Kleine
gebaren
Het lijkt zo voor de hand te
liggen: in dorpen, waar de mensen elkaar nog groeten en waar nog een zekere
mate van sociale controle heerst, is de zorgzame samenleving kansrijker dan in
'de grote stad', waar de mensen elkaar niet meer zouden kennen. Maar zo simpel
is het niet. Ook in dorpen blijven de meest
kwetsbare ouderen vaak verstoken van hulp. En ook in dorpen staat de koestering
van privacy burenhulp in de weg, zo staat in het rapport.
In
dorpsgemeenschappen heerst nog een zekere gemoedelijkheid. Het verloop is er
minder groot dan in de stad: de gemiddelde dorpsbewoner van 75 jaar en ouder
woont al 53 jaar in hetzelfde dorp. Het gros van de dorpsbewoners kent elkaar
bij naam, zegt goed met elkaar overweg te kunnen en hulpvaardigheid te
ondervinden. Zo'n 90 procent van de dorpelingen onderschrijft de stelling dat
het 'goed wonen is', bij hen in het dorp. Ongeveer de helft meent dat het de
goede kant opgaat met het dorp. Slechts een kleine minderheid vindt dat 'het
met de leefbaarheid van het dorp slecht is gesteld'. De waardering van ouderen
voor hun omgeving wijkt niet noemenswaardig af van die van jongeren.
Maar toch. Prettige omgangsvormen en sociale harmonie leiden niet per definitie tot hulp voor ouderen die daar het meest behoefte aan hebben. Dorpsbewoners ontvangen weliswaar meer 'informele hulp' naarmate ze ouder worden, maar van de 85-plussers zegt 40 procent meer hulp nodig te hebben.
Maar toch. Prettige omgangsvormen en sociale harmonie leiden niet per definitie tot hulp voor ouderen die daar het meest behoefte aan hebben. Dorpsbewoners ontvangen weliswaar meer 'informele hulp' naarmate ze ouder worden, maar van de 85-plussers zegt 40 procent meer hulp nodig te hebben.
De
informele hulp, die vroeger burenhulp zou zijn genoemd, bereikt de meest
kwetsbaren - hoogbejaarden met een laag inkomen - maar mondjesmaat. 'Zij
krijgen minder hulp dan ouderen met een gemiddeld of hoog inkomen en geven vaak
aan dat zij geen behoefte hebben aan hulp van anderen.
Prettige omgangsvormen op het platteland vormen dus niet de opmaat van hulpvaardigheid. Dat hangt waarschijnlijk samen met het feit dat de dorpsbewoner - net als de modale stedeling - gesteld is op zijn privacy en rust. Het feit dat dorpsbewoners elkaar zo goed kennen, kan de sociale controle zelfs temperen: ze vragen geen aandacht voor persoonlijke problemen omdat ze bang zijn dat daarover in het dorp wordt gekletst.
Wie praktische hulp nodig heeft, zal zich daarvoor niet snel tot een omwonende wenden - zeker niet als de vragende partij geen wederdienst in het vooruitzicht kan stellen. Omgekeerd willen aanbieders van informele hulp hun goede bedoelingen niet opdringen. Ook de dorpsbewoner is in mentale zin verstedelijkt.
Met
zorgruilsystemen en digitale platforms proberen gemeenten en kerken hulpvraag
en -aanbod bij elkaar te brengen. Leden van zogenoemde zorgcoöperaties, waarvan
in Nederland ongeveer honderd bestaan, kunnen tegen een geringe vergoeding
diensten (van vrijwilligers en professionals) afnemen.
Het
rapport concludeert: “ Het is maar de vraag of kwetsbare ouderen op het
platteland beter af zijn dan in de stad. Veel dorpen bieden een warme,
vertrouwde omgeving aan ouderen. Maar als vangnet voor de meest kwetsbaren is
het niet betrouwbaar genoeg.”
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel
0653627185