dinsdag 13 mei 2014



                                      Nieuw model voor de begroting


In de commissievergadering van Algemeen Bestuur op maandag 11 mei j.l. legde het college een nieuwe programma-opzet voor de begroting 2015 voor aan de commissie. Lisette van Veijfeijken presenteerde het voorstel.

Er bestaat al wat langer enige onvrede over het model dat Laarbeek sinds 2009 hanteert. Toentertijd heeft de raad op voostel van Sturend Laarbeek gekozen voor het op dat moment redelijk revolutionair model van Waar staat je gemeente? Het zgn. burgerschapsmodel. Hierin werd de begroting opgedeeld in een zestal programma’s met de burger als Leitmotiv. Gemeenten konden via de benchmark van Waar staat je gemeente? hun positie bepalen. Met deze indeling van de begroting stelde Laarbeek de burger centraal. Hiermee liep Laarbeek al enigszins vooruit op de participatiemaatschappij, waar iedereen sinds de troonrede van dit jaar de mond vol van heeft. Misschien is die participatiemaatschappij toch niet zo nieuw als menigeen schijn te denken!

In de loop van de jaren zijn de nadelen van een begroting op basis van het burgerschapsmodel is steeds duidelijker geworden. Voor de kaderstelling van de raad werkt dit model niet naar behoren. Het is voor de raad lastig met deze burgerschapsbegroting te werken. Het model richt zich te sterk op een speciaal jaar; het overzicht is lastig te vatten en het continuüm raakt uit het zich. Ook KING, het kwaliteitsinstituut van de Nederlandse gemeenten, beschouwt het model als achterhaald. Samenwerking g met burgers is vanzelfsprekend. Vandaar dat KING een nieuwe thema-indeling heeft gemaakt. KING kiest voor 5 thema’s: Veiligheid, Woonklimaat en leefklimaat, Gezondheid, welzijn en zorg, Directe dienstverlening en Relatie tussen burgers en bestuur.

Mij is in de toelichting op deze nieuwe indeling niet duidelijk geworden welke criteria aan deze opzet ten grondslag hebben gelegen. Op het eerste gezicht kan ik deze niet ontdekken. Het burgerschapsmodel ging uit van een duidelijk principe: de burger, niet de gemeente, staat centraal. Dat was toentertijd een vernieuwend uitgangspunt. Een dergelijk vernieuwend en programmatisch principe zou ook leidend moeten zijn bij een nieuwe indeling. Welk zou dat  moeten zijn? Gaandeweg de bijeenkomst begon ik te denken aan “de terugtredende overheid “ Dit gaat het beeld van de toekomst worden- van terugtredende overheid naar teruggetreden overheid.

Terecht werd in de vergadering gesteld dat met het aantreden van een nieuwe raad het natuurlijke moment voor verandering is aangebroken. De commissie werd een keuze voorgelegd uit een vijftal mogelijke indelingen. In meerderheid koos de commissie uiteindelijk voor het nieuwe model van KING. Even werd nog overwogen om te kiezen voor een indeling volgens een van de Peelgemeenten. Persoonlijk vond ik dat dit op dit moment een stap te ver is. De verschillende Peelgemeenten zitten op dit punt bepaald niet op een lijn; er is ook geen model in de Peel dat er bij wijze van spreken uitspringt. Als je op dit punt iets met de Peel wilt, zou het een streven naar meer uniformiteit moeten zijn. Dat is nu nog een stap te ver: Peel 6.1. gaat momenteel nog niet verder dan gezamenlijke uitvoering.
Het voorstel Van KING moet de komende tijd vertaald worden naar de Laarbeekse situatie. Een voorzet is al gemaakt. Nadrukkelijk zal gekeken moeten worden hoe dit uitpakt en/of de verschillende programma’s een beetje gelijkwaardig zijn. Dit in verband met het autorisatie-niveau.

Natuurlijk in een programma begroting gaat het primair om de inhoud. De begroting is ook de uitdrukking van een idee. Dat verbindende idee moet prominent tot uitdrukking komen in de opzet van de begroting.

Voor reactie wphvanosch@onsbrabantnet.nl of bel 053627185