donderdag 13 februari 2014


       

Jeugdzorg


De Eerste Kamer heeft afgelopen dinsdag de nieuwe Jeugdwet behandeld. Hierin wordt de jeugdzorg overgeheveld naar de gemeenten. De afgelopen maanden is er veel rumoer over deze nieuwe wet geweest; gemeenten vreesden dat zij door de efficiencykorting van 15% op de uitgaven te weinig middelen voor een goede uitvoering zouden krijgen. Zowat iedereen heeft er zich mee bemoeid. De laatste weken draaide de discussie vooral over de bescherming van de privacy en de psychiatrische hulp aan jeugdigen.
De Eerste Kamer heeft haar tijd genomen voor de behandeling. Duidelijk was dat de Kamer kritisch was. Zij heeft een groot aantal schriftelijke vragen gesteld aan staatssecretaris van Rijn. De 65 vragen van de Kamer zijn door hem beantwoord. Het resulteerde in een stuk van 16 bladzijden antwoorden.  
                                         
Het debat duurde ruim 12 uur. Na afloop was het zo goed als zeker dat de Eerste Kamer volgende week met de wet zal instemmen. PvdA, VVD, CDA en D66 zullen hoogstwaarschijnlijk akkoord gaan.

Van Rijn wees verzoeken om temporisering van de bezuinigingen af. De bezuiniging van het eerste jaar is “ maar 5%”. Pas in 2017 moet de 15% gehaald worden. Dit was nieuw voor mij. In gemeenteland hebben wij het steeds over de ultieme 15%. Dit is dus niet zo. Het doel van de wet is bovendien om problemen zo vroeg mogelijk te signaleren, zodat sneller kan worden ingegrepen en daarmee doorverwijzing naar duurdere hulp kan worden voorkomen. Preventie, samenhang en integrale aanpak zijn de toverwoorden voor deze transitie, die volgens de staatssecretaris tot kostenbesparing zullen leiden.

De angst dat gemeenten zorg afwijzen omdat het geld op is, heeft Van Rijn kunnen wegnemen. Gemeenten krijgen een zorgplicht. Als het budget voor het sociaal domein op is, moeten ze de benodigde euro’s elders uit de gemeentelijke begroting halen. Dit dringt de vraag op of het niet verstandig is om hiervoor te gaan reserveren. De beleidslijn van het Laarbeekse college “We geven niet meer uit dan we van het Rijk voor deze taken ontvangen”houdt dus geen stand.

Wel komt er een Transitie Autoriteit Jeugd; een onafhankelijke gezaghebbende commissie die bij problemen en geschillen tussen bijvoorbeeld gemeenten, zorgverzekeraars en zorginstellingen gaat overleggen en zo nodig de staatssecretaris zal vragen in te grijpen. Het probleem van de frictiekosten moet hier worden opgelost. Met deze toezegging heeft de staatssecretaris zeker een aantal weifelende senatoren over de streep getrokken.

Lang werd gedebatteerd over de jeugd-ggz. Evenals in de Tweede Kamer, had ook de senaat vraagtekens bij de wenselijkheid om ook dit onderdeel – nu een verzekerd recht -, over te hevelen naar gemeenten. De vrees voor willekeur en het ontzeggen – uit budgettaire overwegingen – door gemeenten van noodzakelijke hulp aan kinderen was groot. Het betoog van Van Rijn (gemeenten hebben een zorgplicht, een onafhankelijke instantie bepaalt of en welke zorg nodig is, huisartsen kunnen kinderen doorverwijzen en gemeenten moeten die zorg betalen) heeft de senaat kunnen overtuigen dat de jeugd-ggz bij de gemeenten thuishoort.

Over de zorgen over de tanende invloed van de raad ging staatssecretaris Teeven nader in. Teeven deelde deze zorg niet. Voor de decentralisaties zijn ‘robuuste’ gemeenten nodig met ‘voldoende bestuurskracht’. Als niet vrijwillig voor gemeentelijke herindeling wordt gekozen, moet regionaal worden samengewerkt. Op een enkele uitzondering na zijn rondom de jeugdzorg voldoende samenwerkingsverbanden tot stand gebracht, stelde Teeven. Gemeenten kunnen op diverse manieren grip en zicht houden op wat daar gebeurt, vindt de staatssecretaris. Via het indienen van zienswijzen op de begrotingen van de gemeenschappelijke regelingen die daartoe worden opgetuigd, bijvoorbeeld. Ook zijn gemeenschappelijke regelingen verplicht informatie te geven als gemeenteraden daarom vragen. Daarnaast kunnen raden een raadslid of bestuurder in het samenwerkingsverband afvaardigen. Opmerkelijk was zijn uitspraak over rekenkamercommissies. Deze krijgen volgens hem dezelfde bevoegdheden als rekenkamers.


Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 065367185