Verkiezingen
Het wordt toch nog spannend. Op het laatste moment
komt er Schwung in de verkiezingsstrijd. Door de Turken en Erdogan. Rutte kreeg hierdoor de kans om
toe te slaan en leiderschap te tonen. Zijn zieltogende campagne kreeg hiermee
op het laatste nippertje glans. De gamechanger kwam toch nog. Of het allemaal
zo moet, is zeer de vraag. Dat is op dit moment een zorg voor later.
Vanavond gekeken naar het debat tussen Rutte en
Wilders. Geen van beiden kan zich winnaar noemen, al deed het Rutte naar mijn
idee toch ietsjes beter dan Wilders. De VVD gaat niet samenwerken met de PVV. Deze
uitspraak herhaalde Rutte vanavond. Sterker dit keer dan vorige keren.
Voor vandaag over een heel ander onderwerp willen
hebben. De falende democratie. Ik doe dit aan de hand van een artikel van Jan
Drentje een paar dagen geleden in de NRC. Ik citeer:
“ ‘Wij zijn
van mening dat ons staatsbestel bedroevend functioneert. Het politieke spel
moet nog steeds worden gespeeld volgens regels’ uit de negentiende eeuw. Dit
staat niet in het verkiezingsprogramma van GeenPeil, VNL of het Forum voor
Democratie maar in het eerste verkiezingsprogramma van D66.
Wie de
stichtingsdocumenten van deze vijftig jaar geleden opgerichte partij leest,
vindt nauwelijks verschillen met de huidige kritiek op het functioneren van de
representatieve democratie. De burger mag stemmen, maar heeft geen invloed op
de regeringsvorming. Partijelites maken de dienst uit. Kamerleden zijn horigen
van het partijbestuur. De band tussen kiezer en gekozene is verbroken.
Dat kiezers
meer directe medezeggenschap over hun lot eisen, is dus niet nieuw. Net als het
zoeken naar oplossingen. Tot nu toe zag men die vaak in een aanpassing van het
parlementaire stelsel. Ook de recent ingestelde staatscommissie onder leiding
van Johan Remkes, commissaris van de koning in Noord-Holland, gaat het
vermoedelijk in die richting zoeken.
Maar
misschien kan het ook eenvoudiger: als de ontzuilde partijen sommige elementen
van directe democratie omarmen, kan dat hun band met de leden versterken.
De
oprichters van D66 zagen scherp dat ideologische tegenstellingen het electoraat
in de toekomst minder bijeen zouden houden. Maar de echte doorbraak van de
zwevende kiezer en het verval van de traditionele middenpartijen lieten langer
dan gedacht op zich wachten.
Voor de
opkomst van Fortuyn maakten voorstellen voor het introduceren van directe
vormen van democratie geen kans. Inmiddels dringt het volk aan de Haagse poort:
uit kiezersonderzoek van de afgelopen jaren blijkt keer op keer dat burgers
meer zeggenschap willen, ruim 80 procent is voor invoering van bindende
referenda.
Hoe moet die
wens worden geïnterpreteerd? Willen burgers echt dat door regering en parlement
genomen besluiten voortdurend kunnen worden geamendeerd of verworpen per
referendum? Als de gang van zaken zoals bij het Oekraïne-referendum staande
praktijk zou worden, wordt vrijwel alle parlementaire besluitvorming onzeker.
Steeds kan een besluit achteraf worden aangetast. Parlementsleden moeten na
referenda standpunten verdedigen die eerder waren verworpen. Op die manier
worden wet- en regelgeving onderdeel van een plebisciet – dat door veel meer
factoren wordt bepaald dan het debat over het onderwerp zelf. Volkstribunen
kunnen referenda aangrijpen om in te breken op de gevestigde orde, zonder dat
een brede afweging van belangen mogelijk is. Het gevolg is dat onvrede over de
politiek alleen maar toeneemt.
Volgens de architect van onze huidige representatieve
democratie, Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872), is de goede werking hiervan een
soort evenwichtskunst. Burgers kiezen een volksvertegenwoordiging – destijds in
een districtenstelsel – en bepalen daarmee wie er namens hen het woord in het
parlement voeren. Maar: de volksvertegenwoordigers stemmen ‘zonder last’. Zij
moeten in het debat tussen regering en parlement een eigen oordeel kunnen
vormen. Waarom? Bij wetgeving komen aspecten als uitvoerbaarheid,
rechtvaardigheid en consistentie aan de orde die om een vertaalslag vragen van
wat wordt begrepen als ‘de volkswil’. Ook zullen er doorgaans compromissen
moeten worden gesloten en moet er rekening gehouden worden met minderheden.
Bovendien,
‘de volkswil’ bestaat niet als onveranderlijk gegeven. In de negentiende eeuw
keken politieke denkers terug naar de chaos en het bloedvergieten tijdens de
radicale fase van de Franse Revolutie toen de volkswil werd geëxploiteerd door
demagogen. Een van de belangrijkste opgaven die de liberalen zich in de
negentiende eeuw stelden was om ordelijk en rechtvaardig bestuur samen te
brengen met democratische principes. Burger, volksvertegenwoordiging en
regering hadden ieder een eigen plek in het staatsbestel. In de woorden van
Thorbecke: „Bestaat de democratie in de volstrekte regering der ogenblikkelijke
meerderheid van getal? […] Geeft men de massa oproepende, eene stem aan het
nationaal verstand of een werktuig van het despotisme?” Politiek is emotie,
maar moet ook een vorm van redelijk debat over complexe vraagstukken mogelijk
maken.
Eind
negentiende eeuw organiseerden partijen zich op basis van ideologische
scheidslijnen. Kamerleden vertolkten vervolgens vooral de standpunten van de
partij. Daar ligt goed beschouwd de kern van de huidige problematiek. Nu
ideologische verschillen zijn vervaagd en partijen nauwelijks nog leden tellen,
hebben ze hun vanzelfsprekende legitimatie verloren.
Partijen
worden nu vooral gezien als oligarchische netwerken waarin goed betaalde
bestuurlijke functies worden verdeeld. Solistisch optreden van Kamerleden wordt
door partijen nog steeds niet gewaardeerd. Recent zijn de rechten voor
afgesplitste Kamerleden beperkt. Terwijl kiezers juist een voorkeur hebben voor
zelfstandiger optredende Kamerleden.
Hoe zijn de
verworvenheden van onze representatieve democratie te combineren met de wens
van veel kiezers om meer directe medezeggenschap over hun lot te verkrijgen?
Zonder te verzeilen in oplossingen die erger zijn dan de kwaal. Als de
staatscommissie parlementair stelsel onder leiding van Johan Remkes ingrijpende
voorstellen doet die een grondwetswijziging noodzaken, zullen die opnieuw op de
grote stapel mooie, maar onuitgevoerde plannen belanden.
Een voor de
hand liggende en bij gewone wet door te voeren democratische vernieuwing kan
worden gerealiseerd door de kieswet aan te passen. Wie nu een politieke partij
registreert hoeft slechts te voldoen aan een aantal formele eisen. Dat maakt de
bizarre constructie mogelijk dat een partij uit slechts een lid bestaat: de PVV
en nu ook bij GeenPeil.
Veel beter
zou het zijn om een aantal inhoudelijke democratische vereisten aan de
partijorganisatie te stellen. Zoals vrije toetreding, een democratische
structuur met een ledenvergadering die daadwerkelijk bestuur, programma en de
kandidatenlijsten vaststelt. Partijen moeten aspecten van directe democratie
vervolgens in hun eigen werkwijze opnemen. De tijd van vergadertijgers op
afdelingsvergaderingen is voorbij. Leden kunnen eenvoudig via internetfora bij
besluitvorming worden betrokken door hen te informeren over standpunten,
stemgedrag van Kamerleden en hun de mogelijkheid te geven hierop te reageren en
voorstellen te doen.
Partijen
kunnen zich dan ontwikkelen tot laagdrempelige digitale politieke netwerken,
een soort kiesdistricten, die de representatieve democratie voeden. Dat geeft
het stemgedrag van partijen in de Kamer extra democratische legitimatie. Niet
de representatieve democratie zelf is het probleem, maar het gebrek aan
legitimatie van de politieke partijen. Democratiseer daarom de partijpolitiek.”
Genoeg stof
om te overdenken. Hoe de uitslag woensdag ook wordt, de discussie zal
ongetwijfeld doorgaan.