maandag 10 april 2017


                                               Jaarverslag Raad van State


Een dezer dagen is het Jaarverslag van de Raad van State verschenen. Ieder jaar wordt er met belangstelling naar uitgekeken vanwege de juridische beschouwingen over de staat van het land. Ook dit jaar heb ik weer met grote belangstelling en een grote mate van herkenning en instemming het Jaarverslag gelezen. Op de site van De Raad van  State is het terug te vinden; voor wie het rapport te lang is, kan volstaan met de samenvatting die er ook op staat.

Ook dit jaar weet de vice-president van de Raad van State weer de juiste toon te treffen en een aantal rake opmerkingen te plaatsen die tot nadenken stemmen. Onder de vele onderwerpen die hij aansnijdt in het Jaarverslag trof mij speciaal zijn opmerking over de doorgevoerde decentralisatie van de afgelopen jaren. Donner schreef:

“ In 2016 heeft de Afdeling advisering haar vierde beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen uitgebracht, onder de titel ‘En nu verder!’. Deze beschouwing richt zich op de decentralisatie van bevoegdheden in het sociale en fysieke domein. In het sociale domein heeft de decentralisatie de afgelopen periode haar beslag gekregen met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet. De Afdeling advisering constateert in de beschouwing dat de decentralisatie nog niet is afgerond en dat, om deze tot een succes te maken, nadere aandacht nodig is voor aspecten als regiovorming, stelselverantwoordelijkheid, democratische legitimatie, rechtsbescherming en herijking van toezicht. Ze komt met een aantal aanbevelingen voor Rijk, provincies en gemeenten. Ieder van de betrokken overheden draagt medeverantwoordelijkheid voor het stelsel als geheel. Het functioneren van het stelsel staat of valt met onderling vertrouwen in elkaars rolvastheid en in het vermogen de gemaakte afspraken tijdig en in onderling overleg na te komen. Regering en Tweede Kamer moeten terughoudend zijn met ‘ingrijpen’ en met het initiëren van nieuwe regelgeving. De praktijk moet de komende jaren ruimte krijgen om de doelstellingen van de decentralisaties te verwezenlijken.”

Woorden die mij uit  het hart gegrepen zijn.

Een ander belangrijk onderwerp dat Donner aansnijdt, gaat over de invoering van het referendum. In het Jaarverslag waarschuwt hij voor de negatieve gevolgen van referenda. Het parlement heeft een overkoepelende verantwoordelijkheid, die zich slecht verdraagt met referenda. In de woorden van Donner:

“De Grondwet gaat uit van een concept waarbij vergadering van gekozen leden het volk als geheel vertegenwoordigt als ‘plaatsbekleder’ daarvan. In het spraakgebruik is het begrip ‘vertegenwoordiging’ echter van betekenis veranderd en meer begrepen als representant van (een deel van) de kiezers. Daarmee heeft de volksvertegenwoordiging nog slechts een van de bevolking afgeleid gezag. In die visie heten vormen van directe betrokkenheid dan ook al gauw democratischer te zijn. Te weinig wordt onderkend dat het om wezenlijk verschillende vormen van democratie gaat, alsof het om eenzelfde soort democratie gaat en men ze ook zonder bezwaar kan vermengen. Het ad-hoc-karakter van besluitvorming door referenda en incidentele burgerbetrokkenheid, zonder verantwoordelijkheid voor de gevolgen daarvan, verdraagt zich echter minder goed met de behoefte aan eenheid en continuïteit in overheidsbesluitvorming. Het verdraagt zich ook minder goed met het omvattende en overkoepelende karakter van de afweging van belangen die dit vergt. Daar was de vertegenwoordigende democratie voor ontworpen. Ondoordachte vermenging van beide vormen van democratie dreigt nu te leiden tot het geleidelijk disfunctioneren van de vertegenwoordigende organen.

Zorg over het functioneren van de vertegenwoordigende democratie is begrijpelijk. Maar die kan en mag er niet toe leiden dat vertegenwoordigende organen de besluitvorming over algemeen verbindende voorschriften overlaten aan andere gremia of aan de uitkomst van volksraadplegingen. Onderkend moet worden dat de democratische rechtsstaat berust op het concept van de vertegenwoordigende democratie. ”

En natuurlijk, de Raad van State is en blijft een onvervaarde voorstander van internationale samenwerking. “ Geen enkele staat heeft nog het vermogen zonder verregaande samenwerking de belangen van de bevolking te behartigen ” schrijft de vice-president van de Raad van State in het Jaarverslag 2016.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185