Krimp
Ik volg vrij nauwgezet de berichten over de demografische ontwikkeling in ons land. Allereerst, omdat ik er in geïnteresseerd ben en ook omdat het van belang is voor de planning van allerlei zaken deze ontwikkeling zo goed mogelijk te kennen en te voorzien. In deze web-log heb ik al verschillende keren aandacht aan dit onderwerp besteed.
Met belangstelling heb ik de nieuwste studie van het Planbureau voor de Leefbaarheid op dit terrein gelezen, die onlangs verschenen is. Nederland in 2040: een land van regio’s, zoals deze studie heet, geeft het actuele beeld van de stand van zaken zoals wetenschappers verwachten hoe de ontwikkeling zal lopen. De studie zelf geeft een aantal handreikingen die ook voor ons bruikbaar zijn.
In dit rapport toont het PBL aan dat de groei van bevolking, mobiliteit en werkgelegenheid na jarenlange groei gaat afvlakken. In toenemende mate ontstaan regio’s waar groei en krimp beiden mogelijk zijn. Dit vraagt om een nieuw – flexibel – beleid. Het PBL constateert dat de Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(2011) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu deze nieuwe opgave wel erkent, maar dat het beleid nog niet voorziet in een breder palet aan strategieën om om te gaan met het naast elkaar voorkomen van krimp, groei en onzekerheid daarover.
Volgens het PBL zal beleid nodig zijn dat minder dan voorheen voorziet in grote investeringen en projecten voor de langere termijn. Bijvoorbeeld in de vorm van flexibel inzetbare instrumenten om pieken in woningvraag of mobiliteitsbehoefte op te vangen; regionale afstemming om overinvesteringen te voorkomen; goede monitoring om tijdig te handelen en adaptieve planning om zorgvuldig en effectief met beperkte middelen om te gaan. Het PBL waarschuwt dat decentralisatie van beleid de onzekerheid met betrekking tot groei en of krimp vergroot.
Letterlijk schrijven de onderzoekers in hun rapport:
Het ruimtelijk beleid is decennialang gericht geweest op groei. Het vraagt een forse omslag in het denken om met krimp te kunnen omgaan. Na een ontkenningsfase zijn er vaak pogingen om krimp te bestrijden door het
aantrekken van bevolking. Het risico van dergelijk beleid is een vergroting van de uiteindelijke leegstand.
Krimp vraagt om tijdig anticiperen en een strategie van begeleiden in plaats van bestrijden. Belangrijke aandachtspunten zijn coördinatie en financiering. Er is regionale samenwerking nodig tussen lagere overheden, bedrijfsleven, woningcorporaties en belangenorganisaties. Rijk en provincies kunnen bijdragen aan de bewustwording van de krimpproblematiek en aan het ontwikkelen van regionaal instrumentarium (Verwest & Van Dam 2010).
Bij krimp is een parallel te trekken met leefbaarheid in de dorpen:
Onderzoek op dat thema wijst uit dat er geen duidelijke samenhang is tussen de ontwikkeling van het aantal inwoners, de economische vitaliteit en de ontwikkeling van het lokale voorzieningenniveau (Thissen 1995). Voorzieningen zijn echter geen voorwaarde voor leefbaarheid; de bereikbaarheid is dat wel (Gardenier et al. 2011).Leefbaarheid hangt vooral samen met (bereikbaarheid van) voorzieningen voor autoloze groepen, vooral ouderen en jongeren. Scholen, supermarkten en postkantoren hebben al jaren te maken met schaalvergroting. Het bijbouwen van enkele huizen brengt de supermarkt in kleine kernen niet meer terug. Het bevorderen van meer woningbouw op het platteland vanwege leefbaarheidsmotieven mist dan onderbouwing (Horsten van Santen et al. 1998).
Hier moeten we toch eens goed over nadenken. Klopt deze stelling? In de absoluutheid waarmee hij geponeerd wordt, zeerzeker niet!
Voor reactie mail naar wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 0653627185