Overschotten
in de zorg.
Landelijk en in diverse gemeenten is de afgelopen week
nogal wat deining komen boven drijven over de overschotten die ontstaan zijn
bij de besteding van het zorgbudget. De Vereniging van Nederlandse gemeenten en
de NOS concludeerde dat de gemeenten 310 miljoen euro minder hadden uitgegeven
dan begroot was. In totaal is dit ong. 6,5% van het toegekende budget. Ook Laarbeek
heeft flink overgehouden. Hier bedraagt het overschot ruim 650 ton euro. Dit is
fors.
Aanvankelijk was de eerste reactie er een van
onbegrip. Men vroeg zich af hoe dit mogelijk was. Waren gemeenten misschien te
voorzichtig geweest uit angst voor tekorten? Was misschien het budget ondanks
de forse ingecalculeerde bezuinigingen te ruim geweest? Duidelijke antwoorden
kwamen er niet. Wel tendeerden de eerste reacties er naar om de overschotten te
reserveren voor zorgtaken in de toekomst. Zo ook in Laarbeek waar de meeste
partijen hieraan de voorkeur gaven. Ook de verantwoordelijke wethouder, Joan
Briels, leek hiervoor te opteren. Hij dacht aan een egalisatievoorziening
waarin deze overschotten geparkeerd zouden worden. Hiermee zouden de zorggelden
voor de zorg behouden blijven.
Zwak punt in deze redenering is dat deze oplossing
weinig vertrouwen uitspreekt in de beweeggronden van gemeenten. Het voedt de
gedachten dat gemeenten onzorgvuldig omgaan met de besteding van de hun
toevertrouwde gelden. Alleen al hierom zouden we zo’n egalisatievoorziening
niet moeten willen. Mijn standpunt is dat we geen aparte potjes moeten gaan
creƫren en de overschotten gewoon in de algemene middelen moeten laten
terugvloeien. Immers als er tekorten zijn, moeten deze ook uit de algemene
middelen aangevuld worden.
Laten we blij zijn dat er in het eerste jaar van de
transitie in ieder geval geen tekorten ontstaan zijn. Het proces is niet altijd
van een leien dakje gegaan. En het heeft kruim gekost, bij de gemeenten, maar
ook bij de zorgvragers. Zij zijn het die fors ingeleverd hebben en de grootste
last van de doorgevoerde bezuinigingen hebben moeten dragen. De
sociaaldemocratische staatssecretaris van Rijn heeft manmoedig de operatie
doorgezet en consequent vastgehouden aan de uitgestippelde koers. Dat valt in
hem te prijzen.
Naar omstandigheden is de operatie redelijk soepel
verlopen. Het kabinet heeft het de gemeenten hierbij niet gemakkelijk gemaakt;
de gemeenten kregen te laat te horen wat er precies van hen verwacht werd en de
budgetten werden te laat vestgesteld. Er werd veel geklaagd, maar dat was ook
logisch. De toegekende zorg werd immers aanzienlijk verlaagd. De hele operatie
was immers opgezet vanuit de gedachte dat mensen meer zelf moeten regelen ene
meer zelf moeten betalen. Je zou kunnen zeggen dat de klachten zelfs vooraf
waren ingecalculeerd.
Gemeenten zijn misschien wel eens iets te eager
geweest om de transities door te voeren. Nu, een jaar na de invoering, kan
geconstateerd worden dat dit veranderingsproces met succes is bekroond: de
verzorgingsstaat is omgebouwd tot een participatiestaat. De bezuinigingen zijn
doorgevoerd. De ruimschoots toegekende subsidies en vergoedingen van de
verzorgingsstaat zijn in de wereld van na de economische crisis van 2008 niet
meer te betalen. Er moest dus ingegrepen worden.
Dit is pijnlijk, maar wel waar.