ontwikkelen tot volwassenen die zelf verantwoordelijkheid nemen voor een gezonde leefstijl. Hiermee kunnen problemen zoals overgewicht in de toekomst voorkomen worden. Met het uitbreiden van de doelgroep van het minimabeleid, bereiken we dat meer mensen zullen worden aangemoedigd om te sporten en te bewegen (verhogen sportparticipatie).

Door de nadruk te leggen op (het stimuleren van) maatschappelijke participatie draagt het Minimabeleid bij aan het belangrijkste uitgangspunt van het WMO-beleid, namelijk inwoners te ondersteunen om zoveel mogelijk op eigen kracht te participeren in de samenleving. Inwoners die het tijdelijk, langer durend of structureel niet op eigen kracht redden, kunnen op ondersteuning rekenen.

Centraal binnen het minimabeleid staat “meedoen”. Minimabeleid is er op gericht dat inwoners, en met name kinderen, mee kunnen blijven doen en deel kunnen nemen aan het maatschappelijke leven. In het huidige minimabeleid wordt in veel gevallen aan symptoombestrijding gedaan. Inwoners met een laag inkomen worden door middel van bijdragen/voorzieningen op hun inkomen aangevuld, zodat zij daarmee kosten van bijvoorbeeld abonnementen en contributies kunnen voldoen. Zeker waar het gaat om abonnementen voor krant en internet is weinig sprake van meedoen of meetellen, althans niet in de zin van participeren.

Het nieuwe minimabeleid is bij voorkeur minder inkomensondersteunend en draagt er aan bij dat inwoners met een laag inkomen kunnen meedoen, én worden geprikkeld om mee te doen, aan maatschappelijke activiteiten.
Mensen die (financiële) ondersteuning nodig hebben, kunnen blijven rekenen op passende ondersteuning: meer dan nu wordt in de toekomst uitgegaan van maatwerk. Maatwerk met als doel een meer op de persoon en situatie toegespitste oplossing.
  
In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en bijstand (wijzigingen per 1 juli 2014) was opgenomen dat het college verplicht zou worden om uitkeringsgerechtigden onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te laten verrichten. Deze tegenprestatie staat los van de re-integratieverplichting, hoewel dit er wel aan kan bijdragen dat iemand sneller uitstroomt. Inmiddels is de verplichting uit het wetsvoorstel geschrapt. Niettemin zullen wij de tegenprestatie wel bevorderen, zij het dat we dit via “verleiding” willen doen. Door aan het uitvoeren van de tegenprestatie bepaalde voordelen (bijvoorbeeld kortingen op culturele activiteiten) te koppelen, ontstaat een dubbel voordelig effect: - mensen zijn gemotiveerder om de verplichte tegenprestatie uit te voeren, en - mensen gaan door zowel de tegenprestatie als de activerende voordelen meer participeren.

Bij het koppelen van de tegenprestatie aan het minimabeleid moet wel rekening gehouden worden met de eisen die aan de prestatie gesteld kunnen worden. Het moeten namelijk werkzaamheden zijn die door belanghebbenden naar vermogen verricht moeten kunnen worden, waarbij de omvang en de duur beperkt moeten zijn. De werkzaamheden zijn bovendien afhankelijk van de specifieke situatie van belanghebbende en de lokale situatie.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185