maandag 16 juni 2014


Inspectierapport IGZ.

 

Er is nogal wat commotie ontstaan over de ontslagen in de ouderenzorg die dezer dagen aangezegd zijn. Deze  ophef op zich is niet terecht. Immers als je weet dat er 25% in de ouderenzorg bezuinigd gaat worden, dan weet je dat ontslagen met zich meebrengt. De ophef zou veel meer moeten gaan over de snelheid waarmee deze transitie wordt doorgezet. Bijna van de ene dag op de ander dag wordt de lijn die we in dit land sinds de jaren 50 van de vorige eeuw gevolgd hebben afgebroken. Wij hebben onze ouderen opgenomen in bejaardenhuizen en daarmee families ontlast van de zorg voor hun ouderen. Bejaardenhuizen werden  verzorgingshuizen voor onze bejaarde ouders. Met deze lijn wordt nu radicaal gebroken.


Voor deze transitie kan men nog wel begrip hebben. Onacceptabel is dat het van de ene dag op de andere gebeurt. Zonder dat er voldoende mantelzorgers  zijn aangetrokken. En dit laatste is eigenlijk onverteerbaar.

Dezer dagen heeft de inspectie voor de Gezondheidszorg een rapport over de ouderenzorg in ons land laten verschijnen. In dit rapport staat dat er hard gewerkt wordt  in de ouderenzorg en dat de medewerkers zeer gemotiveerd zijn. Het verbeteren van de kwaliteit van de ouderenzorg gaat echter langzaam. Daardoor blijven tekortkomingen bestaan in de zorgverlening. Instellingen zijn onvoldoende gericht op het steeds verbeteren van de zorg in de praktijk. Bij meer dan de helft van de verpleeg- en verzorgingshuizen passen de kennis, vaardigheden en beschikbaarheid van medewerkers niet bij de zorgbehoefte van de cliënten. Dat verschil wordt bovendien steeds groter doordat de zorgvraag complexer wordt.

Over het algemeen hebben instellingen wel beleid ontwikkeld voor de kwaliteit van zorg, maar de toepassing ervan in de praktijk laat nogal eens te wensen over. Er zijn instellingen die steeds vernieuwen en blijven werken aan nog betere en veiligere zorg. Er zijn echter ook organisaties waar het om allerlei redenen niet lukt om de zorg te verbeteren. De meeste instellingen hebben wel goed voor ogen hoe de zorg georganiseerd moet worden, maar moeite om beleid om te zetten in praktijk. Deze verschillen bestaan niet alleen tussen de verschillende zorgconcerns, bij grote organisaties kan de kwaliteit per huis en zelfs per afdeling sterk verschillen.

Met de motivatie en betrokkenheid van medewerkers zit het wel goed, ze vinden hun werk leuk en zinvol. Ze geven echter ook aan dat ze vaak te weinig tijd hebben om persoonlijke aandacht aan de cliënten te besteden. Bij meer dan de helft van de zorgconcerns waren de kennis, vaardigheden en beschikbaarheid van medewerkers niet afgestemd op de zorgbehoefte van de cliënten. Die zorgbehoefte wordt steeds complexer, maar de deskundigheid van het personeel groeit onvoldoende mee. Vaak is de (bij)scholing niet goed toegespitst op de doelgroep of te vrijblijvend.

Iedere organisatie werkt met zorgplannen. Maar vaak staat daar niet duidelijk in wie waar verantwoordelijk voor is. Ook zag de inspectie regelmatig dat zorgproblemen niet zijn uitgewerkt in concrete doelen en acties. Daardoor weet de cliënt of zijn familie niet wat er gaat gebeuren en is ook niet goed na te gaan of de zorg het gewenste resultaat heeft. Vooral dat laatste is belangrijk voor continue verbetering.

Bijna ieder zorgconcern heeft kwaliteitsbeleid, protocollen en richtlijnen. Veel protocollen zijn echter verouderd. De diagnose, behandeling en/of evaluatie worden vaak niet multidisciplinair aangepakt. Dat wordt steeds belangrijker omdat de zorgvraag steeds complexer wordt. Zowel het zorgveld als de inspectie besteedt al jaren veel aandacht aan medicatieveiligheid en het terugdringen van vrijheidsbeperking. De inspectie had daarom verwacht meer verbeteringen te zien op die onderwerpen.


Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185