Verandering
in zorg
Op dit moment zijn gemeenten alweer een half jaar verantwoordelijk
voor jeugd- en ouderenzorg en het aan het werk helpen van gehandicapten. Op 1
jan. 2015 j.l. zijn deze taken gedecentraliseerd van het Rijk naar de
gemeenten. Het Rijk moest bezuinigen en droeg deze taken op aan de gemeenten
die dat beter zouden kunnen dan het Rijk, omdat zij dichter bij de mensen stonden. Daarnaast
werd ook een ideologische onderbouwing gevonden: de mensen zouden meer zelf
moeten gaan, zelfredzamer worden en zelf
hulp moeten zoeken bij familie en bekenden. Zo maakte het Rijk van de nood een
deugd en gemeenten gingen hiermee maar al te gretig zijn mee. Hun invloed en
reikwijdte werd immers vergroot.
De decentralisatie zelf ging niet van een leien dakje.
Overal liepen gemeenten tegen problemen op.
Misstanden werden in de pers breed uitgemeten. Er kwamen inderdaad schrijnende gevallen aan het licht,
maar een grote puinhoop werd het niet. Langzaam maar zeker kregen gemeenten
meer grip op de materie. Wat voor veel mensen moeilijk bleek, was de
noodzakelijke omschakeling in denken: van hulp die vanzelf naar je toekomt naar
een grotere mate van eigen verantwoordelijkheid. Dit bleek een veel lastiger
proces dan aanvankelijk gedacht werd.
Achteraf
gezien is de decentralisatie vooral een technisch proces geweest, waarin ambtenaren
en mensen uit de zorg aan het proces de
leiding gaven. Soms deden gemeenten het zelf, soms in samenwerking met
nabuurgemeenten. Laarbeek deed het in samenwerking met Peel 6.1. Zoals bleek
uit een enquête van de NRC voelden
gemeenteraden zich vaak buiten spel en op afstand staan.
Er is in
korte tijd veel veranderd. Misschien wel meer dan mensen in zo’n korte tijd aan
kunnen. Een mentaliteitsverandering heeft tijd nodig. In de 20e eeuw
duurde het jaren om oude van dagen eraan te laten wennen dat zij naar bejaardenhuis moesten; ouderen nu laten
wennen dat zij zelf voor zorg moeten zorgen en dat er pas in uiterste noodzaak hulp
komt, kan niet in een halfjaar. Dit is een illusie.