Als voorzitter
van een raadscommissie heb je de rol van technisch voorzitter. Je wordt geacht
de discussie in goede banen te leiden en zo nodig de discussie samen te vatten.
Het is niet de bedoeling dat de technisch voorzitter zich met de inhoud
bemoeit. Dit laatste voelt vaak als een beperking. Ik moet zeggen dat ik bij
vergadering van de commissie Algemeen Bestuur vaak de aandrang voel om me met
de inhoud te bemoeien. In de meeste gevallen weet ik dit dan wel te
onderdrukken. Frustrerend is dit echter wel. Ik vraag me dan ook af of deze
opzet van het voorzitterschap van een commissie en eveneens van de raad wel
zo’n gelukkige is. Het is een uitvloeisel van de invoering van het dualisme.
Wat bedoeld was om het college op afstand van de raad te plaatsen, heeft in de
praktijk geleid tot het kaltstellen van een raadslid die als technisch
voorzitter fungeert. Een raad die zichzelf respecteert zou dit niet moeten
willen en dus voor voorzitter(s) van buiten de raad moeten opteren.
Ook bij de
laatste vergadering van de commissie waren er minstens drie momenten dat ik het
erg jammer vond dat ik me niet met de inhoud van de discussie mocht bemoeien.
Dit was het geval bij de bespreking van de personeelsmonitor, de discussie over
de woningstichting naar aanleiding van de Tussenrapportage en de discussie over
de structuur van Peel 6.1.
In vergelijking
met andere gemeenten beschikt Laarbeek over een gering aantal ambtenaren.
Relatief gezien is de bezetting lager dan bij vergelijkbare gemeenten. Dit is
een bewuste keuze. Laarbeek heeft bewust geopteerd voor een platte kleine
organisatie. Dat dit risico’s met zich meebrengt heeft Laarbeek bewust op de
koop toe genomen. Dat er bij een kleine organisatie relatief meer inhuur moet
plaatsvinden, is niet meer dan logisch. In een kleine organisatie is de kans op
ontbreken van specifieke expertise immers groter dan in een grote organisatie.
Echter ook daar is niet altijd alle nodige expertise in huis en moet er
ingehuurd worden. Voor een gedeelte is dit ook te wijten aan de ingewikkeldheid
van de regelgeving.
In de commissie
werd vooral gefocust op de opmerkingen in de Personeelsmonitor over de verdere
daling van het aantal fte’s in de afgelopen periode. In de Personeelsmonitor staat
dat het personeelsbestand van 5,7 tot 4,8 ambtenaren per duizend inwoners
daalde. Landelijk ligt het gemiddelde op 9.1 ambtenaren. Voor gemeenten in de
grootte van Laarbeek is het gemiddeld 7.3. Dit is een groot verschil. Dit beeld
is opmerkelijk en strookt m.i. niet met de kerngegevens in de Programmabegroting
2014 die de raad onlangs heeft vastgesteld. Hier werd vermeld dat Laarbeek in
vergelijking met vorig jaar terug gegaan was van 111,40 fte naar 107,77 fte.
Ergens moet een fout zitten; daarvoor is het verschil tussen de
Personeelsmonitor en de Programmabegroting 2014 immers te groot ( 19,35 fte
tegen 3,63 )
Opmerkelijk
vond ik de relatie die in de commissie gelegd werd tussen de
personeelsbezetting en Peel 6.1. Met name Mevr. Buter constateerde – en de
overige commissielieden leken hiermee in te stemmen – dat door alles wat op ons
afkomt ( de jeugdzorg en de andere transities, Peel 6.1 ) gebrek aan mankracht Laarbeek wel eens op
zou kunnen breken. Zij refereerde daarbij heel duidelijk aan de
Peelsamenwerking. “ Als wij in de Peelsamenwerking ons mannetje willen staan en
ons eigen beleid willen bepalen, hebben we voldoende mankracht nodig. ” Zo was
de intentie van haar opmerking.
Volgens mij
trok Mevr. Buter dit keer de verkeerde conclusie. De Peelsamenwerking is
uitsluitend bedoeld voor uitvoering. Beleid blijft zoals nu het geval is bij de
gemeenten. Althans dat belijden alle gemeenten: alleen uitvoering, geen beleid
is de mantra. Dat is de officiële lijn. Ook van de Laarbeekse partijen. Het
enige waar Laarbeek last van zou kunnen ondervinden, is dat door het geringe
aantal ambtenaren van Laarbeek - in vergelijking met de andere Peelgemeenten - in absolute aantallen minder uitvoerende
Laarbeekse ambtenaren overgaan naar Peel 6.1. Dat zou het financiële voordeel
van Laarbeek wel eens sterk kunnen beperken. Ook de uitvoering van de transities
zal voor een groot gedeelte binnen de regio opgepakt gaan worden. Ook hiervoor
zal Laarbeek door de geringe bezettingsgraad minder ambtenaren gaan leveren.
Laarbeek zit dus in een nadeelpositie: minder ambtenaren die overgaan en
grotere frictiekosten. Hoe meer beleid Laarbeek zelf wil bepalen, hoe groter
het nadeel.
Dit laatste was
m.i. de juiste conclusie geweest. Hoewel niemand van de fractievoorzitters het
woord personeelsuitbreiding in de mond nam, was de suggestie toch er een van
positieve grondhouding. De burgemeester pakte het wel als zodanig op getuige
zijn opmerking dat hij met het
gevoelen van de commissie bij het
ontstaan van vacatures rekening zou houden. Mij zul je in de huidige
constellatie nog niet gauw horen pleiten voor personeelsuitbreiding. De insteek
van de goedgekeurde Toekomstvisie is ook een andere.
Op de twee
andere onderwerpen ( de Woningstichting en de structuur van de Peel 6.1 )kom ik
volgende week terug.