Voor spek en bonen
Burgerparticipatie
is en blijft een lastig traject. Heel veel gemeenten worstelen ermee. Wie wil
niet de burgers zoveel mogelijk bij de politiek en het bestuur betrekken. Burgers
hebben vaak het idee dat burgerparticipatie een farce is en dat zij er voor
spek en bonen bij zitten. De gemeente doet toch maar alleen wat zij zelf wil.
Zo wordt het vaak gevoeld en ook uitgesproken.
Vaak starten
gemeenten een burgerparticipatie project om draagvlak te verwerven. Ik bespeur
dat ook bij bepaalde onderdelen van het participatie beleid van de gemeente Laarbeek. Uiteindelijk werkt
dit alleen maar averechts. Burgers voelen zich dan voor een karretje gespannen.
Bij een tweede keer bedanken zij daar
feestelijk voor.
Dat deze
insteek bij heel veel gemeenten meespeelt, wordt ook duidelijk in een enquête die de Vereniging Nederlandse Gemeenten in 2009
hield onder haar leden. Op de vraag waarom de gemeente burgerparticipatie
stimuleert, zei 70 procent dat het hen niet zozeer om de kwaliteit van een
plan te doen is, maar vooral om het „creëren van draagvlak”.
Vaak
beslissen overheden die vragen naar de mening van de burger uiteindelijk iets
anders. Een proces waarin burgers mogen
meedenken is heel leuk, maar het blijft soms onduidelijk wat er met hun input
gebeurt. Dat is niet raar in een coalitiepolitiek. Maar het probleem is dat
burgers er gefrustreerd van raken. Als de politiek hun voorstel niet overneemt,
vragen ze zich af of ze niet voor de bühne hebben meegepraat.
Het
gevolg is dat de burger zich niet serieus genomen voelt. Zo leidt participatie
juist tot een grotere kloof tussen politiek en burger. Mensen worden cynisch
over de politiek als ze het gevoel krijgen dat ze voor niets zijn geraadpleegd.
Bij een volgende keer laten zij het afweten. Er zijn hiervan in het land
verschillende voorbeelden. In de literatuur heeft men hiervoor de term ‘zuredruivenmechanisme’ bedacht . Als je een
keer een zure druif eet, heb je er de volgende keer geen trek meer in. Zo is
het ook bij mislukte burgerparticipatie.