donderdag 21 november 2013



Commissie Algemeen Bestuur


Als voorzitter van een raadscommissie heb je de rol van technisch voorzitter. Je wordt geacht de discussie in goede banen te leiden en zo nodig de discussie samen te vatten. Het is niet de bedoeling dat de technisch voorzitter zich met de inhoud bemoeit. Dit laatste voelt vaak als een beperking. Ik moet zeggen dat ik bij vergadering van de commissie Algemeen Bestuur vaak de aandrang voel om me met de inhoud te bemoeien. In de meeste gevallen weet ik dit dan wel te onderdrukken. Frustrerend is dit echter wel. Ik vraag me dan ook af of deze opzet van het voorzitterschap van een commissie en eveneens van de raad wel zo’n gelukkige is. Het is een uitvloeisel van de invoering van het dualisme. Wat bedoeld was om het college op afstand van de raad te plaatsen, heeft in de praktijk geleid tot het kaltstellen van een raadslid die als technisch voorzitter fungeert. Een raad die zichzelf respecteert zou dit niet moeten willen en dus voor voorzitter(s) van buiten de raad moeten opteren.

Ook bij de laatste vergadering van de commissie waren er minstens drie momenten dat ik het erg jammer vond dat ik me niet met de inhoud van de discussie mocht bemoeien. Dit was het geval bij de bespreking van de personeelsmonitor, de discussie over de woningstichting naar aanleiding van de Tussenrapportage en de discussie over de structuur van Peel 6.1.

In vergelijking met andere gemeenten beschikt Laarbeek over een gering aantal ambtenaren. Relatief gezien is de bezetting lager dan bij vergelijkbare gemeenten. Dit is een bewuste keuze. Laarbeek heeft bewust geopteerd voor een platte kleine organisatie. Dat dit risico’s met zich meebrengt heeft Laarbeek bewust op de koop toe genomen. Dat er bij een kleine organisatie relatief meer inhuur moet plaatsvinden, is niet meer dan logisch. In een kleine organisatie is de kans op ontbreken van specifieke expertise immers groter dan in een grote organisatie. Echter ook daar is niet altijd alle nodige expertise in huis en moet er ingehuurd worden. Voor een gedeelte is dit ook te wijten aan de ingewikkeldheid van de regelgeving.

In de commissie werd vooral gefocust op de opmerkingen in de Personeelsmonitor over de verdere daling van het aantal fte’s in de afgelopen periode. In de Personeelsmonitor staat dat het personeelsbestand van 5,7 tot 4,8 ambtenaren per duizend inwoners daalde. Landelijk ligt het gemiddelde op 9.1 ambtenaren. Voor gemeenten in de grootte van Laarbeek is het gemiddeld 7.3. Dit is een groot verschil. Dit beeld is opmerkelijk en strookt m.i. niet met de kerngegevens in de Programmabegroting 2014 die de raad onlangs heeft vastgesteld. Hier werd vermeld dat Laarbeek in vergelijking met vorig jaar terug gegaan was van 111,40 fte naar 107,77 fte. Ergens moet een fout zitten; daarvoor is het verschil tussen de Personeelsmonitor en de Programmabegroting 2014 immers te groot ( 19,35 fte tegen 3,63 )

Opmerkelijk vond ik de relatie die in de commissie gelegd werd tussen de personeelsbezetting en Peel 6.1. Met name Mevr. Buter constateerde – en de overige commissielieden leken hiermee in te stemmen – dat door alles wat op ons afkomt ( de jeugdzorg en de andere transities, Peel 6.1  ) gebrek aan mankracht Laarbeek wel eens op zou kunnen breken. Zij refereerde daarbij heel duidelijk aan de Peelsamenwerking. “ Als wij in de Peelsamenwerking ons mannetje willen staan en ons eigen beleid willen bepalen, hebben we voldoende mankracht nodig. ” Zo was de intentie van haar opmerking.

Volgens mij trok Mevr. Buter dit keer de verkeerde conclusie. De Peelsamenwerking is uitsluitend bedoeld voor uitvoering. Beleid blijft zoals nu het geval is bij de gemeenten. Althans dat belijden alle gemeenten: alleen uitvoering, geen beleid is de mantra. Dat is de officiĆ«le lijn. Ook van de Laarbeekse partijen. Het enige waar Laarbeek last van zou kunnen ondervinden, is dat door het geringe aantal ambtenaren van Laarbeek - in vergelijking met de andere Peelgemeenten -  in absolute aantallen minder uitvoerende Laarbeekse ambtenaren overgaan naar Peel 6.1. Dat zou het financiĆ«le voordeel van Laarbeek wel eens sterk kunnen beperken. Ook de uitvoering van de transities zal voor een groot gedeelte binnen de regio opgepakt gaan worden. Ook hiervoor zal Laarbeek door de geringe bezettingsgraad minder ambtenaren gaan leveren. Laarbeek zit dus in een nadeelpositie: minder ambtenaren die overgaan en grotere frictiekosten. Hoe meer beleid Laarbeek zelf wil bepalen, hoe groter het nadeel.

Dit laatste was m.i. de juiste conclusie geweest. Hoewel niemand van de fractievoorzitters het woord personeelsuitbreiding in de mond nam, was de suggestie toch er een van positieve grondhouding. De burgemeester pakte het wel als zodanig op getuige zijn opmerking  dat hij met het gevoelen  van de commissie bij het ontstaan van vacatures rekening zou houden. Mij zul je in de huidige constellatie nog niet gauw horen pleiten voor personeelsuitbreiding. De insteek van de goedgekeurde Toekomstvisie is ook een andere.

Op de twee andere onderwerpen ( de Woningstichting en de structuur van de Peel 6.1 )kom ik volgende week terug.

Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185