WMO-budget
Het
budget dat gemeenten krijgen voor de uitvoering van de Wmo 2015 wordt op een
nieuwe manier verdeeld. In plaats van een verdeelmodel gebaseerd op historische
waarden, zal een nieuw, objectief model gehanteerd worden. 106 gemeenten gaan
in dit nieuwe model er tien euro per inwoner op achter uit ten opzichte van het
oude model.
Een rapport over het nieuwe verdeelmodel is afgelopen
vrijdag gepubliceerd op invoeringwmo.nl. In het stuk leggen onderzoekers van
bureau Andersson Elffers Felix uit hoe het nieuwe verdeelmodel werkt waarmee
3,6 miljard euro aan Wmo-geld vanaf 2016 over de Nederlandse gemeenten verdeeld
zal worden. Het grote verschil is dat in het oude model gekeken werd naar
historische waarden van zorggebruik per gemeente, terwijl het nieuwe model het
verwachte aantal indicaties voorspelt door naar een aantal demografische
factoren te kijken zoals de gemiddelde leeftijd, hoeveelheid
eenpersoonshuishoudens, hoeveelheid minderheden, et cetera.
Als de twee modellen naast elkaar gelegd worden blijkt dat
voor een aantal gemeente de bedragen per inwoner in het objectieve verdeelmodel
afwijken van die van het historische budget. In sommige gevallen is deze
afwijking negatief, in andere positief. Er zijn maar weinig gemeenten waar het
budget meer dan veertig euro per inwoner verandert. Toch zijn er 106 gemeenten
die er meer dan tien euro per inwoner op achteruit gaan. Verschillen worden
volgens de onderzoekers in veel gevallen veroorzaakt door de jaarlijkse
fluctuaties die in kleinere gemeenten grotere invloed hebben op het historisch
zorggebruik. Daarom wijken de bedragen vaker af in kleinere gemeenten.
Exacte cijfers per individuele gemeente voor het objectieve verdeelmodel
verschijnen pas in de septembercirculaire. Maar uit het rapport van AEF zijn al
wel de grootste voor- en nadeelgemeenten te
destilleren. Ongeveer een kwart van de gemeenten gaat er in het objectieve
verdeelmodel meer dan 10 euro per inwoner op achteruit. De nadeelgemeenten
zitten vooral in de categorie 50 tot 100 duizend inwoners. Gemiddeld leveren
deze gemeenten een kleine 5 euro per inwoner in. Voordeel hebben de kleine
gemeenten (tot 20 duizend inwoners) en de steden met meer dan 100 duizend
inwoners. Zij gaan er gemiddeld 2 euro per inwoner op vooruit. Voor de
gemeenten tussen de 20 en 50 duizend inwoners maakt het niet veel uit of het
Wmo-budget op basis van historie of van objectieve criteria wordt verdeeld.
Twee gemeenten die in het bijzonder opvallen zijn Urk en
Staphorst. Naar aanleiding van het grote negatieve verschil tussen het
historisch en objectief budget, is onderzocht of er een verband bestaat tussen
de aanwezigheid van een orthodox-protestantse gemeenschap en het zorggebruik.
Dit verband bleek niet te bestaan, waarmee Urk en Staphorst twee opvallende
negatieve uitschieters zijn, maar niet verklaard worden door objectieve
factoren.
Hier is het gehele rapport te lezen. Rapport def
verdeelmodel Wmo 2015
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185