dinsdag 23 juli 2013


 

Mantelzorg.



Martin van Rijn, staatssecretaris VWS, heeft een brief over mantelzorg naar de Kamer gestuurd. In de Kamerbrief van 20 juli geeft Van Rijn de stand van zaken weer van zijn beleid voor de informele zorg. Hij schrijft op zoek te zijn naar effectieve financiële prikkels die de verbinding tussen informele en formele zorg kunnen verbeteren. Bijvoorbeeld over hoe drempels weg gehaald kunnen worden voor mensen die minder willen gaan werken om meer mantelzorg te kunnen leveren.

De staatssecretaris schrijft hierover: ‘Het feit dat iemand geen beroep kan doen op fiscale faciliteiten, die gericht zijn op werkenden, wanneer iemand niet of minder betaald werk is gaan doen, zou het kabinet niet willen kwalificeren als een drempel voor het verlenen van informele zorg.’ Over de mogelijkheid van een subsidie gaat Van Rijn niet verder in. Hij zoekt met de zorgaanbieders en de mantelzorg- en vrijwilligersorganisaties naar effectieve financiële prikkels.

De staatssecretaris gaat mensen niet verplichten om voor hun hulpbehoevende familie of buren te gaan zorgen. Niemand wordt gedwongen de billen te wassen van zijn buurman. Zulk soort lijfsgebonden zorg is werk voor mensen die ervoor zijn opgeleid. Van Rijn maakt daarmee een helder onderscheid tussen wat wel en wat niet tot het domein van onbetaalde krachten behoort. En passant rekent hij af met de wethouder in Deventer, die even dacht dat werklozen wel aan het wassen van mensen kunnen worden gezet. Dat gaat dus niet gebeuren.

Tegelijkertijd schetst Van Rijn een scenario waarin meer zorg voor elkaar onontkoombaar is. Mensen willen langer thuiswonen, en daaruit trekt hij de conclusie dat meer van de omgeving wordt gevraagd - de staatssecretaris noemt daar nadrukkelijk níet de overheid. Die overheid moet immers bezuinigen. Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor de langdurige zorg, maar hebben daarvoor minder geld dan het Rijk er nu voor uitgeeft. Ook de 200 euro die mantelzorgers krijgen voor hun onmisbare werk, komt daarmee jammer genoeg op losse schroeven te staan.

Maar het doet de staatssecretaris tekort hem alleen op de financiële kant te beoordelen. Hij wil geen verzekeringssamenleving, maar een samenleving waarin het de norm wordt dat mensen naar elkaar omkijken. Het is een wenkend perspectief, en politiek veelzeggend dat het uit de koker komt van een kabinet van PvdA en VVD, twee partijen die traditioneel niet zo veel op hebben met dit soort gemeenschapsdenken.

Dat het kabinet serieus op deze solidaire samenleving inzet, blijkt ook uit de top over arbeid en zorg, die het heeft aangekondigd. Mensen moeten meer voor elkaar zorgen, maar de overheid verlangt ook dat ze langer doorwerken, en dat vrouwen meer uren gaan werken. Hoe krijgen ze dat voor elkaar? En hoe wordt voorkomen dat die extra zorg voor zieke ouders, kinderen en hulpbehoevende omgeving gaat neerkomen op vrouwen, die al zestig procent van de mantelzorg voor hun rekening nemen?

Na de lijnen die de afzonderlijke bewindslieden hiervoor hebben uitgezet, wordt het hoog tijd dat ze daar gezamenlijk én met maatschappelijke organisaties over gaan praten. Nu al is zo'n tien procent van de mantelzorgers overbelast. Het moet ieders zorg zijn dat te verminderen.
De brief is niet overal in goede aarde gevallen. Mezzo, de belangenvereniging voor mantelzorgers , heeft kritiek. Ook de VNG vindt de plannen te vaag. De gemeenten moeten allerlei zorgtaken van het Rijk overnemen met minder budget. Dit levert problemen op.

Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185