dinsdag 31 maart 2015



Solidair en informeel



Vorige week stond in het ED een opiniestuk van het Pon over het meebeslissen van burgers in bestuurlijke aangelegenheden. Het PON beschrijft zichzelf als is een instituut dat toepasbare kennis heeft en geeft op het sociale en culturele domein. Centraal bij het Pon staat het burgerperspectief. Wat beweegt de burgers in al hun gedaanten en hoe vertaalt zich dat in effectief beleid? Beleid dat gericht is op een sociaal duurzame samenleving. Het PON verkent, inspireert, ontwikkelt, valideert, ontplooit ideeën en toetst ook of het werkt. We combineren de kennis die we opdoen in de (Brabantse) praktijk met kennis uit wetenschappelijk onderzoek. De kennis van burgers vertalen we in een handelingsperspectief voor bestuurders en beleidsmakers van overheden en maatschappelijke organisaties. Directe aanleiding voor het stuk waren de onlangs gehouden Provinciale verkiezingen en de coalitiebesprekingen die van start zijn gegaan onder leiding van Gerrit-Jan Swinkels, de voorzitter van de Sociaal Economische Raad Brabant.
Het stuk viel mij op omdat er in het artikel een karakteristiek van de Brabander  werd geschetst die bij nader inzien belangrijker is dan op het eerste gezicht lijkt. Ik geef eerst de bewuste passage weer. Onder de kop “Belangrijke waarden”  schrijven Jeannette den Hartog en Marianne van Bommel:
“ Hoewel we als Brabanders veel verschillen - er bestaat geen echte Brabander - zijn we snel solidair, trots op onze provincie en willen we ons binnen Nederland als positief en informeel laten gelden, aldus een deelnemer aan een van onze onderzoeken. Brabanders hebben een duidelijk beeld van de waarden die van belang zijn voor een toekomstbestendige provincie. Solidair en informeel, dat is wat mensen belangrijke waarden vinden voor het Brabant van de toekomst. Maar ook ondernemend, met meer oog voor de kwaliteit van bestaan dan voor materieel succes. Economische belangen moeten de te nemen beslissingen minder domineren. De meeste mensen zijn van mening dat milieubelangen vóór economische belangen gaan. In de afweging tussen sociale en milieu-belangen gaan de sociale belangen echter voor. Ook tegenover het economisch belang zouden sociale belangen zwaarder moeten tellen.”
Mij gaat het vooral om de zin “ Solidair en informeel, dat is wat mensen belangrijke waarden vinden voor het Brabant van de toekomst. ” Niemand zal ontkennen dat dit geen belangrijke waarden zijn in het maatschappelijk en intermenselijke verkeer. Brabanders zijn bereid elkaar te voort te helpen, zullen hun vrienden nooit afvallen; zij hoeven niet zo nodig in de schijnwerpers te staan, ja, ze handelen zelfs zo onopvallend mogelijk. In de privésfeer werkt dit goed.
Er zitten echter ook schaduwkanten aan die minder positief uitvallen zoals we in Laarbeek  tot onze schade en schande hebben moeten ervaren. Als solidair en informeel handelen het bestuurlijke gedrag gaat bepalen,gaat het in heel veel gevallen onherroepelijk fout. Aan de recente gebeurtenissen in Laarbeek kunnen we dat heel duidelijk zien. Hier was een college heel solidair met elkaar, zo solidair dat de bestuurders elkaar in alle gevallen dekten en niets onwelgevalligs naar buiten lieten komen. In het college werd kennelijk steeds meer informeel gehandeld. Tot de bom barstte, omdat een lid van het college zich gepiepeld voelde en wraak had gezworen. Die kans kreeg hij vrij snel, omdat zijn tegenspeler zelf ook in fout ging.
Solidair en informeel klinkt mooi. Het is dat ook. Echter alleen tot  het moment dat het gebruikt wordt om zaken toe te dekken. Dan gaat het fout en goed fout ook, zoals het Laarbeekse geval bewijst.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

maandag 30 maart 2015



Dubbele integriteit


Oud-burgemeester Hans Ubachs heeft vorige week in De MooiLaarbeekkrant een open brief aan de inwoners van Laarbeek geschreven. Hierin bedankt hij de inwoners van Laarbeek voor de mooie en warme herinneringen en momenten en voor de vele steunbetuigingen die hij heeft mogen ontvangen. Met deze brief neemt hij definitief  afscheid van de gemeente Laarbeek, op een waardige en beheerste manier.

Achter de woorden in de brief gaat heel wat persoonlijk leed schuil. Het burgemeesterschap van Laarbeek heeft hem niet gebracht wat hij ervan verwacht heeft. Feitelijk is het geëindigd in een deceptie. Hopelijk beschikt hij over de veerkracht om zich hierover heen te zetten.

Zijn vertrek uit Laarbeek heeft diepe sporen achter gelaten. Met zijn woorden in de raadsvergadering van 19 maart,waarin hij voor het eerst in de openbaarheid zijn visie op de ontwikkelingen uiteenzette, heeft hij in ieder geval de discussie over integriteit en integer handelen op de agenda geplaatst. Deze discussie galmt nog steeds na en komt op de meest onverwachte momenten deze steeds weer aan de oppervlakte. Zoals b.v. afgelopen zaterdag 28 maart in de rubriek “ Beste lezer ” van het hoofd opinie van het ED, Chris Paulussen.

Paulussen gebruikte de “dubbele integriteit ”, een voor mij nieuwe benaming. Bij nadere beschouwing bleek het een andere naam te zijn voor een aloude waarheid die zegt dat je zelf zuiver tot op de graat moet zijn. Aan eisen die je aan anderen stelt, moet je  natuurlijk in de eerste plaats ook zelf voldoen. Paulussen gebruikt het begrip dubbele integriteit om aan te tonen dat de beweegredenen van iemand die de integriteit van een ander ter discussie stelt bij nader inzien niet altijd zo nobel zijn als hij doet voorkomen. Hij voert hierbij minister Edith Schippers die een complet vermoedde achter de “bonnetjesaffaire ”van Opstelten en Teeven. Volgens Paulussen moet je er altijd op bedacht zijn dat iemand die een  verwijzing naar die de dubbele integriteit gebruikt, zelf ook een dubbele agenda kan hebben. Als journalist moet je dan op je qui vive zijn.

In zijn column verwijst Paulussen ook naar Laarbeek op om zijn stelling te onderbouwen. Hierbij gaat hij wel wat kort door de bocht en draait hij m.i. zaken om en beroept hij zich – zonder dit overigens met name te noemen – op het ode adagium “ wie zonder zonde is, werpe de eerste steen ”  Het citaat in zijn rubriek waarop ik doel is:

“ In Laarbeek had de burgemeester een integriteitsprobleem. Later bleek dat degenen die de kwestie hadden aangekaart ook niet helemaal 'zuiver op de graat' waren. Dat laat onverlet dat de burgemeester fouten had gemaakt en daarmee zijn opponenten de stok had aangereikt om hem te slaan.”

Mijn perceptie is een ietwat andere.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 29 maart 2015

Voorstellen voor een minimabeleid



Na de algemene verkenning  van het minimabeleid in de twee vorige afleveringen van deze weblog besteed ik vandaag aandacht aan de specifieke voorstellen van het college over het Laarbeekse minimabeleid zoals deze vervat zijn in de notitie Visievorming over de uitgangspunten van voor het minimabeleid van de gemeente Laarbeek. De notitie staat op de site van de gemeente Laarbeek  ( Zie: http://bit.ly/1Bff7FR ). De aflevering van vandaag heeft derhalve een afsluitend karakter.

Voor mij wordt het steeds duidelijker dat een gemeente van een omvang zoals Laarbeek eigenlijk niet meer in staat is om een eigen minimabeleid vorm te geven. Bovendien is het aan burgers niet meer uit te leggen, waarom het minimabeleid per gemeente verschilt. Het argument dat gemeenten gebruiken om dit te rechtvaardigen is meestal het argument dat gemeenten de mogelijkheid hebben om eigen accenten te zetten. Dit gaat echter maar zeer ten dele op. Verder dan handelen in de marge kunnen gemeenten niet meer komen. Rechtvaardigt dit het volharden in een eigen minimabeleid? Ik denk van niet. Het ware beter om het minimabeleid in een breder kader gestalte geven. Bij voorbeeld uniform voor alle Peelgemeenten. Helmond,Deurne en Gemert-Bakel zijn al zover. Laarbeek wil nog niet zover gaan. Ik vind dit een gemiste kans. Verschillen tussen gemeenten in dezelfde regio moeten wij niet willen. Overigens is het een illusie dat gemeenten zoveel beleidsvrijheid op dit punt hebben dat zij verschil kunnen maken. Verschillen zijn maar heel marginaal. Op dit punt moeten gemeenten zelfs niet met elkaar willen concurreren.

In de notitie staat een onderbouwing van de visie op het minimabeleid. Het is een zeer korte onderbouwing geworden. Uitgangspunt voor de gemeente is zelfredzaamheid. Deze is steeds meer een uitgangspunt in onze huidige samenleving geworden. Letterlijk schrijft de gemeente:

“ Mensen dienen zoveel mogelijk zaken rondom werk, inkomen en zorg zelf te regelen. Als er geen andere mogelijkheden zijn, kan iemand een beroep doen op ondersteunende maatregelen van de gemeente. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat inwoners altijd en onder alle omstandigheden zelf in staat worden geacht om invulling te kunnen geven aan hun leven en meer bijzonder op de genoemde drie gebieden van werk, inkomen en zorg.”

Natuurlijk, iedereen heeft een zekere mate van zelfredzaamheid nodig. Het is echter iets te gemakkelijk om hiermee de problematiek af te doen. Zelfredzaamheid is immers het gevolg van het individualiseringsproces dat greep heeft gekregen op de maatschappelijke ordening en is de beschaafde vertaling van het principe “het ieder voor zich zelf ”. Als zodanig is het een uitvloeisel van de neo-liberale maatschappij. Vanuit het CDA- gedachtegoed stel ik hier zorg voor de zwakken en naastenhulp  tegenover. Voor ons telt iedereen mee ; sociaal gedrag is voor ons belangrijker dan het beschikken over voldoende zelfredzaamheid. Dit focust teveel op eigenbelang. Dit element missen wij in  de notitie. Van een wethouder uit de linkse hoek hadden wij een socialere insteek verwacht. Jammer en een gemiste kans.

Vervolgens wordt opgemerkt dat niet alle inwoners over deze vaardigheid beschikken. Het doel van het minimabeleid moet daarom gericht zijn op het garanderen vaneen bestaansminimum. Mensen mogen namelijk niet verstoken blijven van primaire levensbehoeften, omdat dit tot een blijvende onoverzichtelijke situatie zal leiden. Doel van het verstrekken van bepaalde voorzieningen is immers om mensen een goede start te bieden om zichzelf te kunnen ontplooien en een plaats te kunnen krijgen in de samenleving. Hierdoor zullen mensen ook in staat zijn om weer bij te dragen aan diezelfde samenleving. Dit is ongetwijfeld waar, maar is het ook vaak niet zo men een duwtje in de rug nodig heeft omdat de “ start ” onderbroken is?

Als speciaal speerpunt wordt in de notitie het bevorderen van de participatie van jeugd in Laarbeek benoemd. “Participatie” moet zich volgens de gemeente enerzijds richten  op een doorlopende lijn vanaf school naar werk, maar heeft anderzijds ook tot doel om de deelname aan lokaal georganiseerd verenigingsverband te bevorderen. Een echte onderbouwing van deze keuze wordt echter niet gegeven.

Veel ruimte wordt in de notitie besteed aan de twee draagkrachtberekeningsmodellen en het vrij te laten eigen vermogen. Als mensen bijzondere bijstand aanvragen, beoordelen consulenten of mensen de kosten geheel of gedeeltelijk zelf kunnen betalen op basis van draagkracht in beschikbaar inkomen en vermogen. Er bestaan twee opties om de draagkracht in het inkomen van aanvragers te berekenen. Bij beide opties is het uitgangspunt dat de gemeente van aanvragers een grotere eigen financiële inbreng verwacht als zij een hoger inkomen en/of meer eigen vermogen hebben. De eerste optie gaat ervan uit dat boven een inkomen ter hoogte van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm draagkracht aanwezig wordt geacht. In de tweede optie wordt pas uitgegaan van draagkracht in het inkomen boven 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Het college van burgemeester en wethouders kiest in de notitie als grens het  inkomen 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, zoals dat ook in Helmond gehanteerd wordt. Het argument voor deze keuze van het college is uiterst patriarchaal en bevoogdend: er moet een (financiële) prikkel moet blijven bestaan om te gaan werken. Ook degenen die niet meer in staat zijn om te werken? Zij worden de dupe van deze keuze, temeer daar dit college afstapt van de bestaande grens van 115%.

In feite is elke grens arbitrair. Ook wij voelen wel iets voor het verlagen van de grens naar 110%, maar dan wel met het juiste argument: er moet bezuinigd worden, want de bomen groeien niet meer tot in de hemel. Iedereen moet hierbij zijn steentje aan bijdragen, ook de zwakkeren.

Met betrekking tot de overwaarde van de woning stelt het college voor deze overwaarde te betrekken bij de draagkrachtberekening. Helemaal zeker is het college blijkbaar niet want ze wil nog bezien of dit wel haalbaar is. Wij vinden dat dit eerst uitgezocht moet worden.

Tot slot de voorstellen voor de inzet van de Klijnsma gelden. Hier is niets mis mee. Alleen is het weer vreemd dat het college bij de besteding van deze gelden weer gaat rekenen met het draagkrachtbeginsel van 120%. Je gelooft je eigen ogen niet als je dit leest. Op het eind van het stuk vraagt het college naar suggesties van de commissie. Deze liggen m.i. nogal voor de hand, als je het speerpunt van het college voor ogen haalt.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 25 maart 2015

Zorg


De zorg, of beter gezegd de veranderingen in de zorg, blijven de gemoederen bezig houden. Bijna dagelijks verschijnen er alarmerende berichten in de media over tekortkomingen in  der uitvoering. Staatssecretaris van Rijn moet voortdurend Naar de Kamer om bezwerende woorden te spreken. Iedere keer weer opnieuw moet hij zijn toezeggingen bijstellen.

Ik kan natuurlijk niet beoordelen of het inderdaad zo slecht gaat als in de pers wordt voorgesteld. In de Laarbeekse omgeving hoor ik ze tot op heden in ieder geval niet. Wel zijn er veel klachten over d e slechte bereikbaarheid van de uitvoeringsorganisatie Peel 6.1 en is er bij de mensen veel onduidelijkheid over de doorgevoerde wijzigingen.

Heel goed is daarom het initiatief van de Katholieke Bond van Ouderen  Lieshout om een voorlichtingsmiddag te beleggen over de veranderingen in  de zorg. ER was afgelopen dinsdagmiddag een grote opkomst. De uiteenzetting van de heer Geerts over de veranderingen in de zorg was helder,duidelijk en voor de meeste aanwezigen zeer begrijpelijk. Ook de toelichting vanuit de gemeente van Rianne Schwillens mocht er zijn. Al met al was het een bijeenkomst waarop de organisatoren met voldoening kunnen terugzien.

Net toen ik dit stukje klaar had, viel de NRC in de bus. Twee artikelen vielen mij op. Er was een redactioneel commentaar over mantelzorg. Dit naar aanleiding van een publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau over  “. Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk ” Het SCP kwam met verontrustende cijfers over ziekteverzuim van mantelzorgers. In het commentaar trof mij voor dat het NRC opmerkte dat mantelzorg en keukentafel gesprek een zekere mate van huiselijkheid suggereert, die de werkelijkheid geweld aandoet. Ik voel dit ook zo. Deze benamingen ontkennen de harde werkelijkheid dat mantelzorg en keukentafelgesprek voor gemeenten van essentieel belang zijn, was het alleen maar om inzicht te krijgen in de noodzakelijke zorg die burgers nodig hebben.

Het tweede artikel in de NRC dt mij trof was een groot artikel over de stappen die burgers moeten zetten om zorg te krijgen. “Een systeem dat zelf ziek ” had de NRC er boven gezet. Via deze link http://bit.ly/1CYX24Y kunt u het lezen.
   
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


dinsdag 24 maart 2015



 

Minimabeleid (vervolg)


Uit de meest recente Armoedemonitor van het CBS blijkt dat sinds 2011 de armoede in Nederland in snel tempo toeneemt. In 2010 had 7,4% van de huishouden een inkomen onder de lage inkomensgrens. In 2012 was dat 9,4%. Volgens ramingen van het CBS ligt dat percentage voor 2014 rond de 10%. Het Rijk heeft om deze reden extra geld beschikbaar gesteld om voor deze groep de gevolgen van de crisis en bezuinigingen te verzachten.

Kinderen vormen een belangrijke doelgroep van het armoedebeleid. Kinderombudsman Marc Dullaert stelde in 2013 naar aanleiding van onderzoek dat er meer aandacht moet komen om kinderen mee te laten doen. In Nederland leeft één op de negen kinderen in armoede. Kinderen die opgroeien in arme gezinnen worden dagelijks met geldgebrek geconfronteerd. Zij hebben een slechtere start en hun kansen voor de langere termijn worden bedreigd. Ze lopen een groter risico om ook als volwassene arm en sociaal uitgesloten te zijn. Daarom zou de gemeente de nadruk moeten leggen op het minimabeleid  voor kinderen. Zij moeten  voldoende mogelijkheden om te kunnen  participeren krijgen.

Omdat armoede niet alleen te maken heeft met te weinig geld, moet de bestrijding van armoede in zijn volle breedte  worden aangepakt. Hierbij denken wij aan:

Activering naar werk
Werk is nog steeds de snelste weg uit de armoede. Werk geeft perspectief en biedt meer mogelijkheden om mee te doen in de samenleving. Inwoners van Laarbeek in een armoedesituatie worden gestimuleerd om te gaan werken en zelf iets te doen aan hun situatie. De gemeente moet hen hierbij zoveel mogelijk aan op hun eigen kracht aanspreken. Met re-integratie-instrumenten kunnen werkzoekenden hierbij geholpen worden. Burgers die (nog) niet in staat zijn om te werken vragen we om op een andere manier te participeren, vrijwillig of in de vorm van een tegenprestatie.

Schuldpreventie
De gemeente doet al veel om te voorkomen dat mensen hoge schulden maken en daardoor in de problemen komen. Wanneer schulden  voorkomen kunnen worden, betekent dat grotere financiële zelfstandigheid van burgers en lagere kosten voor de samenleving. De nadruk zal hierin moeten liggen op preventie.

Verbinding met het Sociale wijkteam
De leden van het Sociale wijkteam zijn de ogen en de oren van de gemeente in de wijk. Hier worden signalen opgepikt uit de wijk en mensen gestimuleerd om deel te nemen aan de samenleving. In het contact met bewoners zullen de medewerkers bekendheid geven aan het minimabeleid en mensen wijzen op mogelijke deelname.

Samenwerking met maatschappelijke organisaties
Er zijn steeds meer maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van armoedebestrijding en schuldhulpverlening. Deze organisaties werken vaak met vrijwilligers. Met gemeentelijke subsidie kunnen deze organisaties andere fondsen verwerven voor hun activiteiten.

Samenhang met andere beleidsterreinen
Armoede is een complex probleem dat te maken heeft met inkomen, meedoen in de maatschappij, gezondheid, opleidingsniveau, zelfredzaamheid, woon- en leefomgeving. Daarom is het minimabeleid zo ingericht dat het ondersteunend is aan de doelstellingen van andere beleidsterreinen, zoals WMO, jeugd, sport en gezondheid.

Door het stimuleren van sport en bewegen verbeteren we de leefstijl van minima en verminderen we gezondheidsachterstanden. Door de deelname van kinderen en jongeren tot 18 jaar aan sportieve en culturele activiteiten te stimuleren, dragen we bij aan de doelstellingen van ons jeugdbeleid. We vergroten de participatie en daarmee de ontwikkelingskansen van jongeren, een van de pijlers van het jeugdbeleid. In het kader van ons preventief gezondheidsbeleid is het belangrijk dat kinderen en jongeren van jongs af aan leren om gezonde keuzes te maken, zodat ze zich ontwikkelen tot volwassenen die zelf verantwoordelijkheid nemen voor een gezonde leefstijl. Hiermee kunnen problemen zoals overgewicht in de toekomst voorkomen worden. Met het uitbreiden van de doelgroep van het minimabeleid, bereiken we dat meer mensen zullen worden aangemoedigd om te sporten en te bewegen (verhogen sportparticipatie).

Door de nadruk te leggen op (het stimuleren van) maatschappelijke participatie draagt het Minimabeleid bij aan het belangrijkste uitgangspunt van het WMO-beleid, namelijk inwoners te ondersteunen om zoveel mogelijk op eigen kracht te participeren in de samenleving. Inwoners die het tijdelijk, langer durend of structureel niet op eigen kracht redden, kunnen op ondersteuning rekenen.

Centraal binnen het minimabeleid staat “meedoen”. Minimabeleid is er op gericht dat inwoners, en met name kinderen, mee kunnen blijven doen en deel kunnen nemen aan het maatschappelijke leven. In het huidige minimabeleid wordt in veel gevallen aan symptoombestrijding gedaan. Inwoners met een laag inkomen worden door middel van bijdragen/voorzieningen op hun inkomen aangevuld, zodat zij daarmee kosten van bijvoorbeeld abonnementen en contributies kunnen voldoen. Zeker waar het gaat om abonnementen voor krant en internet is weinig sprake van meedoen of meetellen, althans niet in de zin van participeren.

Het nieuwe minimabeleid is bij voorkeur minder inkomensondersteunend en draagt er aan bij dat inwoners met een laag inkomen kunnen meedoen, én worden geprikkeld om mee te doen, aan maatschappelijke activiteiten.
Mensen die (financiële) ondersteuning nodig hebben, kunnen blijven rekenen op passende ondersteuning: meer dan nu wordt in de toekomst uitgegaan van maatwerk. Maatwerk met als doel een meer op de persoon en situatie toegespitste oplossing.
  
In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet werk en bijstand (wijzigingen per 1 juli 2014) was opgenomen dat het college verplicht zou worden om uitkeringsgerechtigden onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te laten verrichten. Deze tegenprestatie staat los van de re-integratieverplichting, hoewel dit er wel aan kan bijdragen dat iemand sneller uitstroomt. Inmiddels is de verplichting uit het wetsvoorstel geschrapt. Niettemin zullen wij de tegenprestatie wel bevorderen, zij het dat we dit via “verleiding” willen doen. Door aan het uitvoeren van de tegenprestatie bepaalde voordelen (bijvoorbeeld kortingen op culturele activiteiten) te koppelen, ontstaat een dubbel voordelig effect: - mensen zijn gemotiveerder om de verplichte tegenprestatie uit te voeren, en - mensen gaan door zowel de tegenprestatie als de activerende voordelen meer participeren.

Bij het koppelen van de tegenprestatie aan het minimabeleid moet wel rekening gehouden worden met de eisen die aan de prestatie gesteld kunnen worden. Het moeten namelijk werkzaamheden zijn die door belanghebbenden naar vermogen verricht moeten kunnen worden, waarbij de omvang en de duur beperkt moeten zijn. De werkzaamheden zijn bovendien afhankelijk van de specifieke situatie van belanghebbende en de lokale situatie.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 23 maart 2015



Minimabeleid.


De agenda’s voor de commissievergaderingen staan op de site van  de gemeente. Nog niet alle stukken zijn klaar; deze zullen eerstdaags als aanvulling op de site 
worden geplaatst.

Voor de commissie Sociaal Domein zijn twee onderwerpen opgevoerd die nauw met elkaar samenhangen, maar desondanks toch als afzonderlijk agendapunt worden geagendeerd. Het betreft de visievorming over de uitgangspunten van het Minimabeleid  en de opiniërende bespreking van de verordening Tegenprestaties. De stukken voor dit agendapunt zijn nog niet klaar. Eigenlijk zijn deze beide onderwerpen inhoudelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is dus op zijn minst vreemd dat ze gesplitst worden in twee afzonderlijke agendapunten. Dit is niet bevorderlijk voor de noodzakelijke eenheid van beleid.

Voor de visievorming over de uitgangspunten van het Minimabeleid van de gemeente Laarbeek heeft het college een notitie opgesteld. Ik ben niet zo erg kapot van deze notitie. Sterker nog, ik vind het een slecht stuk.  Allereerst omdat het een rommelige notitie is die eenheid en samenhang ontbeert. Dit is op zich al erg genoeg. Erger is nog dat het college er niet in slaagt een coherente visie op het minimabeleid in Laarbeek te ontwikkelen. Als je deze notitie vergelijkt met soortgelijke recente notities van andere gemeente dan zie je dat het Laarbeekse college het vooral ontbreekt aan  visie. Het college is klaarblijkelijk niet in staat om zijn uitgangspunten voor het minimabeleid ordentelijk te formuleren. Hierdoor maakt  het college  het de commissie en raad niet gemakkelijk.

De commissie en de raad zullen dus zelf de aanzet voor de visievorming moeten geven.  Hierbij kan de commissie de notitie het beste maar ter zijde leggen  en zelf in eerste instantie de opvattingen van de commissie en raad over het minimabeleid zelf gaan formuleren. De noodzakelijke aanpassing van het minimabeleid volgt dan als het ware  vanzelf uit de keuze van de uitgangspunten.

Het CDA gaat uit van het adagium “Iedereen doet mee ”. Het CDA heeft voor dit uitgangspunt gekozen vanuit de overtuiging dat elk individu telt. Hulp aan de zwakkeren en naastenliefde zijn wezenlijke elementen uit de CDA-filosofie. De zwakkeren  zijn een niet weg te denken onderdeel van  de christelijke cultuur die nauw verbonden is met de eeuwenoude joodse traditie, waaruit het christendom ontsproten en het Europese continent gevormd is. De ontwikkeling van het moderne individualisme heeft in de Europese cultuur andere accenten geplaatst en een andersoortige ontwikkeling ingeluid. De christelijke deugden van hulp aan de zwakkeren en naastenliefde zijn nooit helemaal verdwenen. Deze deugden moeten wij koesteren en dus vorm geven in ons minimabeleid .


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 22 maart 2015


Verkiezingsuitslag


De verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Waterschappen hebben we weer gehad. De dubbele verkiezingen waren voor sommigen verwarrend, temeer daar de kleur van de stembiljetten niet de meest logische was. Wie denkt bij de kleur blauw aan de provincie en bij geel aan de waterschappen. Juist andersom moet het zou je verwachten.

De uitslag van met name de Provinciale Statenverkiezingen galmt nog steeds na. De meeste aandacht gaat niet uit naar de provincies maar naar de Eerste Kamer. Dit komt omdat de landelijke partijen deze verkiezingen hebben gekaapt. De samenstelling aan de Eerste Kamer is nu de topic. Partijen zijn bezig met een spelletje om de samenstelling van de Kamer zoveel mogelijk naar hun hand te zetten. Het dealen en wheelen is in volle gang. De coalitie en de constructieve drie komen een paar zetels tekort voor de meerderheid. Dus tijd voor politiek handje klap. Tot afgrijzen van de kiezer.

De nieuwe samenstelling van de Eerste Kamer is een politieke realiteit, waar we tot 2017 aan vastzitten. Niet alleen het huidige kabinet moet er rekening mee houden, maar ook het kabinet dat gevormd gaat worden na de Tweede Kamerverkiezingen die op de rol staan voor  2016 of zoveel eerder als het kabinet voortijdig valt.

Met deze verkiezingen zijn we in een nieuw tijdperk beland. Nederland kent sinds 18 maart geen grote partijen meer. Vlak voor de verkiezingen leek het erop dat zes partijen kans maakten om de grootste partij te worden. Uiteindelijk werd de VVD de grootste, maar ze haalde  nog eens geen 16% van de stemmen. De grootste partij was de partij van de thuisblijvers. Ruim de helft van de kiezer bleef thuis en maakte de gang naar het stembureau niet. Waarom?

Er zijn politicologen die hier geen moeite mee hebben. Zij wijzen erop dat Amerikaanse presidenten al heel lang door een kleine meerderheid van de helft van het electoraat gekozen worden. Ook in Europa zouden we hieraan moeten wennen. Kiezers blijven volgens hen niet alleen thuis uit desinteresse en onverschilligheid, maar ook omdat zij op zich tevreden zijn  en er geen grote politieke tegenstelling en of politieke meningsverschillen bestaan. Men zou het allemaal wel best vinden!

Dat kan, maar ik denk dat het anders ligt. Een zekere gemakzucht zal hier en daar zeker meespelen, maar veel kiezers blijven ook thuis vanuit onbehagen en een groeiend wantrouwen jegens de politiek. Zij onttrekken zich aan hun burgerplicht, omdat ze teleurgesteld zijn in de politiek en trekken zich terug in hun eigen leefwereld, niet meer bereid om de barricaden op te gaan en zelf bij te dragen aan een wezenlijke verandering. Teveel kiezers laten het afweten.
Ook in Laarbeek week de opkomst niet af van het landelijke beeld .Ook hier een lage opkomst met 46,1%. Opmerkelijk was wel dat in Laarbeek de SP de grootste partij werd met 18,6 van de stemmen. Net als in Helmond , Geldrop-Mierlo en Eindhoven. CDA, VVD en D66 werden resp.2e,3e en 4e partij. Wijst de winst van de SP in Laarbeek op het bestaan van onvrede ?  Het lijkt erop.

Overigens heeft het CDA in Brabant het  minder goed gedaan dan in andere provincies. In Brabant moest het CDA genoegen nemen met een lichte daling van het aantal stemmen en het verlies van een zetel. Er zijn waarnemers die dit toeschrijven aan het effect van De Ruit. Ik denk dat er meerdere factoren voor dit verlies zijn aan te wijzen. Tegenstanders van De Ruit hebben in de campagne fors de trom geroerd, maar ze hebben Brabant-breed niet het beeld bepaald. De pijnlijke afwezigheid van de Brabantse politieke partijen in de media door het geweld van de landelijke politiek was van veel doorslaggevender belang.

Overigens is het opmerkelijk dat nu na 18 maart in de media de invloed van De Ruit op de verkiezingsuitslag geminimaliseerd wordt. “ De kiezer is geen tegenstander van de Ruit ” schreef het ED op 20 maart in een nieuwsanalyse. De verkiezingsuitslag heeft geen helder beeld opgeleverd: voorstanders en tegenstanders in de Staten lijken elkaar in evenwicht te houden.

Tot mijn verwondering zag ik in de MooiLaarbeekkrant  van deze week een positief artikel van Bowen Straatman over De Ruit. Voor de eerste keer spreekt PNL, Laarbeeks grootste partij, zich onomwonden uit voor De Ruit. Ook in Laarbeek is de tegenstand tegen De Ruit niet zo massaal als tegenstanders ons maar al te graag doen geloven.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 18 maart 2015


Verkiezingen


Gisteren waren  de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Waterschappen. Op het moment dat ik dit schrijf, zijn de stembureau’s nog  open. Er is dus nog geen zicht op de uitslag. Pas rond 21.00 uur komt de eerste exit poll. De opkomst ligt lager dan in 2011.

Deze verkiezingen zijn door de Haagse politici gekaapt. Het kabinet Rutte 11 heeft deze verkiezingen in het teken geplaatst van de samenstelling van de Eerste Kamer. Inzet was het kabinetsbeleid en de meerderheid van het kabinet van VVD en Pvda en de drie parijnen van  de zgn constructieve oppositie( D66, ChristenUnie en SGP ).Met als gevolg dat in de campagne  provinciale  thema’s volledig werden ondergesneeuwd door het Haagse geweld.

Ton-Jan Meeuws schreef vandaag in het openingsartikel van de NRC over de  “ verkiezingsdag van  paradoxen”.  Geen naoorlogse coalitie heeft ooit de politieke betekenis van de Eerste Kamer zo uitdrukkelijk  op de kaart gezet. Dit is paradoxaal, omdat juist dit kabinet bij zijn aantreden de politieke betekenis van de Eerste Kamer Rutte sterk relativeerde. Zelf had het kabinet geen meerderheid in de Eerste Kamer, maar daar maakten Rutte en Samson geen probleem van. Toen dit in de praktijk toch lastiger  bleek dan zij aanvankelijk dachten,  zag je binnen de coalitie de onvrede over de politieke rol va de Eerste Kamer te groeien. Er kwamen pleidooien om die rol terug te dringen.

Geheel onverwacht  maakte het kabinet de senaat tot inzet van de verkiezingen. Na mei heeft Nederland een Eerste Kamer die terecht kan claimen  over een actueler mandaat te beschikken dan de Tweede Kamer. Uitgerekend het kabinet dat de Eerste Kamer klein wilde houden, zo schrijft Meeuws, heeft diezelfde Eerste Kamer groter dan ooit gemaakt!

Er is nog een tweede paradox: hoe zwakker de coalitie vandaag scoort, hoe groter de kans dat het kabinet doorgaat. Hoe vreemd het kan lopen. Ondertussen  raken de Provinciale Staten steeds meer uit het zicht. En toch gingen die wel ergens over. In Brabant b.v. over de vraag is er een meerderheid of niet voor De Ruit!


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 17 maart 2015



Integriteit


Integriteit is niet alleen een item in gemeenteraden, maar blijkens een artikel in de Volkskrant van maandag 16 maart 2015 ook in de Eerste Kamer. Volgens de krant stemmen senatoren vaak met een dubbele pet op. De 75 leden van de Eerste Kamer hebben in de huidige zittingsperiode 675 keer over een wetsvoorstel gestemd waarbij ze zelf betrokken waren vanwege hun (neven)functies. Volgens critici dreigen bijbanen 'een groot democratisch probleem' te worden, nu de politieke rol van de Senaat groter wordt.
Gemeenteraadsleden en provincialestatenleden mogen als ze betrokken zijn bij het onderwerp van een wetsvoorstel niet meestemmen om belangenverstrengeling of de schijn daarvan te vermijden; de Eerste Kamer vindt zo'n regel onnodig omdat er voldoende onderlinge controle zou zijn.

Die honderden dubbele petten blijken uit onderzoek van de Volkskrant naar de nevenfuncties van de 75 leden van de Eerste Kamer en hun stemgedrag bij de laatste 275 wetsvoorstellen. De betrokkenheid daarbij kan algemeen zijn: een senator heeft een bijbaan bij een pensioenfonds en er ligt een wetsvoorstel over de pensioenen. Het kan ook specifieker. Zo stemde D66 onlangs tegen een verdere verlaging van de semipublieke topinkomens, iets waar ook de Vereniging Hogescholen (de werkgevers in het hbo) tegen was. D66-senator Thom de Graaf is voorzitter van die vereniging, merkte PvdA-voorzitter Hans Spekman onlangs op. De Graaf noemt die suggestie van belangenverstrengeling 'aperte onzin'.

Het lidmaatschap van de Eerste Kamer is een deeltijdbaan. Senatoren moeten er bijbanen of een hoofdfunctie naast hebben omdat de vergoeding krap 24 duizend euro per jaar is. De maatschappelijke nevenfuncties geven de senatoren ook meerwaarde ten opzichte van Tweede Kamerleden. De vraag is of het gevaar van belangenverstrengeling afdoende is afgewend. 
De Volkskrant zocht de Leidse hoogleraar staats- en bestuursrecht Tom Barkhuysen op. Volgens hem is het  essentieel om zelfs de schijn van belangenverstrengeling te vermijden, en houvast te geven over wat wel en niet is toegestaan. Voor de deeltijdpolitici in de gemeenteraden en provinciale staten is wettelijk vastgelegd dat ze niet mogen meestemmen bij onderwerpen waarbij ze persoonlijk betrokken zijn.
De Senaat vond vorig jaar zo'n ingreep onnodig en principieel te vergaand, omdat die ingrijpt in het vrije mandaat van politici om te stemmen. Barkhuysen noemt de uitzondering voor de Senaat een 'moeilijk te rechtvaardigen verschil' met andere 'deeltijdparlementen'.
Ik denk dat hij gelijk heeft.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 16 maart 2015


Knopen doorhakken


Als ik met raadsleden uit Laarbeek spreek, zowel van binnen als buiten de coalitie, valt mij de laatste tijd op dat zij zich zeer onzeker gedragen. Het lijkt erop dat zij de weg een beetje kwijt zijn. De gebeurtenissen van de laatste maanden zijn duidelijk niet de koude kleren gaan zitten. Het valt hen nog steeds lastig er een heldere duiding aan te geven.

PNL zit nog in een verwerkingsproces van de mokerslagen die de partij heeft moeten incasseren.  Onenigheid binnen de gelederen is troef. Theodoor Biemans blijkt eerder een sluitzwam dan een verbinder binnen de partij. PNL zal zich moeten herbezinnen op de te volgen koers.

Frans Biemans van de gelijknamige fractie Biemans vaart een geheel eigen koers die voor anderen bijna ondoorgrondelijk is. Waarschijnlijk weet Frans Biemans het zelf ook niet zo precies. Hij bijt zich teveel  vast in het verleden en vergeet ondertussen naar de toekomst te kijken.

De coalitiepartijen slagen er nog steeds niet in hun stempel op de raad te drukken. Hun optreden is erg terughoudend; zij lijken vooral te wachten op wat er uit het college komt. Hierbij hebben zij ook nog eens de pech hebben dat er weinig uit de koker van het college komt. Collegeleden zijn volmaakt onzichtbaar. Niemand die het voortouw weet te nemen. Het lijkt er sterk op dat het college vooral volgend is, niet aan  weg te timmeren en er maar niet in slaagt het voortouw te nemen.
Het college moet meer initiatief tonen en snel de nodige knopen doorhakken. 

Kernvraag is en blijft: wat willen we met Laarbeek?


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 15 maart 2015



Verkiezingen Provinciale Staten.


De fractievoorzitters van de verschillende partijen hebben deze verkiezingen bij wijze van spreken gekaapt. Landelijke thema’s beheersen de verkiezingscampagne, provinciale thema’s worden hierdoor naar de achtergrond gedrongen. Op zich is dit begrijpelijk, maar het blijft jammer. Ook al omdat er een aantal provinciale onderwerpen zijn die wel degelijk van belang zijn.

In Brabant en in het bijzonder van belang voor deze regio is dat de discussie over De Ruit. Mede door een actieve lobby van tegenstanders heeft de meerderheid van de Tweede Kamer de rijksbijdrage voor De  Ruit geschrapt. Gehoopt wordt dat de toegezegde 271 milj.  naar aanpassingen van de A58 en de A67 zullen gaan.  Helemaal zeker is dit overigens nog niet.

Vorige week heeft de provincie een doorstartdossier gepubliceerd.  Het dossier geeft een overzicht van het proces dat in de voorbije jaren is doorlopen; het is bedoeld voor het nieuw te vormen college van Gedeputeerde Staten. Het zal vooral van de uitslag van de verkiezingen afhangen of het nieuwe college dit project nog wil oppakken.

In het doorstartdossier staat dat ook zonder geld uit Den Haag de Ruit om Eindhoven aangelegd kan worden. De Ruit kan volgens gedeputeerde van Heugten aangelegd worden met 595 milj euro.  Alle mogelijke kritiek op het doorstartdossier is mogelijk. Voor Laarbeek is in elk geval belangrijk dat in de nieuwste plannen voorzien is in een turborotonde om het verkeer bij industrieterrein De Bemmer goed af te wikkelen.

Het lot van De Ruit wordt bepaald in de verkiezingen op 18 maart. CDA,VVD en PVV blijven voor de Ruit; de andere partijen zijn tegen. Het kan nog alle kanten uitgaan. Bij de tegenstanders zal D66 geen breekpunt in de eventuele onderhandelingen van de Ruit maken; bij de voorstanders gaat het CDA dit ook niet doen.

Gedeputeerde Staten staan nog steeds volledig achter het Voorkeursalternatief zoals indertijd gepresenteerd is. Alle onderzoeken wijzen uit dat niets doen geen optie is. De Brainport-regio moet bereikbaar blijven. Het aantal inwoners en de mobiliteit blijven in de komende jaren verder groeien. Het aantal verkeersbewegingen blijft daardoor ook stijgen.

Uit het doorstartdossier blijkt dat er ondanks het vervallen van de Rijksbijdrage van € 271 miljoen voldoende financiële ruimte bestaat om de Ruit Eindhoven in de voorgestelde vorm uit te voeren. In het dossier staat dat hierbij geen concessies worden gedaan aan de natuurlijke inpassing of de vormgeving van de weg. “Dat is mogelijk omdat de aanpak van de A67 eerst onderdeel was van het project en nu volledig voor rekening komt van het ministerie van I&M. Met het budget van € 590 miljoen dat de provincie beschikbaar heeft, is het mogelijk om de Verkeersruit  en de lokale maatregelen in Veghel  aan te leggen,” aldus gedeputeerde van Heugten.

Innovatieve ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit bieden de komende tijd ongetwijfeld mogelijkheden om die groei deels op te vangen. Echter,zo staat er in het dossier, ook slimme met elkaar communicerende auto’s hebben ruimte nodig om te kunnen rijden. “ Het bereikbaarheidsprobleem van de regio Zuidoost-Brabant wordt mede veroorzaakt door een ontbrekende schakel in de infrastructuur. Het oplossen van dit probleem is geen dus kwestie tussen óf asfalt, óf slimme innovaties maar een kwestie van beiden. Alleen dan kan voorkomen worden dat de regio Eindhoven Helmond binnenkort qua bereikbaarheid een tweede Randstad is.”

Zo is het maar net!


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

woensdag 11 maart 2015



Rechterlijke uitspraken over WMO-zorg.


Toeval of niet, gisteren kwam er een uitnodiging van de gemeente Laarbeek voor een miniconferentie over de WMO op donderdag 16 april aanstaande. Raadsleden en commissielede van Sociaal Domein zijn hiervoor uitgenodigd. Eveneens gisteren zag ik een aantal rechterlijke uitspraken over huishoudelijke hulp voorbij komen. Ook zag ik een tweetal rekenkamercommissie onderzoeken over de decentralisaties. O.a. een van de gemeente Terneuzen en van Overbetuwe. Met name in het rapport van Terneuzen staan in de aanbevelingen een paar behartenswaardige opmerkingen, die moeite waard zijn.

In zorgvisie lees ik over een paar recente rechterlijke uitspraken. Ik citeer:

“ De rechter beperkt gemeenten steeds vaker in hun mogelijkheden om minder uren thuishulp te vergoeden. De voorwaarden voor keukentafelgesprekken en algemene voorzieningen worden in de rechtszaal steeds scherper afgebakend. Bijvoorbeeld over hoe intensief een keukentafelgesprek moet zijn of hoe een ‘algemene voorziening voor thuishulp’ er uit moet zien.
Volgens jurist Kevin Wevers betekenen recente uitspraken in onder andere Utrecht, Monferland en Dantumadeel en Sudwest Fryslân dat gemeenten veel minder makkelijk kunnen besluiten de vergoeding van thuishulp te beëindigen of te verminderen. Wevers staat twee burgers bij in hun bezwaarprocedure tegen gemeente Montferland. De bestuursrechter van de rechtbank Gelderland bepaalde in deze zaak afgelopen maandag dat Montferland niet zomaar mag stoppen met de vergoeding van huishoudelijke hulp. De gemeente wilde de drie uur huishoudelijke hulp die de bezwaarmakers kregen, stopzetten op grond van het principe dat drie uur huishoudelijke hulp 'algemeen gebruikelijk' is. 'De gemeente zegt hiermee dat drie uurtjes poetshulp in haar ogen geen zorg is, maar gebruikelijk voor iedereen. Dat is de reden dat ze het niet onder de nieuwe Wmo hoeven te vergoeden. Echter, de rechter heeft hier maandag over geoordeeld dat men daar niet zo maar van uit mag gaan. De individuele omstandigheden van de inwoners moeten in het besluit betrokken worden. Dus een gemeente kan niet voor iedereen bepalen dat drie uur thuishulp algemeen gebruikelijk en geen zorg is.'
Ook de bestuursrechter in Utrecht deed een uitspraak die gemeenten beperken bij het bezuinigingen op thuishulp. Utrecht bepaalde dat iedereen met recht op huishoudhulp standaard anderhalf uur per week krijgt. Sommige ouderen kregen daardoor opeens veel minder hulp; bijvoorbeeld van vijfenhalf of drie uur naar anderhalf uur in de voorbeeldzaak. De rechter in Utrecht stelt nu dat anderhalf uur een redelijke norm is, maar dat de gemeente wel beter onderzoek moet doen of aanvullend maatwerk nodig is als men daarom vraagt.

Keukentafel

Wevers denk dat deze uitspraken nog maar het begin zijn. 'Veel van deze jurisprudentie gaat over de indicatiestelling. Het wordt steeds duidelijker dat je als gemeente echt heel grondig naar de individuele situatie van een burger moet kijken alvorens je overgaat tot korten. Zo voer ik in Lochem een zaak waarbij inwoners eerst een brief op de mat kregen met het indicatiebesluit en pas daarna een ambtenaar over de vloer kregen voor het keukentafelgesprek. Hiervan oordeelt de rechter nu dat het keukentafelgesprek niet achteraf gevoerd mag worden als een soort van uitleg van het reeds eerder genomen besluit. Nee, het besluit moet juist gebaseerd zijn op de bevindingen van het individuele gesprek en onderzoek.'

Algemene voorziening

Wevers verwacht dat naast de correcte vorm van het keukentafelgesprek een ander juridisch aspect zal gaan spelen binnen de Wmo 2015. 'Dat betreft de inhoud van een 'algemene voorziening'. Veel gemeenten besluiten momenteel om huishoudelijke hulp niet als individuele voorziening te vergoeden. In plaats daarvan verwijzen ze mensen naar een 'algemene voorziening voor thuishulp'. Echter, dit blijkt dan in veel gevallen geen echte voorziening te zijn, maar een doorverwijzing naar een particuliere dienstverlener. Dat zal mijns inziens door een rechter niet geaccepteerd worden als een voorziening. Het is daarom mijn stellige overtuiging dat er nog veel Wmo-zaken zullen gaan dienen de komende tijd.'”

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 10 maart 2015



Metropool van het goede leven.


Op vrijdag 6 maart j.l. presenteerde Jan Mengelers, sinds vorig jaar maart voorzitter van het college van bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven, zijn essay Het Nieuwste Cahier #02. Zij opvattingen over het nieuwste Brabant heeft hij geschreven op speciaal verzoek van de Commissaris van de Koning . In dit essay zoomt Mengelers in op de verschillende thema’s die de Commissaris in zijn Het Nieuwste Brabant in maart vorig liet verschijnen.

Het is een heel mooi stuk geworden, dat uitnodigt tot nadenken. Mengelers weet maar al te goed dat het weefsel van onze samenleving weliswaar traag , maar wel onmiskenbaar verandert. Elke bladzijde van zijn stuk getuit daarvan. Soms grijpt hij terug, maar vooral kijkt hij vooruit. O.a. schrijft hij:

“Het hier geschetste perspectief luidt daarmee niet alleen inhoudelijk, maar ook organisatorisch een volgende fase in de ontwikkeling van Brainport in. Waar in de eerste naoorlogse decennia de (duale) samenwerking tussen overheid en industrie bepalend was én vanaf de jaren negentig de (tripartite) samenwerking tussen overheid, industrie en kennisinstellingen vorm kreeg, is realisatie van het hier geschetste perspectief alleen mogelijk in de (quadruple) samenwerking met burgers en eindgebruikers. In dat samenspel heeft iedere partner een bijzondere verantwoordelijkheid. Realisatie van het hier geschetste perspectief veronderstelt, vanzelfsprekend, een lokale en regionale overheid die dit proces accommodeert en aanjaagt. Het staat ook voor een bedrijfsleven dat zich meer dan voorheen richt op maatschappelijke opgaven die verbonden zijn met het streven naar het goede leven. Misschien nog meer dan voor overheid en bedrijfsleven, ligt er een verantwoordelijke taak bij de kennisinstellingen in onze regio. De vormgeving van de samenwerken ontmoetingsplaatsen die nodig zijn om kennis te máken met het goede leven, vraagt om het (verder) ontwikkelen van bestaande onderzoeks- en onderwijsinstellingen to regionale kenniscentrale die structureel verbonden zijn met hun omgeving ”

Er is dus werk aan de winkel in Brabant!

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 9 maart 2015



Richard Engelfriet als begeleider.





De gemeente heeft Richard Engelfriet aangezocht als procesbegeleider om het veranderingsproces in Laarbeek te begeleiden. Volgens het ED heeft hij inmiddels al een paar keer toegekeken bij een raadsvergadering en  gesproken met alle fractievoorzitters in de Laarbeekse gemeenteraad.
Zijn aanstelling is het gevolg van het besluit in de raadsvergadering van 22 januari, waarin het onderzoeksrapport naar de bestuurscultuur in Laarbeek werd besproken. De raad heeft toen besloten een onafhankelijke,externe deskundige in te schakelen.

Aan dit criterium voldoet Engelfriet. Hij beschikt over een ruime ervaring op dit terrein als discussieleider. Hij is echter geen inhoudelijke adviseur, maar meer een begeleider van het gesprek dat mensen met elkaar willen voeren. Hier zit echter de grote crux. Tot op heden heeft de raad er nauwelijks blijk van gegeven dat zij op het terrein van integriteit en bestuurscultuur inhoudelijk voldoende deskundig is. Tot op heden blijft alles wat de raad hierover zegt heel oppervlakkig en niet to the point. Ook de Laarbeekse raad zou zich moeten realiseren dat het weefsel van onze samenleving verandert, weliswaar traag , maar onmiskenbaar.

Opdracht voor Engelfriet is aan deze discussie handen en voeten te geven. Ik denk dat daarvoor een inhoudelijke benadering noodzakelijk zal zijn. Het zij n niet alleen trucs  en machtspelletjes die de Laarbeekse bestuurscultuur zo rot hebben gemaakt. Het gaat om een ingeroeste mentaliteit van vriendjespolitiek die uitgebannen moet worden.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 8 maart 2015


Brandweerzorg

De discussie over de bezuinigingen op de brandweerzorg loopt in verschillende gemeenten binnen de Veiligheidsregio Zuidoost Brabant zeer hoog op. De vergaderingen in commissies en gemeenteraden in de regio verlopen zeer emotioneel. In verschillende gemeenten verzetten raadsleden zich fel tegen het afschaffen van de 2e tankspuitwagen en de vermindering van het aantal vrijwilligers bij de brandweer. Her en der krijgen burgemeesters van raden de opdracht mee de bezwaren in de concept-reacties aan te scherpen.

De Toekomstvisie gaat gepaard met een bezuinigingsopgave van € 4,5 milj. Dit komt ongeveer neer op 10% van het huidige budget. Komt de brandveiligheid hierdoor niet in gevaar, zo vraagt menigeen zich af? De Veiligheidsregio bestrijdt dit en noemt de risico’s aanvaarbaar. Dit laatste is echter met geen mogelijkheid te controleren. Alleen de praktijk kan dit bewijzen. Maar wie durft hierop te gokken? Op een proef met mensenlevens zit niemand te wachten.

Van de commotie die in andere gemeenten het debat beheerst, was in Laarbeek niets te bespeuren. De Toekomstvisie en de daarbij behorende bezuinigingen waren in de commissie Algemeen Zaken geen issue. Het kan natuurlijk zijn dat hierbij meespeelde dat Laarbeek een zgn. voordeelgemeente is en daardoor voor de brandweerzorg niet extra hoger wordt aangeslagen dan we gewend zijn. Alleen maken we ons druk over de extra bijdrage die we moeten betalen omdat de VRBZO de nadeelgemeenten enigszins wil ontzien.  Laarbeek verzet zich tegen de oplossing waar de Veiligheidsregio in dit geval specifiek voor kiest. Dit werd in de commissie in alle rust besproken. Er was dan ook geen vuurwerk bij de bespreking van de Toekomstvisie zoals in veel gemeenten wel het geval was. Laarbeek wordt niet geconfronteerd met extra aderlatingen zoals het vervallen van uitrusting en/of vermindering van het aantal vrijwilligers.  En vooral belangrijk: de bestaande brandweerposten in Laarbeek blijven intact.

Betekent dit dat we rustig achterover kunnen leunen? Ik denk het niet. Allerlei zaken binnen de brandweer zullen gaan veranderen. Verdere stroomleiding en andersoortige aanpak zullen met het oog op het beheersen van de kosten worden doorgevoerd. De risico’s zullen wel binnen de marge van het aanvaardbare vallen, maar het subjectieve veiligheidsgevoel van de burgers zal er zeker niet groter van worden. De commotie die rond de opheffing van het duikteam naar boven kwam drijven, spreekt in dit opzicht boekdelen.

Toen ik voor de commissievergadering de stukken over de brandweer doornam,realiseerde ik mij plotseling dat wij nog steeds praten over “onze ” brandweer. Sinds 1 januari 2014 hebben we geen eigen brandweer meer, waar de raad iets over te zeggen heeft. Onze brandweer is overgegaan naar de Veiligheidsregio. In het bestuur van de Veiligheidsregio kan Laarbeek meepraten, samen met de andere 21 gemeenten. Als het op stemmen aankomt, heeft Laarbeek slechts een stem;  bij financiële voorstellen een gewogen stem in een geheel van 51 stemmen. We zullen ons dus moeten schikken naar meerderheden. Dat is de prijs die betaald moet worden voor intergemeentelijke samenwerking. Op zich is dit niet onoverkomelijkheid als de samenwerking meerwaarde heeft en tot een efficiënter gebruik van middelen leidt. Aan dit criterium voldoen de voorstellen die de Veiligheidsregio aan de raad voorlegt.

Onze eindconclusie is dan ook dat de Toekomstvisie  een werkbaar document is , waar brandweren mee vooruit kunnen als men bereid is over gevoeligheden die samenhangen  met het verlies van vermeende zelfstandigheid heen te stappen. Als de Toekomstvisie uitgevoerd wordt , krijgt de regio een redelijke veiligheidsscore. Dat stelt gerust. Absolute veiligheid is nu eenmaal een illusie. We kunnen ons indekken tegen bepaalde risico’s , maar niet tegen alle.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

donderdag 5 maart 2015



Met alleen slimme auto’s staan alle wegen vol.


De discussie over De Ruit heeft de regio tot op het bot verdeeld. Een meerderheid van de gemeenten in Zuidoost Brabant heeft zich uiteindelijk uitgesproken tegen De Ruit. Hierbij waren ook de twee grootste gemeenten in onze regio. Uiteindelijk heeft een meerderheid van de Tweede Kamer  hen in de aanvaarde motie Hoogland gevolgd en het beschikbaar stellen van de toegezegde gelden voor de aanleg van De Ruit, de Oost-Westverbinding , ingetrokken. De minister heeft de meerderheid van de Kamer  gevolgd als was zij zelf wel voor De Ruit. Het provinciebestuur staat tot op heden achter De Ruit en bereidt een doorstartdossier voor.

In een brief van 22 januari 2015 aan de Kamer bevestigt de minister haar standpunt. In deze brief schrijft zij:

“Uw Kamer erkent, gelet op de tekst in de motie, wel het belang van de regio, en ook van een goede bereikbaarheid van de regio. Zoals al eerder aangegeven, vind ik het pakket van het voorkeursalternatief van de Provincie Noord-Brabant voor de Ruit verkeerskundig de beste oplossing voor de knelpunten in het gebied. Voor de aanpak van de knelpunten blijft de samenhang tussen hoofdwegennet en onderliggend wegennet van belang. Ik zal hierover dan ook in overleg treden met de provincie.”

Overigens gaat zij de motie wel uitvoeren en onderzoekt zij de mogelijkheden om de doorstroming en de robuustheid van het verkeerssysteem in de regio Eindhoven naar een voldoende niveau te brengen. Daarom zal de A67 betrokken worden bij het MIRT onderzoek kennisas Utrecht-Endhoven. Voor de A58 wil zij bekijken hoe met innovatieve maatregelen oplossingen gevonden kunnen worden. Medio mei 2015 zal de minister over dit project een beslissing nemen.

De gehele discussie heeft de regio geen goed gedaan. De regio is verdeeld en is er niet in geslaagd een voor partijen acceptabel compromis te bereiken. De slimste regio  is niet capabel om als het erop aan komt de handen in elkaar te slaan. Het vermogen om aan je principes vast te houden en toch een compromis te sluiten heeft ten enenmale ontbroken. De twee kampen hebben elkaar niet kunnen, misschien wel niet willen vinden.

De regio heeft haar hoop gevestigd op verbetering van de doorstroming met “ slimme oplossingen”. Meer asfalt zou voorkomen kunnen worden door het inzetten van duurzame innovatieve oplossingen. Dat was de mantra van de tegenstanders.  Deze hoop werd dezer dagen echter met een mokerslag de grond  ingeboord. Op een bijeenkomst van de PvdA in De Mortel in Eindhoven over “ slimme mobiliteit ” kwam uit onverdachte hoek de uitspraak dat als morgen heel Nederland in een zelfrijdende auto stapt, het verkeer op alle wegen vast zal staan. Voorgeprogrammeerde auto’s houden een veel grotere afstand van elkaar dan automobilisten doen. De uitspraak kwam van Tom-Tomberbestuurder Carlo van de Weijer.

Toch iets om over na te denken. Smart mobility  is nog verder weg dan waar het kamp van de tegenstanders van De Ruit van uit gaat.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185