Burgerparticipatie of waarom gemeenten een
stap terug doen.
Neoliberalen zoals Rutte en zijn kompanen in het
kabinet en de beide Kamers willen een kleinere overheid. Deze lijn dragen zij
bij voortduring uit. Een kleinere overheid betekent terugdringen van
regelgeving en minder kosten van de overheid. De burger zelf moet weer meer zelf
gaan doen en niet voor alles en nog wat een beroep op de staat doen.
Zelfredzaamheid staat hoog in het vaandel. De neoliberale staat garandeert
vrijheid en veiligheid voor de burgers. Dit is de mantra die we steeds vanuit
Den Haag horen.
Sinds de doorvoering van de decentralisaties van 2015
heeft het kabinet de geesten rijp gemaakt voor de nieuwe opvatting dat in de
zorg de burgers zelf als eersten aan zet zijn. Van familie, buren en bekenden
wordt verwacht dat zij hulp verlenen aan zorg- en hulpbehoevende medeburgers,
al was het alleen al om de onrustbarende stijgende zorgkosten terug te dringen.
Iedereen moet zolang mogelijk thuis in zijn eigen omgeving kunnen blijven. De
overheid draagt dit bij voortduring uit.
Wat mij verbaast, is dat deze omslag in denken zo
gemakkelijk en zo breed in de maatschappij ingang heeft kunnen vinden. Het
wordt als iets vanzelfsprekends ervaren. Er is nauwelijks discussie over het
uitgangspunt geweest. Heel vreemd in een land, waarin nagenoeg elke verandering
gewoonlijk heel breedvoerig en intensief bediscussieerd wordt. Dit keer liep
het anders: zonder slag of stoot werd de omslag geaccepteerd alsof het
vanzelfsprekend was. Het blijft mij verbazen, vooral ook omdat de gevolgen zo
immens zijn. Wie denkt dat we er wel zijn met het klagen over de
tekortschietende thuiszorg en het rommeltje met de pgb’s, slaat de plank
gruwelijk mis.
Onder aanvoering en druk van de nationale overheid
hebben ook gemeenten de omslag gemaakt. Ook nagenoeg zonder een fundamentele
discussie. Gemeenten kregen op sociaal terrein een heleboel nieuwe taken op hun
bord zonder de daarbij behorende financiële middelen. Zij zijn meteen aan de
slag gegaan. Eerst maar eens zorgen dat alles loopt, zo was het motto.
Dat was de ene kant van het verhaal. De andere kant is
dat gemeenten burgers zoveel mogelijk bij het beleid wilden gaan betrekken. De
term burgerparticipatie c.q. overheidsparticipatie kwam op. Het ging niet
alleen om het democratisch tekort op te lossen, maar ook door onderdelen van
het beleid en uitvoering door te delegeren naar burgers. Zo kon tegelijkertijd
het ideaal van de neoliberale kleinere staat verwezenlijkt worden. Twee vliegen
vangen in een klap dus.
Maar aan deze operatie zitten grote risico’s. Meer
marktwerking en deregulering zoals de neoliberalen voorstaan, leidt tot afbraak
van de verzorgingsstaat die in de tweede helft van de 20e eeuw
opgebouwd is en tot een nog grotere kloof tussen rijk en arm. Ook een tweede
kloof binnen de maatschappij wordt zichtbaar: burgerparticipatie en overheidsparticipatie
leidt tot deelname van goed opgeleide burgers, die hun zaakjes willen regelen.
De minder opgeleiden doen niet mee. Zij komen niet verder dan schelden op alles
en nog wat. En zij dwepen met het rechts radicalisme van de PVV.
Dat is een zware prijs, een te zware als je het mij
vraagt.