Mantelzorg
Een paar
dagen geleden heb ik in deze weblog de aandacht gevestigd op de discussie die
Tonkens en van Duyvendak een dezer dagen hebben aangezwengeld over de
consequenties van het terugtreden van de overheid op het terrein van de zorg.
De nadruk die het kabinet op de affectieve maatschappij legt, leidt volgens hen
tot een afbreuk van de verzorgingsstaat. Het is volgens hen een sluipend proces met
grote consequenties.
In de
discussie over zelfredzaamheid en zorgverlening wordt vaak het dorp ten
voorbeeld gesteld. Op het platteland en in de dorpen zou de burenhulp nog volop
floreren. Naar aanleiding van het verschijnen van de Dorpenmonitor van het SCP
kunnen hier vraagtekens bij gezet worden. In VGN Magazine van vorige week werd
naar aanleiding van dit rapport de prangende vraag gesteld of de overheid niet
teveel van de burger verwacht. Na lezing van het artikel ben je geneigd deze
vraag bevestigend te beantwoorden en in te stemmen met de slotopmerking in het
artikel: “ Als zelfs de dorpse schijn al bedriegt, moet voor de praktijk in de
steden worden gevreesd.”
Politiek
gaat het schijnbaar toch de andere kant op. Gemeenten ontvangen minder van het
Rijk dan zij aan WMO-hulp uitgeven, zo konden we vorige week lezen. In zijn
brief over langdurige zorg schrijft staatssecretaris van Rijn dat burgers
moeten terugvallen op hun sociale netwerken; hij wil het alleen nog niet
verplicht stellen. En wat doet de VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, nu?Zij vindt het standpunt van de
staatssecretaris te vrijblijvend; de VNG wil dat gemeenten de mogelijkheid
krijgen om mensen die langdurige zorg aanvragen, te verplichten om steun bij
hun familie te zoeken. Als dit niet verplicht wordt gesteld wordt de zorg onbetaalbaar. Daarom zouden gemeenten
doorzettingsmacht voor langdurige zorg moeten krijgen. Ja, ja!
Zo breken we
alleen maar af en bouwen we niets op!