Jaarverslag Raad van State
Een dezer dagen is het Jaarverslag van de Raad van
State verschenen. Ieder jaar wordt er met belangstelling naar uitgekeken
vanwege de juridische beschouwingen over de staat van het land. Ook dit jaar
heb ik weer met grote belangstelling en een grote mate van herkenning en
instemming het Jaarverslag gelezen. Op de site van De Raad van State is het terug te vinden; voor wie het
rapport te lang is, kan volstaan met de samenvatting die er ook op staat.
Ook dit jaar weet de vice-president van de Raad van
State weer de juiste toon te treffen en een aantal rake opmerkingen te plaatsen
die tot nadenken stemmen. Onder de vele onderwerpen die hij aansnijdt in het
Jaarverslag trof mij speciaal zijn opmerking over de doorgevoerde
decentralisatie van de afgelopen jaren. Donner schreef:
“ In 2016 heeft
de Afdeling advisering haar vierde beschouwing over interbestuurlijke
verhoudingen uitgebracht, onder de titel ‘En nu verder!’. Deze beschouwing
richt zich op de decentralisatie van bevoegdheden in het sociale en fysieke
domein. In het sociale domein heeft de decentralisatie de afgelopen periode
haar beslag gekregen met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de
Jeugdwet en de Participatiewet. De Afdeling advisering constateert in de
beschouwing dat de decentralisatie nog niet is afgerond en dat, om deze tot een
succes te maken, nadere aandacht nodig is voor aspecten als regiovorming,
stelselverantwoordelijkheid, democratische legitimatie, rechtsbescherming en
herijking van toezicht. Ze komt met een aantal aanbevelingen voor Rijk, provincies
en gemeenten. Ieder van de betrokken overheden draagt medeverantwoordelijkheid
voor het stelsel als geheel. Het functioneren van het stelsel staat of valt met
onderling vertrouwen in elkaars rolvastheid en in het vermogen de gemaakte
afspraken tijdig en in onderling overleg na te komen. Regering en Tweede Kamer
moeten terughoudend zijn met ‘ingrijpen’ en met het initiëren van nieuwe
regelgeving. De praktijk moet de komende jaren ruimte krijgen om de
doelstellingen van de decentralisaties te verwezenlijken.”
Woorden die mij
uit het hart gegrepen zijn.
Een ander belangrijk onderwerp dat Donner aansnijdt,
gaat over de invoering van het referendum. In het Jaarverslag waarschuwt hij
voor de negatieve gevolgen van referenda. Het parlement heeft een overkoepelende
verantwoordelijkheid, die zich slecht verdraagt met referenda. In de woorden
van Donner:
“De Grondwet gaat uit van een concept waarbij
vergadering van gekozen leden het volk als geheel vertegenwoordigt als
‘plaatsbekleder’ daarvan. In het spraakgebruik is het begrip
‘vertegenwoordiging’ echter van betekenis veranderd en meer begrepen als
representant van (een deel van) de kiezers. Daarmee heeft de
volksvertegenwoordiging nog slechts een van de bevolking afgeleid gezag. In die
visie heten vormen van directe betrokkenheid dan ook al gauw democratischer te
zijn. Te weinig wordt onderkend dat het om wezenlijk verschillende vormen van
democratie gaat, alsof het om eenzelfde soort democratie gaat en men ze ook
zonder bezwaar kan vermengen. Het ad-hoc-karakter van besluitvorming door
referenda en incidentele burgerbetrokkenheid, zonder verantwoordelijkheid voor
de gevolgen daarvan, verdraagt zich echter minder goed met de behoefte aan
eenheid en continuïteit in overheidsbesluitvorming. Het verdraagt zich ook minder
goed met het omvattende en overkoepelende karakter van de afweging van belangen
die dit vergt. Daar was de vertegenwoordigende democratie voor ontworpen.
Ondoordachte vermenging van beide vormen van democratie dreigt nu te leiden tot
het geleidelijk disfunctioneren van de vertegenwoordigende organen.
Zorg over het functioneren van de vertegenwoordigende
democratie is begrijpelijk. Maar die kan en mag er niet toe leiden dat
vertegenwoordigende organen de besluitvorming over algemeen verbindende voorschriften
overlaten aan andere gremia of aan de uitkomst van volksraadplegingen.
Onderkend moet worden dat de democratische rechtsstaat berust op het concept
van de vertegenwoordigende democratie. ”
En natuurlijk, de Raad van State is en blijft een
onvervaarde voorstander van internationale samenwerking. “ Geen enkele staat
heeft nog het vermogen zonder verregaande samenwerking de belangen van de
bevolking te behartigen ” schrijft de vice-president van de Raad van State in
het Jaarverslag 2016.
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel
0653627185