Inspectierapport IGZ.
Er is nogal wat commotie ontstaan over de ontslagen in de ouderenzorg
die dezer dagen aangezegd zijn. Deze ophef op zich is niet terecht. Immers als je
weet dat er 25% in de ouderenzorg bezuinigd gaat worden, dan weet je dat
ontslagen met zich meebrengt. De ophef zou veel meer moeten gaan over de
snelheid waarmee deze transitie wordt doorgezet. Bijna van de ene dag op de
ander dag wordt de lijn die we in dit land sinds de jaren 50 van de vorige eeuw
gevolgd hebben afgebroken. Wij hebben onze ouderen opgenomen in bejaardenhuizen
en daarmee families ontlast van de zorg voor hun ouderen. Bejaardenhuizen werden
verzorgingshuizen voor onze bejaarde
ouders. Met deze lijn wordt nu radicaal gebroken.
Voor deze transitie kan men nog wel
begrip hebben. Onacceptabel is dat het van de ene dag op de andere gebeurt.
Zonder dat er voldoende mantelzorgers zijn aangetrokken. En dit laatste is eigenlijk
onverteerbaar.
Dezer dagen heeft de
inspectie voor de Gezondheidszorg een rapport over de ouderenzorg in ons land
laten verschijnen. In dit rapport staat dat er hard gewerkt wordt in de ouderenzorg en dat de medewerkers zeer
gemotiveerd zijn. Het verbeteren van de kwaliteit van de ouderenzorg gaat
echter langzaam. Daardoor blijven tekortkomingen bestaan in de zorgverlening.
Instellingen zijn onvoldoende gericht op het steeds verbeteren van de zorg in
de praktijk. Bij meer dan de helft van de verpleeg- en verzorgingshuizen passen
de kennis, vaardigheden en beschikbaarheid van medewerkers niet bij de
zorgbehoefte van de cliënten. Dat verschil wordt bovendien steeds groter
doordat de zorgvraag complexer wordt.
Over het algemeen hebben instellingen wel beleid
ontwikkeld voor de kwaliteit van zorg, maar de toepassing ervan in de praktijk
laat nogal eens te wensen over. Er zijn instellingen die steeds vernieuwen en
blijven werken aan nog betere en veiligere zorg. Er zijn echter ook
organisaties waar het om allerlei redenen niet lukt om de zorg te verbeteren.
De meeste instellingen hebben wel goed voor ogen hoe de zorg georganiseerd moet
worden, maar moeite om beleid om te zetten in praktijk. Deze verschillen
bestaan niet alleen tussen de verschillende zorgconcerns, bij grote
organisaties kan de kwaliteit per huis en zelfs per afdeling sterk verschillen.
Met de motivatie en betrokkenheid van medewerkers zit
het wel goed, ze vinden hun werk leuk en zinvol. Ze geven echter ook aan dat ze
vaak te weinig tijd hebben om persoonlijke aandacht aan de cliënten te
besteden. Bij meer dan de helft van de zorgconcerns waren de kennis, vaardigheden
en beschikbaarheid van medewerkers niet afgestemd op de zorgbehoefte van de
cliënten. Die zorgbehoefte wordt steeds complexer, maar de deskundigheid van
het personeel groeit onvoldoende mee. Vaak is de (bij)scholing niet goed
toegespitst op de doelgroep of te vrijblijvend.
Iedere organisatie werkt met zorgplannen. Maar vaak
staat daar niet duidelijk in wie waar verantwoordelijk voor is. Ook zag de
inspectie regelmatig dat zorgproblemen niet zijn uitgewerkt in concrete doelen
en acties. Daardoor weet de cliënt of zijn familie niet wat er gaat gebeuren en
is ook niet goed na te gaan of de zorg het gewenste resultaat heeft. Vooral dat
laatste is belangrijk voor continue verbetering.
Bijna ieder zorgconcern heeft kwaliteitsbeleid,
protocollen en richtlijnen. Veel protocollen zijn echter verouderd. De
diagnose, behandeling en/of evaluatie worden vaak niet multidisciplinair
aangepakt. Dat wordt steeds belangrijker omdat de zorgvraag steeds complexer
wordt. Zowel het zorgveld als de inspectie besteedt al jaren veel aandacht aan
medicatieveiligheid en het terugdringen van vrijheidsbeperking. De inspectie
had daarom verwacht meer verbeteringen te zien op die onderwerpen.
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185