Een afwachtende gemeente
Sinds de invoering van de Gemeentewet in 1851 hebben de
Nederlandse gemeenten een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. In de loop
van de tijd zijn de gemeenten veel pro-actiever gaan optreden. Het passen op de
winkel maakte plaats voor veel meer aandacht voor het vormgeven van de
gemeentelijke omgeving. In de tweedehelft van de 19e een en het
begin van de 20e eeuw lag de nadruk op de sociale woningbouw en de
aller noodzakelijkste ondersteuning van de zwakkeren in de samenleving.
Vanaf de tweede helft van de 20e
eeuw kregen met de komst van de
welvaartsstaat de gemeenten een geweldige schwung. Het takenpakket van de
gemeenten werd aanzienlijk uitgebouwd tot bij de crisis van 2007 de conclusie
getrokken moest worden dat de bomen niet meer tot inde hemel groeiden en de
gemeenten dus hun taken noodgedwongen moesten bepreken.
Aanvankelijk probeerden gemeenten met de
kaasschaafmethode hun uitgaven te beperken. Op de duur kom hiermee niet
volstaan worden. Via kerntakendiscussies werden gemeentelijke taken afgeschoven en aanzienlijke bezuinigingen op
het gemeentelijke apparaat en de gemeentelijke diensten doorgevoerd. Zoals
altijd het geval was, werden op nu bezuinigingen vooral op de sociale taken van
de gemeenten neergelegd. De burgers moesten zelf meer gaan doen en vrijwillig
hulp gaan verlenen aan hun medemensen. Participatie werd dit met een mooi woord
genoemd. In feite was het niets anders dan de herinvoering van wat vroeger
burenhulp en naastenliefde heette. Rond
de eeuwwisseling sprak men over het maatschappelijk middenveld, de civil
society. De laatste tijd hoor ik – vreemd genoeg - deze term nog maar heel zelden.
Gemeenten zijn zich ook afwachtender gaan opstellen.
Het ambtenarenapparaat werd ingekrompen. Dit leidde tot minder ambtenaren en
leegstaande afdelingen van gemeentehuizen. In een aantal gemeenten wordt al
onderzocht of een gedeelte van het gemeentehuis verhuurd kan worden aan derden.
In b.v. Gemert-Bakel en Laarbeek wordt dit serieus overwogen.
Naast een uitvoerende taak die de gemeente wettelijk
is opgelegd en die door de decentralisatie alleen maar groter wordt, heeft de
gemeente ook de taak te zorgen voor het welzijn van haar burgers. De laatste
Jaren is er een terugtrekkende beweging bij gemeenten te bespeuren. Zij roepen
zich niet meer zozeer geroepen om allerlei ontwikkelen te entameren; liever
laten zij dit aan het particuliere initiatief over. Gemeenten trekken zich
steeds meer terug en beperken zich tot coördineren en faciliteren. Vaak
betekent dit de gemeenten een afwachtende houding aannemen.
Ook hier in Laarbeek is dit steeds meer het geval. We
zagen dit bij de discussie over de invulling van de Heuvel en nu weer in de
Retailnota. De gemeente wacht af wat het particulier initiatief oplevert. Ze
neemt niet zelf het initiatief. We wil ze eventuele initiatieven faciliteren.
In de Retailnota schrijft het college:
“ Door de
bezuinigingen is er in de begroting geen geld opgenomen voor nieuw beleid.
Aangezien er van de middelen uit het Economisch Plan na alle verplichtingen
niet veel meer over is, kan overwogen worden om bij de behandeling van de
kadernota 2017 opnieuw middelen beschikbaar te stellen. ”
Maar heel snel doen, zou ik zo zeggen.
Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel
0653627185