dinsdag 31 mei 2016

Veroudering



De Telegraaf publiceerde dinsdag een groot artikel over de veroudering van de Nederlandse samenleving. Dit naar aanleiding van een prognose van het CBS. Volgens Jan Latten, hoofddemograaf van het CBS, is de opmars van de senioren een feit. In 2050 zal 28 procent van 18-jarige meisjes honderd worden en 10 procent van de jongens. De eerste mens die de 135 jaar gaat halen ligt nu al in de wieg.

Volgens Latten zijn de eerste babyboomers 70 jaar. Ze zijn fit en vitaal. Dit gaat veranderen als deze pensionado’s tachtigers worden. Dan komen de mankementen. Over 25 jaar telt Nederland twee miljoen 80-plussers op een bevolking van 18 miljoen. Een op de negen! Voor het eerst gaan er meer Nederlanders dood dan er geboren worden.

Latten voorziet een cultuuromslag. Nu is nog de jeugdcultuur nog dominant. Dit gaat veranderen. De reclame zal zich meer op ouderen gaan richten. Het publieke debat zal vaker over de levenseindepil gaan dan over kinderopvoeding.

Deze omslag heeft grote consequenties. De AOW-leeftijd zal ongetwijfeld verhoogd worden. Allerlei aanpassingen zullen doorgevoerd worden. Toegestane snelheden op snelwegen terug van 130 naar 100 km; langere oversteektijden op zebra’s, langere overstaptijden op perrons, glorietijden voor omroep Max etc. En gemeenten zullen hun bouwprogramma’s moet aanpassen.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 30 mei 2016


Cultuursubsidies

Aan Binnenlands Bestuur ontleen ik het volgende:

De provincie Noord-Brabant en Breda, Eindhoven, Helmond, Den Bosch en Tilburg zijn verbolgen over de adviezen van de Raad van Cultuur en de reactie daarop van minister Bussemaker (Cultuur). In een brandbrief aan de minister pleiten zij voor alsnog een positief advies over Het Zuidelijk Toneel en voor subsidie van het Europees Keramisch Werkcentrum. De Tweede Kamer debatteert 2 juni over het advies.

Als de minister haar plannen handhaaft, krijgt Noord-Brabant, als tweede economische regio van het land, weer veel minder geld voor cultuur van het rijk, stellen provincie en BrabantStad. Over het negatieve advies van de Raad van Cultuur over de aanvraag van het Van Goghhuis in Zundert, willen de Brabantse bestuurders in gesprek met de minister. Om van gedachten te wisselen ‘hoe we Van Gogh in Brabant beter internationaal kunnen positioneren, aangezien hij hier een groot deel van zijn leven heeft gewoond en gewerkt’.

De in BrabantStad samenwerkende steden vinden dat Het Zuidelijk Toneel (HZT) een positief advies verdient en verbaast zich over formalistische afwijzing van de minister van een subsidiëring van het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC). De Raad voor Cultuur oordeelde positief over het EKWC, maar de minister wil dit advies niet volgen. Het EKWC ligt in Oisterwijk. ‘In de juridische afbakening beperkt u BrabantStad tot de gemeenten Den Bosch, Tilburg en Eindhoven. Omdat Oisterwijk in uw definitie hier geen deel van uitmaakt, vindt u een grond om de subsidie toch niet te verlenen. We willen hier stelling tegen nemen. Het EKWC is een internationaal aansprekende instelling voor keramische kunst die door het dreigende mislopen van landelijke subsidies haar ambities en doelstellingen die door de Raad voor Cultuur worden onderkend, niet kan waarmaken.

De Raad voor Cultuur spreekt met lof over HZT, maar oordeelt vervolgens heel hard door hen een negatief advies te geven. De provincie en BrabantStad vinden dat HZT een ja verdient. ‘ HZT verdient naast onze steun ook de landelijke steun om zich verder te mogen ontwikkelen.’ BrabantStad herkent zich daarnaast niet in het oordeel van de Raad dat vraagtekens zet bij de wijze waarop de instelling zich met de regio verbindt. ‘Het Zuidelijk Toneel is bij uitstek een organisatie die voortdurend in gesprek is én samenwerkt met de regio’, aldus de brief aan Bussemaker.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


zondag 29 mei 2016

Frank van der Meijden voorgedragen als burgemeester.


De raad van Laarbeek heeft Frank van der Meijden voorgedragen als de nieuwe burgemeester van Laarbeek. De benoeming zal hoogstwaarschijnlijk eind juni plaatsvinden. Sinds 2010 is hij wethouder in de gemeente Bergeijk. Zijn huidige portefeuille is  werk en inkomen, zorg, decentralisatie jeugd, begeleiding en participatiewet, intergemeentelijke samenwerking (MRE), maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, sport, verkeer en vervoer, milieu en afval.

In Bergeijk leunde hij als CDA'er op een opvallend brede machtsbasis. Van der Meijden spande zich in het vorige decennium zelf in om veel jongeren bij het CDA te betrekken. Dat leidde twee jaar terug mede tot een klinkende verkiezingsuitslag. Het CDA heeft in Bergeijk met negen van de zeventien zetels de absolute meerderheid. Dat steekt schril af bij de ene raadszetel in Laarbeek.

Frank van der Meijden ( 51) is sinds 2006 raadslid in Bergeijk en sinds 2010 wethouder. Hij wordt gekarakteriseerd als slim, daadkrachtig, gedreven, ambitieus en 'verbinder' zijn termen die vallen. In zijn  bestuursfilosofie gaat hij uit van laagdrempeligheid en burgerparticipatie. “ De doe-democratie, met een belangrijke rol voor dorpsraden en verenigingen. Mensen stimuleren, motiveren, samen iets opbouwen, dat wil ik ook in Laarbeek gaan doen." zegt hij in het ED met vertrouwen als basis.

In Bergeijk heeft hij een goede leerschool doorlopen. Waarschijnlijk heeft hij wel het een en ander opgestoken van burgemeester Vandervondervoort die zich presenteerde als een politieke burgemeester. Met deze benoeming kan Laarbeek een rumoerige periode achter zich laten en zich weer gaan richten op de toekomst. Het werd langzamerhand ook wel tijd!

Ongeveer gelijktijdig met het bericht van de voordracht van de nieuwe burgemeester kwam het bericht van de benoeming van Hans Ubachs tot waarnemer in de Limburgse gemeente Gulpen-Wittem. Ook dat is goed nieuws.


Hopelijk kan ook hij hiermee een moeilijke periode afsluiten.

woensdag 25 mei 2016


Vereijken’s flirt met de VVD.


Afgelopen dinsdag berichtte het ED dat de lokale afdelingen van de VVD in de Peel een samenwerkingsverband zijn aangegaan. Zij gaan samenwerken onder de naam Lokaal netwerk VVD Peelland. Voorzitter van het nieuwe gevormde bestuur wordt Joop Goossens uit Deurne.Jan van Gulik (Helmond) en Rick Faas (Gemert-Bakel) worden vice-voorzitter. De overige bestuursleden zijn Frank Pieper (Helmond), Belgin Beytur (Helmond), Nancky van Doorn (Someren), Jan Bazuin (Asten), Gertie van Els (Gemert-Bakel) en Hans Vereijken (Laarbeek).

Op zich is hier niets mee. Ook andere landelijke partijen werken in de Peel met elkaar samen. De VVD gaat op het eerste gezicht met deze samenwerking iets verder dan  de andere: Bij de VVD vervallen de plaatselijke besturen. Het netwerk treedt hiervoor in de plaats. Dit zal wel door pragmatische redenen zijn ingegeven. Ook bij de VVD valt het niet mee om voldoende bestuurders aan te trekken.

In het artikel merkt Mieke Bon op dat het voorkomen van de naam van Hans Vereijken in dit verband opmerkelijk is. Vereijken is immers vijftien jaar wethouder voor Partij Nieuw Laarbeek (PNL) geweest.  Vereijken verweert zich in de krant met de opmerking: “ Ik ben al heel lang,sinds ongeveer 2000, ook lid van de VVD. De VVD was in Laarbeek niet actief meer, daarom ben ik gevraagd voor het bestuur. ”

Wat Vereijken hier zegt, is niet de hele waarheid. Sterker nog ,het is zelfs in strijd met de waarheid. Vereijken heeft in Laarbeek steeds gekozen voor PNL en niet voor de VVD. Hij heeft zelfs in een college gezeten met daarin een vertegenwoordiger van de VVD; aan elke verkiezing deed de VVD in Laarbeek mee,met uitzondering van de laatste gemeenteraadsverkiezingen.

Aan Vereijken nu de opgave een VVD- lijst voor Laarbeek van de grond te trekken. We zullen zien.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


dinsdag 24 mei 2016


Provincie


Het ED berichtte vorige week dat het provinciebestuur van Noord-Brabant de gemeenten in de Peel en de Kempen een flinke tik op de vingers heeft gegeven. De provincie noemt het 'teleurstellend'  dat de zes Peel- en vijf Kempengemeenten geen gezamenlijke actie ondernemen om te komen tot een toekomstvisie.
Dit staat in een brief die aan de Brabantse gemeentebesturen is gestuurd. De Peelgemeenten en het Kempencluster krijgen de meeste kritiek. De provincie kondigt aan met hen in gesprek te gaan.

De provincie wil dat gemeenten met elkaar nadenken over ontwikkelingen als vergrijzing, leegstand en duurzaamheid. Moet dit leiden tot meer samenwerking of zelfs fusies? De provincie stelt nu dat onder meer Eindhoven en A2-cluster Valkenswaard, Heeze-Leende en Cranendonck nog te weinig haast maken met het beantwoorden van die vragen. Erger is het nog in de Peel volgens de brief. Daar ontbreekt het aan een 'gevoel van urgentie' om de handen ineen te slaan, zeker gelet 'op de majeure opgaven voor dit gebied (o.a. landbouw, werkgelegenheid)', zo staat in de brief.

Door het klappen van Peel 6.1 heeft de samenwerking 'een deuk opgelopen.' Helmond heeft een eigen weg gekozen. Dit alles maakt het er in de Peel niet gemakkelijker op. Samenwerking van de 5 Peelgemeenten in een Peel 5.1. lost niet alles op. Deze samenwerking is te beperkt van omvang en concentreert zich op de uitvoering van de transities. In de Peel is het besef nog onvoldoende doorgedrongen dat de wereld aan het veranderen, ja zelfs al veranderd is,en dat het politieke systeem er nog niet op toegerust is. Doen alsof er niets aan de hand is, staat gelijk met de kop in het zand steken. Heel veel regionale politici doen dit maar al te vaak. Zij willen de werkelijkheid niet onder ogen zien.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 23 mei 2016


Advies bureau Berenschot aan de Peel.


De conclusies van bureau Berenschot zijn duidelijk: De gemeenten Deurne, Asten, Someren, Gemert-Bakel en Laarbeek moeten in staat zijn vanaf 2017 samen hun zorgtaken uit te voeren. Ze hoeven dan geen gebruik meer te maken van de diensten van voormalig partner en besparen daarmee jaarlijks in totaal 900.000 euro. Zo lees ik in het ED.

Eind vorig jaar liep de zorgsamenwerking van de zes Peelgemeenten (Peel 6.1) op de klippen; Helmond trok de stekker eruit. Omdat de zorgverlening natuurlijk gewoon door moest, verlengden de andere gemeenten hun zogeheten dienstverleningsovereenkomsten met wel nog met een jaar.

In een businesscase becijfert bureau Berenschot dat Deurne, Asten, Someren, Gemert-Bakel en Laarbeek voor de uitvoering van hun zorgtaken (wmo, jeugd, bijstand, minima en schuldhulpverlening) samen toe kunnen met 52,8 fte. Dat is aanmerkelijk minder dan de 65,0 fte die besteed worden aan de uitvoering van de zorgtaken van de vijf. Het advies van Berenschot is dan ook de banden met de stad op dit vlak te verbreken. Nogal een visie die wat kort door de bocht is. Ik ben benieuwd naar  de onderbouwing.

De gemeenten binnen 'Peel 5.1' willen zo lokaal mogelijk gaan opereren. Maar net als eerder de medewerkers van Peel 6.1 moeten straks ook die van 5.1 op één plek bij elkaar zitten, stelt Berenschot. Anders wordt de organisatie te kwetsbaar. En er moeten de komende maanden qua personeel twee slagen worden gemaakt. Er is sowieso inzet van tijdelijke krachten nodig om er zeker van te zijn dat op 1 januari alles staat. Daarnaast heeft Peel 5.1 op dit moment zowel getalsmatig als kwalitatief nog onvoldoende capaciteit om alle zorgtaken te kunnen uitvoeren, aldus Berenschot. Vraag is en blijft hoe lokaal blijven de lokale zorgtaken. Samenwerken veronderstelt dat je zaken gezamenlijk doet en gestructureerd op dezelfde manier. Hierin zit de winst.

Verder verdient ook de inrichting van systemen (ict) de nodige aandacht. En binnen Peel 5.1 moet nog worden gekeken naar de verdeling van de kosten, concludeert Berenschot.

Er moeten dus nog heel wat knopen worden doorgehakt!

Ondertussen neemt de FNV na de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep het initiatief. Deze advertentie ondersteund  door verschillende partijen verscheen maandag in de dagbladen:





Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


zondag 22 mei 2016


Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving.


“De verzorgingsstaat heeft plaats gemaakt voor de participatiesamenleving. ” Deze opmerking maakte ik in de laatste vergadering van de commissie Sociaal Domein.  Wethouder Briels leek het mij niet in dank af te nemen. Hij keek er in ieder geval maar heel zuinigjes bij. Toch denk ik dat ik gelijk heb. In zijn eerste Troonrede op 17 september 2013 zei koning Willem-Alexander: “ Wanneer mensen zelf vorm geven aan hun toekomst, voegen zij niet alleen waarde toe  aan hun eigen leven, maar ook aan de samenleving als geheel. Zo blijven Nederlanders samen bouwen aan een sterk land van zelfbewuste  mensen. ” De Nederlandse verzorgingsstaat  verandert in een “participatiesamenleving” voegde hij er nog aan toe.

Deze week heb ik een tweetal belangrijke studies onder ogen gekregen. Op de eerste plaats een boek van Kees-Jan van Klaveren, het onafhankelijkheidssyndroom, een cultuurgeschiedenis van het naoorlogse Nederlandse zorgstelsel. Het is begin 2016 verschenen als de handelseditie van zijn proefschrift over de verzorgingsstaat uit het najaar van 2015. Van Klaveren laat duidelijk zien hoe de verzorgingsstaat evolueert naar de participatiestaat.

De tweede studie die mij deze week opviel van een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau. Het SCP schetste in de "Overall rapportage sociaal domein. Rondom de transitie“  de ontwikkelingen voorafgaand aan de transitie en de stand van zaken er vlak na. Het rapport geeft de ontwikkelingen rond de transities in 2015 heel duidelijk weer, zowel de plus- als de minpunten.

Uit deze rapportage blijkt dat ruim 2 miljoen Nederlanders  gebruik maakt van een individuele voorziening in het sociaal domein. Van de ongeveer 2,1 miljoen mensen die in 2015 een individuele voorziening in het sociaal domein gebruikten, deed ongeveer 1/6 dit op basis van de Jeugdwet, 1/3 op basis van de Participatiewet en de helft op basis van de Wmo 2015. De meerderheid gebruikt een voorziening op één van de drie decentralisatieterreinen: 7% gebruikt voorzieningen op twee of drie terreinen. Bij 12% van de huishoudens komen combinaties van voorzieningen op twee of drie terreinen voor. Voor de gemeentelijke taken in het sociaal domein is via het Gemeentefonds in 2015 €17,7 miljard aan financiële middelen beschikbaar gesteld, wat neerkomt op circa €8.400 per gebruiker respectievelijk €1.050 per inwoner van Nederland.
Met name bij mensen die onder de Wmo vallen, is de zelfredzaamheid gering: minder dan 10% van hen kan de problemen zelfstandig oplossen (tegenover meer dan 60% van de mensen die geen voorziening gebruiken). Ook biedt bij 40% van de Wmo-gebruikers het eigen netwerk bij de meeste problemen onvoldoende hulp; dat geldt ook voor 20% van de multiprobleemhuis-houdens (huishoudens met problemen op meer dan één van de wettelijke kaders). Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de inzet van een ondersteunend netwerk zijn begrensd doordat veel mensen slechts beperkt tijd hebben om zorg te verlenen of te ver weg wonen van de zorgvrager.  Het SCP concludeert dat de kwaliteit van leven van mensen die een voorziening in het sociaal domein gebruiken minder goed is dan die van mensen die geen voorziening gebruiken. Opvallend is ook dat inwoners van de drie noordelijke provincies en Zuid-Limburg maken relatief meer gebruik maken van ondersteuning door de gemeenten, zoals huishoudelijke hulp, jeugdzorg en hulp bij reïntegratie naar werk.
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


woensdag 18 mei 2016


Het SCP over het eerste jaar van de transitie


Sinds 1 januari 2015 is de gemeente – en niet langer het Rijk - verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die langdurige zorg nodig hebben, de participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt én voor de jeugdzorg. In de "Overall rapportage sociaal domein. Rondom de transitie“ schetst het SCP de ontwikkelingen voorafgaand aan de transitie en de stand van zaken er vlak na. In de perspublicatie van het SCP vallen de volgende opmerkingen in het oog:
Uit deze rapportage blijkt dat ruim 2 miljoen Nederlanders  gebruik maakt van een individuele voorziening in het sociaal domein. Van de ongeveer 2,1 miljoen mensen die in 2015 een individuele voorziening in het sociaal domein gebruikten, deed ongeveer 1/6 dit op basis van de Jeugdwet, 1/3 op basis van de Participatiewet en de helft op basis van de Wmo 2015. De meerderheid gebruikt een voorziening op één van de drie decentralisatieterreinen: 7% gebruikt voorzieningen op twee of drie terreinen. Bij 12% van de huishoudens komen combinaties van voorzieningen op twee of drie terreinen voor. Voor de gemeentelijke taken in het sociaal domein is via het Gemeentefonds in 2015 €17,7 miljard aan financiële middelen beschikbaar gesteld, wat neerkomt op circa €8.400 per gebruiker respectievelijk €1.050 per inwoner van Nederland.
Vooral kwetsbare mensen gebruiken een voorziening in het sociaal domein: mensen zonder werk, met een laag inkomen, uit een eenoudergezin, met een lage opleiding en/of mensen met een slechte gezondheid. In 2013 maakte circa 20% van de huishoudens gebruik van een voorziening in het sociaal domein, maar bij lage inkomens was dit 54%, bij eenoudergezinnen 42% en bij uitkeringsontvangers 33%. Kwetsbare mensen hebben vaak te maken met meerdere problemen, die niet altijd gerelateerd zijn aan de drie decentralisatiewetten. Vooral financiële problemen komen vaak voor. Meer dan 2/3 van de personen die onder de participatiewet vallen of personen die meerdere voorzieningen gebruiken hebben ook financiële problemen.
Met name bij mensen die onder de Wmo vallen, is de zelfredzaamheid gering: minder dan 10% van hen kan de problemen zelfstandig oplossen (tegenover meer dan 60% van de mensen die geen voorziening gebruiken). Ook biedt bij 40% van de Wmo-gebruikers het eigen netwerk bij de meeste problemen onvoldoende hulp; dat geldt ook voor 20% van de multiprobleemhuishoudens (huishoudens met problemen op meer dan één van de wettelijke kaders). Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de inzet van een ondersteunend netwerk zijn begrensd doordat veel mensen slechts beperkt tijd hebben om zorg te verlenen of te ver weg wonen van de zorgvrager. Bovendien leent zwaardere problematiek zich minder makkelijk voor ondersteuning uit het eigen netwerk. De kwaliteit van leven van mensen die een voorziening in het sociaal domein gebruiken is minder goed dan die van mensen die geen voorziening gebruiken. Dat geldt met name voor gebruikers van een Wmo-voorziening en gebruikers van een participatievoorziening of een combinatie van voorzieningen.
Rondom de transitie heeft continuering van de zorg en ondersteuning prioriteit gehad. Gemeenten zoeken nog naar de juiste verhouding tussen individuele en algemene voorzieningen en naar een goede inrichting van het bestuurlijk stelsel. De verscheidenheid in inrichting, zorgarrangementen en beschikbaarheid van gegevens tussen gemeenten is groot, wat het schetsen van een landelijk beeld bemoeilijkt. Gemeenten hebben de ambitie om een integrale, samenhangende dienstverlening tot stand te brengen, maar kijken ook naar oplossingen binnen de drie sectoren en de samenhang met andere aanpalende gebieden. 
De gemeentelijke uitgaven voor het sociaal domein lijken in 2015 grotendeels in lijn met de middelen die hiervoor in het Gemeentefonds beschikbaar zijn gesteld (€17,7 miljard). Op de totale uitgaven van €17,9 miljard is volgens voorlopige cijfers een tekort gerealiseerd van circa €150 miljoen. Bij de Jeugdwet en de Wmo 2015 is ongeveer €360 miljoen minder uitgegeven dan mogelijk was, bij de Werk en Inkomen is ongeveer €510 miljoen meer uitgegeven. Het tekort bij Werk en Inkomen wordt mede veroorzaakt door het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid en de extra uitgaven voor bijstand, die beide niet via het Gemeentefonds worden vergoed. Een opsplitsing van de uitgaven voor de Jeugdwet en Wmo 2015 is niet mogelijk omdat er posten zijn waarop uitgaven voor beide wetten zijn geboekt.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

dinsdag 17 mei 2016


Regionale pers.


Vorige week moest ik als vervanger opdraven in de commissie Sociaal Domein. Martijn Spoorendonk heeft bedankt als commissielid. In de volgende raadsvergadering zal ik voorgedragen worden om zijn plaats in deze commissie in te nemen. Ik had liever gezien dat het anders was gelopen en dat ik vanuit de luwte had kunnen blijven reageren. Het is echter  anders gelopen. Ik zal me dus weer indringender met de agendapunten van de commissie gaan bezig houden.

De commissievergadering van afgelopen dinsdag 10 mei ’16 kende geen spectaculaire agenda. De hoofdpunten waren een tweetal jaarverslagen. Het betrof in dit geval het Jaarverslag 2015 Helmond- De Peel –Laarbeek en Zorg en ondersteuning 2015 van De Peel 6.1.  Beide jaarverslagen bevatten allerlei interessante gegevens. Kennisname van deze rapporten was zonder meer blikverruimend. Echte discussiepunten waren het echter  niet. Een beetje praten in  de marge dus.

Rond de behandeling van het jaarverslag van Peel 6.1 viel mij de onvrede bij wethouder Briels op  over de opstelling van de regionale pers. Hij klaagde althans dat de pers bepaalde zaken niet oppakte en soms zelfs uitging van verkeerde premissen. Het meest opmerkelijke was nog wel dat hij aangaf dat hij niet in staat was verkeerde beelden die in de pers leefden recht te zetten. “ Zij nemen het gewoonweg niet op ” zei hij tegen de commissie. Specifiek doelde hij daarbij op de verhoging van de OZB-belasting. Wethouder Briels voelde zich klaarblijkelijk wat vrijer dan normaal om te spreken. De vertegenwoordigers van de pers waren er deze keer niet bij.

Met deze uitspraken  gaf de wethouder zichzelf een beetje een brevet van onvermogen. Onnodig. Normaal past de pers hoor en wederhoor toe. Ik  heb geen reden om aan te nemen dat dit in dit geval anders is. Een rechtvaardiging en vergoelijking van de OZB- verhoging zoals collegeleden deze zien, hoeft m.i. door de pers niet per se als zodanig overgenomen te worden. Het is niet altijd zo eenduidig en helder als het lijkt. Verdedigen is nog altijd ook nog iets anders dan communiceren!

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


maandag 16 mei 2016


Overschotten in de zorg.


Landelijk en in diverse gemeenten is de afgelopen week nogal wat deining komen boven drijven over de overschotten die ontstaan zijn bij de besteding van het zorgbudget. De Vereniging van Nederlandse gemeenten en de NOS concludeerde dat de gemeenten 310 miljoen euro minder hadden uitgegeven dan begroot was. In totaal is dit ong. 6,5% van het toegekende budget. Ook Laarbeek heeft flink overgehouden. Hier bedraagt het overschot ruim 650 ton euro. Dit is fors.

Aanvankelijk was de eerste reactie er een van onbegrip. Men vroeg zich af hoe dit mogelijk was. Waren gemeenten misschien te voorzichtig geweest uit angst voor tekorten? Was misschien het budget ondanks de forse ingecalculeerde bezuinigingen te ruim geweest? Duidelijke antwoorden kwamen er niet. Wel tendeerden de eerste reacties er naar om de overschotten te reserveren voor zorgtaken in de toekomst. Zo ook in Laarbeek waar de meeste partijen hieraan de voorkeur gaven. Ook de verantwoordelijke wethouder, Joan Briels, leek hiervoor te opteren. Hij dacht aan een egalisatievoorziening waarin deze overschotten geparkeerd zouden worden. Hiermee zouden de zorggelden voor de zorg behouden blijven.

Zwak punt in deze redenering is dat deze oplossing weinig vertrouwen uitspreekt in de beweeggronden van gemeenten. Het voedt de gedachten dat gemeenten onzorgvuldig omgaan met de besteding van de hun toevertrouwde gelden. Alleen al hierom zouden we zo’n egalisatievoorziening niet moeten willen. Mijn standpunt is dat we geen aparte potjes moeten gaan creëren en de overschotten gewoon in de algemene middelen moeten laten terugvloeien. Immers als er tekorten zijn, moeten deze ook uit de algemene middelen aangevuld worden.

Laten we blij zijn dat er in het eerste jaar van de transitie in ieder geval geen tekorten ontstaan zijn. Het proces is niet altijd van een leien dakje gegaan. En het heeft kruim gekost, bij de gemeenten, maar ook bij de zorgvragers. Zij zijn het die fors ingeleverd hebben en de grootste last van de doorgevoerde bezuinigingen hebben moeten dragen. De sociaaldemocratische staatssecretaris van Rijn heeft manmoedig de operatie doorgezet en consequent vastgehouden aan de uitgestippelde koers. Dat valt in hem te prijzen.

Naar omstandigheden is de operatie redelijk soepel verlopen. Het kabinet heeft het de gemeenten hierbij niet gemakkelijk gemaakt; de gemeenten kregen te laat te horen wat er precies van hen verwacht werd en de budgetten werden te laat vestgesteld. Er werd veel geklaagd, maar dat was ook logisch. De toegekende zorg werd immers aanzienlijk verlaagd. De hele operatie was immers opgezet vanuit de gedachte dat mensen meer zelf moeten regelen ene meer zelf moeten betalen. Je zou kunnen zeggen dat de klachten zelfs vooraf waren ingecalculeerd.

Gemeenten zijn misschien wel eens iets te eager geweest om de transities door te voeren. Nu, een jaar na de invoering, kan geconstateerd worden dat dit veranderingsproces met succes is bekroond: de verzorgingsstaat is omgebouwd tot een participatiestaat. De bezuinigingen zijn doorgevoerd. De ruimschoots toegekende subsidies en vergoedingen van de verzorgingsstaat zijn in de wereld van na de economische crisis van 2008 niet meer te betalen. Er moest dus ingegrepen worden.

Dit is pijnlijk, maar wel waar.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


woensdag 11 mei 2016


Bavaria en Palm




Overal in de bladen heel positieve berichten over de fusie van Bavaria en Palm, het bierhuwelijk tussen twee Nederlandse en Belgische bierfamilies. Bavaria neemt een meerderheidsbelang van 60 procent in de Belgische bierbrouwer. In 2021 zal deze Belgische bierbrouwerij in zijn geheel overgaan in handen van Bavaria.

De Belgische bierbrouwer Toye heeft het probleem dat in de familie geen opvolger klaar staat om het roer over te nemen. Voor een familiebedrijf is dat altijd een groot probleem. Dit probleem heeft Bavaria niet. 28 Swinkelsen werken in hun bedrijf.

Naast Palm brengt de brouwerij – voorheen brouwerij De Hoorn ook authentieke rasbieren als Rodenbach, Brugse Tripel, Cornet en Arthur’s Legacy op de markt. Door de fuseren met Bavaria kan de Belgische brouwerij  gebruik maken van het veel grotere verkoopnetwerk van Bavaria. Met de aankoop van het Belgische Palm verstevigt  Bavaria zijn tweede plek op de Nederlandse biermarkt.

 Bij Bavaria is men terecht trots.



dinsdag 10 mei 2016


Commissie Sociaal Domein


De agenda van de commissie Sociaal Domein van dinsdag 10 december 2016 was weinig spectaculair. Naast de gebruikelijke vaste agendapunten stonden er geen echte discussiepunten op de agenda. Wel stonden twee rapportages  op de agenda. Het betrof het Jaarverslag 2015 Helmond- De Peel –Laarbeek en Zorg en ondersteuning 2015 van De Peel 6.1.

Beide jaarverslagen bevatten allerlei interessante gegevens. Kennisname van deze rapporten was zonder meer blikverruimend. Het Jaarverslag gaf een schat aan informatie over de sociale kaart van Laarbeek. Getallen stonden niet op zichzelf maar werden gerelateerd aan de gegevens in nabuurgemeenten  en de Intergemeentelijke Sociale Diensten.  Dit gaf soms verrassende inkijkjes. Na kennisname van deze getallen worden bepaalde ontwikkelingen beter zichtbaar. Een cijfer heeft mij geïntrigeerd: Laarbeek heeft het hoogste percentage laag opgeleiden in de regio! Gaan we hier nog iets aan doen of laten we het bij de constatering?

De tweede rapportage is een zeer uitvoerige, een jaarverslag van de ondertussen gemankeerde samenwerking in De Peel 6.1. in 55 blz! 2015 is het eerste volledige jaar dat De Peel heeft gedraaid en tevens het voorlaatste. 31 december 2016 is Peel 6.1. ter ziele.  Toen de rapportage werd geschreven – in februari 2016- wisten de samenstellers dit nog niet. In  hun inleiding schreven ze nog in het belang van de uitvoering te hopen dat er snel duidelijkheid komt. Die duidelijkheid is er gekomen, maar anders dan zij zich hadden voorgesteld.

De gemeente Helmond wil niet langer verder met Peel 6.1. Wat Helmond bewogen heeft om de stekker er uit te trekken, is nog steeds niet helemaal duidelijk. De Helmondse wethouders de Leeuw en van de Zanden en burgemeester Blanksma  hebben wel hun raad kunnen overtuigen. In de regio hebben zij de handen niet op elkaar kunnen krijgen. Er zijn zoveel versies en zoveel verhalen in omloop, dat ik in iedere geval de weg kwijt ben.

Wat er gebeurd is, is compleet onvoorstelbaar. Laten we ons realiseren dat de regio aan het experiment begonnen is als antwoord op de conclusies van het rapport Krachtdadig Bestuur van de commissie Huijbrechts. De regio kon de problemen zelf oplossen en had daarvoor het middel van de gemeentelijke fusie niet nodig. Natuurlijk met Peel 5.1 kunnen we verder, maar dit lost de overkoepelende problematiek niet op. Door zich terug te trekken pleegt Helmond verraad aan de Peel en stelt het niet op als een betrouwbare partner waarop de regiogemeenten kunnen vertrouwen. Deze vertrouwensbreuk weegt zwaar en belemmert de toekomst.

Dat Helmond haar eigen belangen liet prevaleren is des te onbegrijpelijker als we kijken naar de recente ontwikkelingen. Denk  aan de ontwikkelingen rond Nuenen c.a.  Zal Helmond dadelijk niet wijzen op de onevenwichtigheid die in Zuidoost Brabant ontstaan als Nuenen en mogelijke andere gemeenten ingedeeld worden bij Eindhoven? Zal Helmond dan ook niet compensatie vragen, alleen al om een zekere mate van evenwichtigheid te bewaren? Blanksma en de haren hadden dit eerder moeten bedenken.

Toen ik kennis nam van de rapportage was de eerste gedachte die zich bij mij opdrong was, wat moet ik hiermee? Hoe relevant is dit allemaal nu nog. Fijn dat ik het allemaal weet, maar wat moet ik hiermee? Geeft het rapport het verhaal achter de cijfers, zoals de wethouder in een eerdere instantie eens gezegd heeft.

Eigenlijk niet. En dat is jammer. Als we niet goed weten waarom het fout is gelopen en Helmond zich genoodzaakt zag de stekker er uit te trekken – wat hebben we dan van Peel 6.1 geleerd.  Ik constateer dat er hard, heel hard, gewerkt is door de medewerkers van Peel 6.1. Dat het een lastige materie was en dat er veel te lang veel onduidelijkheden hebben bestaan. Ik zie dat er veel gepresteerd is onder hoge tijdsdruk. Er is in korte tijd een indrukwekkend bouwwerk opgericht. Dat verdient waardering en respect.

Maar ook zie ik dat Peel 6.1 een zeer sterk bureaucratisch georiënteerd  geheel is opgetrokken met heel veel checques and balances en te ver weg van de burger. De organisatie en de financiën stonden voorop – de zorgvragende burger voelde zich vaak in  de kou staan. Dit zal dus in een nieuwe organisatie anders moeten met wijkteams dicht bij de burger. Meer zelfsturende wijkteams in plaats van van bovenaf aangestuurde.

De in deze kabinetsperiode doorgevoerde transities hebben grote consequenties voor gemeentenen burgers. Gemeenten kregen in een keer een heleboel nieuwe taken, waar ze absoluut geen ervaring mee hadden. Zij kregen ook een bak geld, waarmee de klus geklaard moest worden. Te gelijkertijd werd een forse bezuiniging doorgevoerd. Of het allemaal kon werd niet gevraagd; het werd eenvoudigweg opgelegd. Gemeenten kraakten in hun voegen. Heel wrang is dat gemeenten op de WMO geld overhouden. Binnenlands Bestuur becijferde vorige week dat de Nederlandse gemeenten zo’n 310 milj euro overhouden. Laarbeek had al eerder becijfert ruim 6 ton over te houden.

Wat zeggen deze overschotten? Is men te voorzichtig geweest en/of heeft men te hard bezuinigd uit angst voor onbeheersbare uitgaven? Waarschijnlijk alle twee. Ik voor mij plaats het in een breder kader: het kabinet Rutte 11 heeft het mes gezet in de verzorgingsstaat en de welvaartstaat. Dit allemaal ten behoeve van de neo-liberale staat. Een ontwikkeling  die de rijken bevoordeelt en de zwakkeren steeds meer aan hun lot overlaat. Ieder voor zich en God voor ons allen – zoals het aloude adagium luidt. Ik denk nog steeds dat gemeenten te gemakkelijk de neo-liberale staat hebben omarmd en doorgeschoten zijn t.n.v. de zwakkere in de samenleving die zich tevreden moeten stellen met een schoon en leefbaar huis en steeds meer geconfronteerd worden met stijgende zorgkosten. Willen wij dit? Ik ben benieuwd naar de reacties.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

maandag 9 mei 2016


Lokale belastingen


Vanuit het Gemeentefonds ontvangen de gemeenten het merendeel van hun inkomsten. Iedere keer geeft het enorm veel heisa als er iets veranderd moet worden aan de parameter van het fonds. Het is lastig het iedereen naar zijn zin te maken. Dan weer protesteren de grote gemeenten ; daarna weer de kleine.

Geen wonder dat er stemmen opgaan om het Gemeentefonds sterk te hervormen en in omvang te reduceren. Rond het ministerie van Binnenlandse Zaken, het parlement en de VNG pleiten stemmen voor een grondige herziening.

Onlangs heeft ook de Raad voor de Financiële Verhoudingen zich hiervoor uitgesproken. De gemeenten zouden meer ruimte voor lokale belastingheffing moeten krijgen. Hierbij wordt vooral gedacht aan verruiming van de mogelijkheden voor OZB-belasting. Deze verhoging zou dan niet boven op de inkomsten uit het Gemeentefonds komen , maar in plaats hiervan.

Op  dit punt zit meteen ook het zwakke punt. Er van alles dat pleit voor verruiming van de lokale belastingen, maar de praktijk heeft ook geleerd dat gemeenten zich nauwelijks iets laten liggen aan adviesnormen voor de OZB door het Rijk. Zij lappen deze aan hun laars. Voorbeelden zijn er te over, zelfs heel dichtbij.

Als de ruimte voor lokale belastingen er inderdaad komt, zal heel goed moeten worden vastgelegd dat de belastingdruk vanuit het Rijk evenredig daalt. Ander wordt de belastingbetaler in de aap gelogeerd.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185


zondag 8 mei 2016

Leegloop


Begin vorige week publiceerden de Nederlandse kranten alarmerende cijfers over de leegloop van politieke partijen. Partijleden zeggen massaal hun lidmaatschap op. Met verstrekkende gevolgen voor de gevestigde politieke partijen. Met name de Volkskant was in de problematiek gedoken. De andere kranten volgden. Arnold Grunberg schreef vrijdag in zijn column terecht dat wie iets van de boze burger wil begrijpen Woede en tijd van Peter Sloterdijk zou moeten lezen. Sloterdijk schreef hierin in 2006 al dat mensen niet zozeer hartstochten hebben als wel dat hartstochten mensen hebben. Mensen willen erkenning.

Een ander opmerkelijk verschijnsel was de uitslag van de eerste ronde van de presidentsverkiezingen in Oostenrijk afgelopen zondag. Niet de kandidaten van de gevestigde partijen, de sociaal-democraten en de christendemocraten, wonnen, maar de kandidaat van de FPÖ. De middenpartijen werden in Oostenrijk weggevaagd. Gezien de stemming in verschillende Europese landen zou dit ook in verschillenden andere staten kunnen gaan gebeuren. De radicalisering zowel naar links als naar rechts beangstigt zeer.

Overigens is deze leegloop is geen nieuw verschijnsel en zeer zeker ook niet beperkt tot politieke partijen. Sheila Sitalsing opende er haar column in Volkskrant deze week  mee. Zij schreef:

Na het uitstervende vakbondslid, de weglopende krantenabonnee, het afhakende lid van de AVRO/TROS en de kerkverlater hadden we dinsdag het gillend weggerende ex-lid van VVD, PvdA en/of CDA in de krant.”

De terugloop van de ledenaantallen zijn dramatisch. De ledenaantallen van 35 jaar geleden had het CDA nog 143 duizend leden, tegenwoordig nog maar 50.181. Leden lopen overal gillend weg. De PvdA had in 1981nog 109.557 leden, nu nog slechts 46.045. Bij de VVD is er minder dan eenderde over van het ledenbestand uit de jaren tachtig. Als ze een liberale publieke omroep zouden willen oprichten, dan zouden ze geen zendtijd krijgen.

Partijen zitten met deze terugloop erg in hun maag. Minder leden betekent minder inkomsten en minder subsidie. En chronisch geldgebrek. Partijen zetten wel met man en macht allerlei ledenwerfcampagnes op, maar het helpt niet echt. Sitalsing concludeert dan ook:

“ Er zit weinig anders op: de markt op. Nadat ze elke denkbare maatschappelijke organisatie de commercie in hebben geschopt, zullen ze er zelf ook aan moeten geloven. Een veiling van de boezeroenen van Hans Spekman, racefietsen van het merk Buma, niets is onmogelijk.”

Grote middenpartijen zijn onontbeerlijk voor de stabiliteit van een land. Partijen zullen dus een oplossing moeten vinden. Er is een geruststellende gedachte: burgers zijn niet gek. Zij kunnen wel eens een tijdje achter de waan van de dag aanlopen. Uiteindelijk zegeviert het gezonde verstand.

Dat althans mogen we hopen!

dinsdag 3 mei 2016



                                         Julien van Ostaaijen



De Tilburgse wetenschapper Julien van Ostaaijen heeft op verzoek van Raadslid.nu  een essay geschreven over de bestuurlijke rol van gemeenteraden. Volgens hem moet de gemeenteraad  zich scherper opstellen en beter de rol van verbinder tussen college en samenleving vervullen. De gemeenteraad dient zich daarvoor vaker ‘hard naar het college’ en ‘zacht naar de samenleving’ op te stellen. Zo luidt dan ook de titel van zijn essay “Hard naar het college, zacht naar de samenleving. Op zoek naar een nieuwe verbindende rol van de gemeenteraad” .

Van Ostaaijen doet in zijn essay over de bestuurlijke rol van de raad een drietal praktische aanbevelingen hoe gemeenteraden het beste aan de slag kunnen gaan om ‘hard naar het college’ en ‘zacht naar de samenleving’ te zijn:

1. Breng in kaart hoe hard of zacht de gemeenteraad zich opstelt
Inventariseer binnen de eigen raad hoe men zich in het verleden heeft opgesteld richting college en de inwoners. Luistert de raad naar de ideeën van de burger of laat hij zich leiden door strikt vastgelegd beleid van het college? Per beleidsterrein kan dit verschillen en juist daarom is het belangrijk, aldus Van Ostaaijen, om deze inventarisatie goed te maken.

2. Breng in kaart of er veranderingen noodzakelijk zijn in de rolopvattingen van de gemeenteraad
De raad hoeft niet bij ieder onderwerp wat in het gemeentehuis speelt even dominant aanwezig te zijn. Men zou in een gesprek kunnen verkennen of de raad daar zijn momenten goed in kiest en wat gewenste ontwikkelingen zijn. Zou de gemeenteraad bijvoorbeeld vaker of op andere onderwerpen initiatief richting college moeten nemen en is er genoeg ruimte voor eigen initiatief van inwoners?

3. Bespreek wie zich bekommert om de positie van de gemeenteraad
Het gesprek voeren over de rollen van de gemeenteraad en op basis daarvan keuzes maken, is een taak van de gehele raad. Als dat slechts door een (klein) deel ervan gedragen wordt, is het tot mislukken gedoemd. De vraag is dan ook wie is in essentie verantwoordelijk voor de positie van de gemeenteraad.
Veel griffiers en burgemeesters voelen zich volgens Van Ostaaijen maar ten dele verantwoordelijk  voor de positie van de gemeenteraad en dan vooral waar het gaat om zaken als efficiëntie, effectiviteit en rechtmatigheid. Wanneer het gaat om welke positie een gemeenteraad moet innemen ten opzichte van de samenleving en het college is dat veel minder het geval. Wellicht, zo schrijft Van Ostaaijen, is dat nog een taak voor de vicevoorzitter, maar dan vereist dat wel dat deze rol niet meer automatisch door het oudste of langstzittende raadslid wordt opgepakt, maar door een invloedrijk en voor anderen aanvaardbaar persoon die zich ook met de rol van de raad als geheel wil bezighouden. Volgens Van Ostaaijen moet het er niet om gaan dat de vicevoorzitter deze rol pakt, maar het gaat er vooral om dat de raad en raadsleden met elkaar in gesprek gaan of één persoon of instantie daarvoor een bijzondere verantwoordelijkheid krijgt en wie dan. De verantwoordelijkheid voor deze rol van de raad kan volgens Van Ostaaijen nooit tot één of enkelen beperkt blijven.

Gelijk heeft hij.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

maandag 2 mei 2016



                                      Er is meer aan de hand


Het ED heeft vorige week uitgebreid stil gestaan bij de politieke problemen in verschillende gemeenten in  Zuidoost Brabant. Deze problematiek heeft geleid tot het ontslag van nogal wat wethouders in de regio. De teller staat sinds de laatste gemeenteraadsverkiezingen nu al 16. En we zitten pas halverwege de rit. Ter vergelijking, in de vorige raadsperiode, van 2010-2014 legden in deze regio 19 wethouders het bijltje er bij neer. Om verschillende redenen. In de raadsperiode 2006-2010 stapten 25 wethouders op.

De meest recente wisselingen vonden plaats in  Eersel, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Nuenen en Son en Breugel . Daarbij sneuvelden zeven wethouders.

Het aantal opgestapte wethouders in Zuidoost-Brabant is opvallend. Eerder dit jaar bleek uit een landelijk onderzoek van kennisplatform De Collegetafel nog dat het aantal gevallen wethouders zeer laag was. Sinds de invoering van de dualisering in het lokaal bestuur in 2002 waren er vorig jaar landelijk, afgezien van de verkiezingsjaren, nooit zo weinig wethouders tussentijds onderuit gegaan. Maar in de regio sloeg de vlam pas begin dit jaar in de pan.

Ook opvallend is dat halverwege deze raadsperiode tientallen raadsleden gestopt zijn omdat ze het raadslidmaatschap te belastend vinden. Niet te combineren met een gezin of een baan. In Zuidoost-Brabant ligt ook bij raadsleden het aantal vertrekkers halverwege de periode al op het hetzelfde niveau als in de gehele voorgaande vier jaar. Dat zijn er volgens de krant nu 42, één minder dan in de hele periode 2010-2014.

Niet alle aftredens kun je over een kam scheren. Er zijn duidelijke verschillen. Maar ook overeenkomsten. Nogal wat wethouders blijken zich te vergissen in de zwaarte van het ambt en rompslomp die het met zich mee brengt.  Toch moeten we niet licht tillen aan het feit dat zoveel wethouders voortijdig vertrekken. Het systeem zoals het nu functioneert, voldoet kennelijk niet meer aan de gewijzigde omstandigheden. Door de coalitieakkoorden worden wethouders de speelbal van de coalities en delven zij bij conflicten - groot of klein, dat doet er niet toe- het onderspit. Misschien moeten we wel van deze coalitieakkoorden af.  Raadslid.nu  heeft hier onlangs plannen voor ontwikkeld.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185

zondag 1 mei 2016



                              Programmaplan duurzaamheid


Eind vorige week heeft de gemeente het Programmaplan Duurzaamheid vrij gegeven.  Eindelijk  denk je dan, want het heeft door allerlei omstandigheden lang geduurd. Te lang ook nog eens.

Het plan heeft als titel “ Laarbeek ‘ bloeit ‘”  meegekregen, een voorlopige werktitel. Daar kan men zich iets bij voorstellen. In een kloek stuk van 33 blz. zet de gemeente het plan uiteen. Het is zonder meer een ambitieus stuk, maar ook een met een groot aantal open einden.

Laarbeek is niet de enige gemeente die bezig is met het formuleren van een duurzaamheidsbeleid. Nagenoeg alle gemeenten zijn hiermee bezig. Alleen ieder op zijn eigen wijze, met een eigen aanpak en eigen doelen. Veel te weinig wordt ingespeeld op ervaringen die elders zijn opgedaan en good practices. Het lijkt wel of iedereen zijn eigen wiel aan het uitvinden is. Dit is niet zo handig.

Het Laarbeekse programmaplan is niet steeds gemakkelijk te lezen. Het heeft een ietwat verkramt taalgebruik met nogal wat managementjargon. Geschreven dus vooral voor hoogopgeleiden; lager opgeleiden zullen er een hele kluif aan hebben en als ze er al aan beginnen snel afhaken. Dit is zeker bij dit onderwerp een gemiste kans: duurzaamheid is een zaak van ons allen!
Het Programmaplan Duurzaamheid maakt  op de eerste bladzijden al een fundamentele keuze. Niet heel veel gemeenten doen dit zo helder en zo doelbewust. Dit dwingt respect af, maar het maakt het stuk meteen al ambitieus en bovendien tegelijkertijd kwetsbaar. Voor velen staat duurzaamheid voor energie, milieu en beheersing van de opwarming van de aarde.

De gemeente Laarbeek kiest voor een andere veel bredere insteek en sluit aan bij het Brundtland-rapport van 1987. In dit rapport werd duurzaamheid gedefinieerd als een ontwikkeling die tegemoet komt aan de noden van het heden, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen. Deze oorspronkelijke definitie is dus veel breder dan de gebruikelijke veel engere  ecologische vertaling van het begrip duurzaamheid. Het gaat dus niet alleen om energie en zorgvuldig gebruik van grondstoffen. Laarbeek betrekt er heel doelbewust ook het sociale milieu bij zoals dit schema illustreert:




Laarbeek ziet deze drie dimensies in samenhang: draaien aan de ene knop heeft consequenties voor de beide andere knoppen. Een gedurfde  keuze met grote gevolgen!

In de MooiLaarbeekkrant van deze week heeft de gemeente wederom een schitterend artikel geplaatst over dit project. Lezen s.v.p.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185