De invoering van de jeugdwet
Denemarken
kampte tot een paar jaar geleden met precies dezelfde problemen als Nederland
nu: hoge kosten, een ingewikkeld systeem en een kwaliteit van zorg die te
wensen overlaat. Het land besloot haar zorgsysteem daarom in 2007 radicaal om
te gooien en de nadruk te leggen op interventie en preventie.
De vraag is dan ook: wat
zijn de Deense ervaringen met zeven jaar decentralisatie?
De Denen hebben zes jaar
de tijd genomen de jeugdzorg over te hevelen naar de gemeenten. In deze zes
jaar hebben ze behoorlijk wat kinderziekten uit het systeem moeten halen.
Voordat ze überhaupt aan de transitie begonnen, hebben ze ter voorbereiding het
aantal gemeenten gereduceerd. Maar in Nederland moet de overheveling vier keer
zo snel: in
anderhalf jaar tijd.
De bestuurslaag die zich
in Denemarken het dichtst bij de hulpbehoevenden bevindt is die van de
gemeenten, dus werd - zoals ook in Nederland - besloten om die verantwoordelijk
te maken voor de jeugdvoorzieningen. Eén verantwoordelijk bestuursorgaan, één
financieringsstroom, duidelijkheid dus.
Deense
gemeenten probeerden in eerste instantie kosten te besparen door zo goedkoop
mogelijke zorg in te kopen, waarbij ze minder letten op de kwaliteit. Ook
kochten ze vooral
lichte zorg in, ten koste van specialistische
zorg. Dat zorgde ervoor dat kinderen die meteen geholpen hadden kunnen worden
met specialistische zorg, nu eerst een (te) licht zorgtraject in werden
geslingerd. Na vele omzwervingen kwamen de meesten uiteindelijk wel in de
specialistische hulp terecht - als ze intussen niet waren afgehaakt - maar hun
problematiek was in de tussentijd verergerd.
Het inkoopbeleid van de
Deense gemeenten ging ten koste van de specialistische zorg. De overheid heeft
de eerste jaren na de transitie daarom extra geld beschikbaar moeten maken om
de schade te beperken.
In Denemarken begon de
decentralisatie zich vanaf 2011 uit te betalen. Vier jaar na de invoering in
2007 zijn de kosten van uithuisplaatsingen in Kopenhagen sterk afgenomen.
Volgens Anette Laigaard, bestuursvoorzitter Sociale Zaken Kopenhagen, is dit
het directe resultaat van vroeg ingrijpen. De kosten van preventieve zorg mogen
dan wel zijn gestegen; ze vallen in het niet bij de kosten die nu bespaard
worden op intensieve zorg.
Hoewel
het Deense beleid in hun steden goed werkt, is het in de dunbevolkte periferie
van het land geen onverdeeld succes. Daar hebben ze sinds de transitie te maken
met zogenoemde ‘zorgzwervers:’ ouders die verhuizen naar een andere gemeente
omdat het kind daar wel de zorg kan krijgen die het nodig heeft.
Marc Dullaert,
Nederlands’ Kinderombudsman die onderzoek heeft gedaan naar het Deense
jeugdbeleid, is bezorgd: ‘Er is in Denemarken rechtsongelijkheid ontstaan. De
toegankelijkheid van zorg is in de ene gemeente groter dan in de andere. Het
maakt dus uit in welke gemeente je woont, want dat bepaalt hoeveel zorg je als
kind krijgt.’
Verschillen in aanbod
hóeven niet onwenselijk te zijn. Eén van de voordelen van decentralisatie is
dat het aanbod van de zorg directer aan kan worden gesloten op de plaatselijke
behoefte. In Kopenhagen bestaat nu eenmaal een andere zorgbehoefte dan in Nørre
Bork.
Echter, er moet een
basisniveau gegarandeerd worden om fenomenen als de bovengenoemde
‘zorgzwervers’ te voorkomen. Opvallend genoeg wordt in de nieuwe Jeugdwet in
Nederland geen basisniveau van zorg beschreven. Terwijl dat essentieel is als
het zorgaanbod per gemeente kan verschillen.
Dat
niveau moet door een onafhankelijke toezichthouder worden bewaakt; het werkt
niet om gemeenten hun eigen controle te laten uitvoeren - een systeem dat in
Denemarken gefaald heeft. In Nederland geldt dit des te meer: vooral de
gespecialiseerde zorg moet goed in de gaten worden gehouden door een partij van
buitenaf, omdat hier, in tegenstelling tot Denemarken, ook de gesloten
jeugdzorg onder de verantwoordelijkheid van de
gemeenten komt.
De
Deense decentralisatie is nu, zo’n zeven jaar na aanvang, een gedeeltelijk
succes gebleken. De kosten begonnen na een jaar of vijf af te nemen, net als
het aantal uithuisplaatsingen. En het systeem is er in elk geval een stuk
overzichtelijker op geworden. Er is een breed draagvlak voor de korte en
directe lijn tussen gemeente en hulpbehoevende. Preventie en vroeg ingrijpen
werken; voorkomen is beter dan genezen.
De
Denen hebben ons laten zien wat het is om de jeugdzorg te decentraliseren. Ze
hebben ons voorgedaan wat werkt, en vooral wat níet werkt.
En toch lijkt Nederland
daar weinig lering uit te hebben getrokken. Vanuit Deens perspectief wordt de decentralisatie
op precies de verkeerde manier ingevoerd: in anderhalf jaar, terwijl zes jaar
voor de Denen nauwelijks genoeg bleek. Met minder geld, terwijl de Denen hebben
laten zien dat je moet investeren om het systeem lopend te krijgen. Zonder een
basisniveau van zorgkwaliteit, wat in Denemarken grote verschillen tussen
gemeenten
Het bovenstaande heb ik ontleend
aan een artikel van Tamara Woestenburg op de correnpondent.nl. Na lezing van
dit artikel begrijp ik beter waarom het CDA in de Tweede Kamer uiteindelijk
gestemd heeft tegen de nieuwe wet WMO. Het gaat inderdaad te snel. Hier kunnen
alleen maar rampen uit voortkomen. Denemarken is een waarschuwend voorbeeld.
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185