Gemeenschappelijke
regelingen
Op de agenda van de vergadering van de commissie
Algemene Zaken stond dinsdag de Raadsinformatiebrief Beleidsnotitie
beleidskades P&C –documenten gemeenschappelijke regelingen. Ter informatie.
Ik heb wat zitten te stoeien met dit stuk. Ik wist en
weet ook nu nog niet, wat ik met deze beleidsnotitie aanmoet. Het stuk dateert
al van 24 maart 2016 en staat nu pas op de agenda. Waarom nu pas , zo vraag ik
mij af?
De wens naar een harmonisatie met betrekking tot de
gemeenschappelijke regelingen kan ik mij levendig voorstellen. Maar wat de
werkgroep nu voorlegt, is wel erg mager. Het beperkt zich hoofdzakelijk tot een
harmonisatie van financiƫle kaders. Mogelijke andere onderwerpen worden wel
aangestipt, maar zullen pas later aan de orde komen.
Wat gaan we als raad hiervan merken? Het gaat over de
kadernota, de standaard methode indexering, de gewogen index die heel
merkwaardig er toe leidt dat bij stijging van het aantal inwoners de bijdrage
per inwoner daalt. De kadernota zal voor
15 april worden aangeboden. De raad kan er alleen kennis van nemen ; een
zienswijze indienen is niet mogelijk. Zienswijzen op de begroting dienen voor
20 mei aangeleverd te worden.
Mijn eerste conclusie: deze harmonisatie leidt tot een
betere stroomleiding , maar wijzigt in
feite maar heel weinig. Enigszins teleurstellend is dit wel, zeker als ik het
rapport van de VNG en raadslid.nu “Grip
op regionale samenwerking, handreiking voor gemeenteraadsleden en griffiers ”
er bij pak. Het geeft een heldere analyse en een aantal handreikingen. Het
rapport adviseert raadsleden en griffiers in een achttal lessen waarop men moet
letten. Kennisname van het rapport is voor iedereen aan te bevelen. Alleen al
de inleiding is blikverruimend. Ik citeer:
“ ls raadslid heeft u een belangrijke democratische
verantwoordelijkheid voor het overheidshandelen binnen uw gemeente. Die verantwoordelijkheid
verandert niet als ervoor wordt gekozen om gemeentelijke bevoegdheden voor
beleidsbepaling of taakuitvoering naar een regionaal samenwerkingsverband te
mandateren of te delegeren. U blijft formeel kadersteller, controleur en
volksvertegenwoordiger. Raadsleden
ervaren in de praktijk echter dat hun rol bij samenwerkingen verandert. En dat
is ook zo. De democratische legitimatie is bij een samenwerkingsverband immers
niet alleen afkomstig van de eigen raad, maar van alle betrokken raden gezamenlijk.
Dat leidt ook tot gedeelde invloed. Bovendien duwen de spelregels van
bestuurlijke samenwerking in de praktijk de raad vaak naar een meer
toezichthoudende rol; een rol op afstand. Bestuurlijke samenwerking is onder
een aantal raadsleden dan ook niet populair. Soms drijft een samenwerking weg
uit het zicht van de raad. En soms blijken de mogelijkheden voor invloed
onverwacht beperkt. Een toezichthoudende rol op afstand is echter niet
onvermijdelijk. Door slim positie te kiezen, als raad afzonderlijk en
gezamenlijk met andere raden, kan de raad wel degelijk veel invloed uitoefenen
op hoe de samenwerking functioneert. ”
Investeer in samenwerking, zou ik zeggen.