Een riskante onderneming.
De samenwerking in Peel 6.1. is definitief ter ziele.
De gemeente Helmond heeft er de stekker uitgetrokken. De resterende vijf
overgebleven partners hebben besloten om samen verder te gaan, althans een
poging ondernemen om te onderzoeken of dit mogelijk is. Daartoe hebben de vijf
colleges hun secretarissen een bestuursopdracht gegeven.
In een businesscase moeten zij onderzoeken hoe de vijf
gemeenten de lokale en bovenregionale taken WMO, Jeugd en BMS gezamenlijk
kunnen uitvoeren. Voor mei moeten zij hierover een aanbeveling doen. De tijd
dringt want per 1 januari 2017 moet de samenwerking operationeel zijn. De
samenwerking moet gestoeld zijn op het principe van gelijkwaardigheid.
Dit lijkt op het eerste gezicht wat veel gevraagd,
zeker ook met de ervaringen met Peel 6.1. in het achterhoofd. Uit de
bestuursopdracht spreekt ook wel enige rancune tegenover Helmond, al
waarschuwen de colleges wel dat de verhoudingen met Helmond niet verder
verstoord mogen worden. De colleges hechten aan een goede verstandhouding met
Helmond. Tussen de regels door lees je wel dat de vijf Peelgemeenten vinden dat
Helmond het als kartrekker in de Peel ernstig heeft laten afweten.
Ingepakt in een aantal citaten en verwijzingen naar
recente mangementsboeken wordt in de bestuursopdracht een eerste verkenning
uitgevoerd naar de contouren waarbinnen de beoogde samenwerking van de vijf kan
plaatsvinden. De colleges noemen zelf het gestelde doel, alle taken van de
transitie per 1-1-2017 uitvoeren, “ ambitieus maar haalbaar “. Zij wijzen er
met een vingerwijzing naar minister Plasterk fijntjes op dat er sprake is van
118.000 inwoners in de vijf gemeenten. Voor de vijf moeten de inwoners centraal
staan.
De huidige samenwerking heeft nog niet geresulteerd in
het gewenste niveau van dienstverlening en efficiency. En – zo concluderen zij
– de transitie van de zorgtaken naar de gemeenten heeft nog niet geleid tot
transformatie binnen de zorg. Tot op heden stond de directe dienstverlening
centraal. Een terechte constatering die ook landelijk opgeld doet.
De analyse in de bestuursopdracht lijkt mij correct.
De vijf gemeenten willen de draai gaan maken van centrale aansturing naar
integrale lokale toegang en een heldere afbakening van wat lokaal kan en
bovenlokaal moet. Hierbij hebben zij grote zorgen over het achterblijven van de
bovenlokale taken van de jeugdzorg. Dit alles is, dunkt mij, toch vooral
uitvoering. Ik lees in het stuk nagenoeg niets over de zo gewenste
doorontwikkeling naar een hoger niveau van zorg, de zo veel geroemde transitie.
De colleges zitten nog teveel in het acute probleem: hoe krijgen we het
allemaal voor 1 januari 2017 geregeld en hoe ontvlechten wij op een acceptabele
manier de aangegane samenwerking binnen Peel 6.1?
Resteren nog twee grote vragen. Op de eerste plaats de
vraag of Deurne wel op de wagen blijft en uiteindelijk niet de voorkeur gaat
geven aan een dienstverleningsovereenkomst met Helmond. En de vraag hoe gaat de
provincie reageren in het kader van veerkrachtig bestuur? Voorwaar twee
cruciale vragen die de verhoudingen danig op proef kunnen stellen! De
gemeentesecretarissen krijgen hier een harde kluif aan.