Een
terugtredende overheid
Neoliberalen
hebben de mond vol van de afslanking van de overheid. Hiermee bedoelen zij een
kleinere overheid. Meestal gebruiken zij hiervoor de term “ terugtredende
overheid ”. Zij suggereren hiermee dat de overheid niet alles moet regelen en
taken moet teruggeven aan het vrije spel van de economische krachten, zeg de
markt.
Natuurlijk
is het zo dat de overheid in de laatste
decennia enorm gegroeid is. Het Rijk heeft allerlei taken van de burgers
overgenomen, soms noodgedwongen, soms ook op eigen initiatief, omdat anders
deze taken bleven liggen. Met name de sociaal-democratische partijen waren een
fervent voorstander van de uitbreiding. Vooral van taken in het sociale domein.
Een sterke en grote staat was voor hem de beste garantie dat er daadwerkelijk
aan het sociale vraagstuk iets gedaan werd. Niet ontkend kan worden dat deze
ontwikkeling enigszins is doorgeschoten. Over hoever de zorgzame overheid
überhaupt kan terugtreden, heb ik nog maar heel weinig studies gelezen.
Wat
mij wel opvalt is dat VVD en ook D66 de mond vol hebben over de terugtredende
overheid, maar er feitelijk weinig werk van maken. Het verhaal lijkt
vooral voor bühne bestemd te zijn. Er
wordt maar heel weinig afgeslankt. Wat wel gebeurt – en dat is de grote paradox
– is dat een groot aantal rijkstaken over de schutting worden gegooid en op het
bordje van een andere overheid wordt gelegd- de Nederlandse gemeenten.
Wat
het Rijk afstoot naar de gemeenten, betekent dat er minder taken voor het Rijk
overblijven, maar niet dat er minder taken worden uitgevoerd. De gemeenten
moeten deze taken overnemen. Hoe ze dit alles gaan betalen,is van een geheel
andere orde.