Democratische legitimiteit
Voor de
vergadering van de commissie Algemeen Bestuur op 11 mei a.s. heeft het college een Praatstuk
opgesteld over wat wel het gebrek aan democratische legitimatie in gemeenschappelijke
regelingen wordt genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat het voor raadsleden vaak
onduidelijk is wat er allemaal in deze gemeenschappelijke regelingen speelt en
hoe besluiten in deze organen tot stand komen. Raden hebben de indruk dat zij er
nauwelijks greep op hebben en dat zij eigenlijk geen democratische controle
kunnen uitoefenen.
In het Praatstuk wordt dit als zodanig erkend. In het
stuk worden een groot aantal aanbevelingen c.q. suggesties gedaan voor
verbetering en zorg te dragen voor een grotere grip van raden op
gemeenschappelijke regelingen. Het is wel een zeer groot aantal aanbevelingen
geworden. In totaal zijn het 13 suggesties geworden. Dit grote aantal is zeker
geen garantie voor de oplossing van het probleem. Je zou zelfs kunnen denken
dat het grote aantal juist het bewijs is
voor de oplosbaarheid van het probleem.
De eerste vraag die gesteld moet worden is of het
probleem inderdaad zo groot is als telkens gezegd wordt. Deze kernvraag wordt
in het Praatstuk niet gesteld. Op voorhand gaat het stuk ervan uit dat dit zo
is. Toch kunnen hierbij vraagtekens geplaatst worden. Immers gemeenschappelijke
regelingen worden niet zomaar aangegaan. Allerlei redenen nopen gemeenten om op
beleidsterreinen een samenwerkingsvorm aan te gaan met andere gemeenten. Vaak
hangt dit samen met de complexiteit van de problematiek waar gemeenten alleen
niet goed genoeg voor zijn uitgerust of expertise missen. Sommige zaken kunnen
vaak beter in samenwerking gedaan worden, ook al omdat gemeenten ieder op zich
te klein zijn om dit goed op te pakken. Zo bekeken is het bestaan van de
mogelijkheid voor het aangaan van gemeenschappelijke regelingen een zegen voor
gemeenten. Het verhoogt de kwaliteit van het bestuur en neemt gemeenten veelal
lastige zaken uit handen. Hiermee ontstaat gelegenheid en ruimte om zich te
concentreren op het bestuur van de eigen gemeenten en eigen prioriteiten te
stellen ten behoeve van de eigen burgers.
Raden moeten daarom ook realistisch zijn en eenmaal
overgedragen taken ook daadwerkelijk overlaten aan de besturen van
gemeenschappelijke regelingen. Hoe de verslaggeving en besluitvorming zich voltrekt, is in de
regeling zelf geregeld. De uitvoering van taken heeft de raad gedelegeerd. In
dezen past de raad daarom gepaste terughoudendheid.
Verlies van couleur locale is een gevolg van het aangaan van een gemeen
schappelijke regelingen en moet dus op de koop toe genomen worden. Als een raad
grote waarde hecht aan de couleur locale- wat het ook moge zijn- moet zij niet
instemmen met het aangaan van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling. De
vraag die bijna nooit gesteld wordt is wat de meerwaarde van deze couleur
locale is.
Ik denk dat het benadrukken van het open houden van de
mogelijkheid voor een eigen invulling niet erg effectief is, misschien zelfs
wel contraproductief.