Participatie
Vorige week woensdag vond in de Tweede Kamer het debat over de
participatiesamenleving plaats. In de troonrede had het kabinet de koning de
woorden over de participatiesamenleving in de mond gelegd. Tot vorige week was
het kabinet naar het oordeel van de Kamer er onvoldoende in geslaagd duidelijk
te maken wat het nu eigenlijk met die woorden bedoelde. Premier Rutte moest het
in de Kamer komen uitleggen. Met name Arie Slob van de ChristenUnie had daarop
aangedrongen.
Woensdag maakte Rutte het op zijn Ruttiaans in drie zinnen
duidelijk: hij ziet de participatiemaatschappij niet als na te jagen doel, maar
als term die de huidige samenleving beschrijft. Een feitelijke constatering
derhalve. “ De participatiemaatschappij is geen na te streven heilstaat. Het is
geen einddoel. Sterker nog: we roepen mensen zelfs niet op te participeren ” Zo
zei hij het letterlijk woensdagavond.
De woorden van Rutte roepen verbazing op. De woorden in de
troonrede suggereerden op zijn minst dat de participatie maatschappij het einde
van de verzorgingsstaat met zich mee zou brengen. En dit laatste ontkende Rutte
nu met even zoveel woorden: de burgers moeten zoveel als zij kunnen bijdragen
aan de samenleving. Wie daar niet toe in staat is, moet op de overheid kunnen
rekenen.
Dit antwoord was een tegenvaller. Het toonde wederom aan dat het
kabinet geen ideologische gedachte achter het begrip participatiesamenleving
heeft en feitelijk ook geen maatschappijvisie voor de lange termijn. Is het dan
toch niet meer dan een goedmakertje voor bezuinigingen op de zorg? Het lijkt er
sterk op.
In het Kamerdebat wierp met name de SP de vraag op of burgers nog
niet genoeg participeren, gezien de vele vrijwilligers en mantelzorgers in het
land. Suggereert het kabinet in feite niet, zo vroeg de SP zich af, dat veel
Nederlanders in een hangmatje onder de zon liggen en niet participeren, maar
parasiteren? Ik ben geneigd te zeggen: hier zit een kern van waarheid in!