woensdag 26 september 2012



 

WMO


Gemeenten voelen zich o zo belangrijk. In hun beleving staan zij in het centrum van het gebeuren. Zo hebben dan ook het idee dat zij alles in de gaten moeten houden en moeten reguleren. Zaken uit handen geven of zich moet bepaalde zaken zich niet bemoeien, valt hen heel lastig. Op alle mogelijke terreinen is dit zichtbaar.

Gemeenten hebben sterk de neiging in alles en nog wat de regie op zich te nemen. Er moest eens iets gebeuren dat aan de aandacht ontsnapte. Gevolg is dat gemeenten maar heel langzaam afslanken en veel te weinig aan maatschappelijke krachten overlaten. Dit kost de belastingbetaler onnodig veel klauwen met geld. Het kan veel efficiënter en doelmatiger.

En als de gemeente dan al een beroep op de samenleving doet, gebeurt dit vaak erg onrealistisch. Deze gedachte is ook te vinden in het proefschrift van Marja Jager-Vreugdenhil, waarop zij deze week promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Sociale structuren zoals buurten, mantelzorgers en kerken worden volgens haar te veel voor het karretje van de gemeenten gespannen. De gemeenten faciliteren hen te weinig om vanuit hun eigen cultuur en motivatie zorgtaken op zich te nemen.

In haar onderzoek bestudeerde zij de zorgbereidheid van buurten met een hoge sociale verbondenheid. Zij concludeert dat buurten samenhangen van regels die zorgzaamheid beperken. “ Een goede buur doet zo kort mogelijk en beroep op de zorg van een ander en schakelt zo snel mogelijk de hulp in van professionele zorg. De WMO gaat juist uit van buren die zo lang mogelijk voor elkaar zorgen om professionele zorg te beperken. ”
Als Marja Jager gelijk heeft, gaat de WMO van verkeerde premissen uit. Ik ben het wel met haar eens als zij zegt dat mantelzorgers niet mensen zijn die dure zorgtaken uitvoeren, maar veel meer mensen zijn die doen wat op hun pad komt uit liefde voor anderen.

Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185